Rebels en beminnelijk
(1978)–Belle van Zuylen– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Belle van Zuylen-madame de Charrière (1740-1805) aan Constant d'Hermenches, James Boswell, Benjamin Constant en anderen 1760-1805
Aan Chambrier d'Oleyres, 17 april 1790Zoals u zegt moet men voor het ogenblik de heer en mevrouw Necker en Mme de StaëlGa naar eind33. met rust laten - en bovendien voor mijn gevoel de letteren, de romans, de Meyers, de CécilesGa naar eind34., want van alles wat niet met politiek te maken heeft, is de mode voorbij of onderbroken, en de mensen logenstraffen in werkelijkheid alle deugden waarmee men de mensen der verbeelding zou willen sieren. Hoe kan iemand op dit moment illusie wekken? Wie zou kunnen geloven aan de zuiverheid, de belangeloosheid, de dankbaarheid, aan de ziele-adel, die u zo graag geschilderd ziet? Laten degenen die dat in zich voelen, elkaar maar opzoeken, gesprekken voeren, elkaar schrijven, volgens mij is dat het beste wat ze doen kunnen. Dit gezegd zijnde, beveel ik mij ganz, sehr, of zum schönste bij u aan. Wordt dat niet zo ongeveer gezegd? Als mijn literaire ijver of een betere opinie over mijn medemens terug mocht keren, en als dat nieuwe enthousiasme iets op zou leveren, zal ik u snel als ingewijde confrater | |
[pagina 82]
| |
beschouwen, aan wie alles gezegd kan en moet worden. U hebt van mij geen geheimzinnigheid, maar wel verveling te vrezen. |
|