Rebels en beminnelijk
(1978)–Belle van Zuylen– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Belle van Zuylen-madame de Charrière (1740-1805) aan Constant d'Hermenches, James Boswell, Benjamin Constant en anderen 1760-1805
Aan Chambrier d'Oleyres, februari 1790Ik ben overtuigd van de vriendelijkheid van Mme de Vassy en ik heb alleen maar over haar brief geschreven. Mme de Staël ken ik niet, ik geloof dat ze veel geest bezit, maar van een soort waarvan ik niet houd. Naar alle waarschijnlijkheid zal ik ze geen van beiden ontmoeten en eerlijk gezegd zou ik niet naar de deur van mijn kamer lopen om ze te zien. Voor mijn nieuwsgierigheid heb ik genoeg mensen gezien; als ik nog eens iemand zou willen ontmoeten, dan zou het moeten zijn om mijn leven te veraangenamen en om altijd, of tenminste van tijd tot tijd, met die iemand te leven. Mijn misantropie is sinds mijn laatste brief verzacht en onderbroken door uw familielid Caroline ChambrierGa naar eind31.. Ik ben op haar gesteld en om niet op haar gesteld te wezen zou je haar werkelijk niet moeten kennen of niet aanvoelen wat ze is en wat ze waard is. Als ik een zoon had, zou ik haar het hof maken, dat heb ik ook tegen haar zelf gezegd. Ook nu zal ik het trouwens niet nalaten en ik zal proberen mij haar grote genegenheid en de sympathie die ze voor mij heeft te bewaren. U zou lachen als u haar bij mij zag komen zitten, en daar stilletjes blijven, haast roerloos, uren lang, dagen lang, tot middernacht, één, | |
[pagina 81]
| |
twee uur. Ik weet niet waar ik dat aan te danken heb, maar ik vind het heerlijk; wat een kostbare bundeling van de aangenaamste eigenschappen! |
|