Rebels en beminnelijk
(1978)–Belle van Zuylen– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Belle van Zuylen-madame de Charrière (1740-1805) aan Constant d'Hermenches, James Boswell, Benjamin Constant en anderen 1760-1805
Aan Ditie van Tuyll van Serooskerken, 7 november 1768Ik stuur je, geloof ik, een nogal prettig nieuwtje, vandaag namelijk heeft moeder zich, na zorgvuldige en verstandige voorbereidingen, laten inenten. Meneer Williams, die meer door studie dan door praktische ervaring arts is, heeft de inenting uitgevoerd. Hij kent de methode van Sutton zonder een van zijn ingewijde zendelingen te zijn. Meneer Hahn, onze eerste arts, heeft hem zijn lof niet kunnen onthouden, hoe karig hij daar | |
[pagina 74]
| |
ook mee is. Maar alles wat je van hem ziet en alles wat hij zegt, wijst op een man met gezond verstand, een voorzichtig en vaardig arts en een zeer oprecht, eenvoudig en gevoelig mens. Sinds twee dagen woont hij bij ons in en hij blijft hier zolang de ziekte duurt. De inenting is in de twee armen opgekomen; ik ben gerust en tevreden. Mijn moeder lijkt ook erg blij met het genomen besluit. Zolang de voorbereiding duurde stond dat nog niet zo vast, dat ze zich voorbehield om er bij de geringste verandering in haar gedachten of bij de minste afkeer die ze zou kunnen voelen, weer op terug te komen en om niet uit menselijk opzicht gehinderd te worden, had ze haar geheim alleen toevertrouwd aan meneer Brown, aan wie het wel verteld moest worden. Haar geheim werd braaf bewaard en zelfs nu weten de mensen nog niet wat meneer Williams hier doet. Een paar slimme speculanten spotten echter met het geheim dat we willen bewaren, want ik ben het natuurlijk die mij voor de vierde keer laat inenten. Je broer Willem wist niet wat hij denken moest toen hij gisteravond thuiskwam en mij met een onbekende piket zag zitten spelen. Ik bracht hem gauw op de hoogte, hij was verwonderd en volkomen gerustgesteld. Me dunkt, dat mijn lieve moeder soms een beetje humeurig is en het nog wel meer zal worden, en dat ze het bij voorkeur op mij afreageert. Ik beklaag me daar niet over, maar ik ben er zelf wanhopig over dat ik niettegenstaande de beste bedoelingen die ooit door enig hart ter wereld werden gekoesterd, niet die zachtheid en die nuchterheid weet te verkrijgen die elke bron van humeurigheid zou kunnen voorkomen en opruimen. Mijn situatie is in dat opzicht niet erg gemakkelijk, want vaak is het alsof ze het niet buiten mijn mening kunnen stellen, en wanneer ik die geef met de nare levendigheid die mij is aangeboren, beval ik hun niet en worden ze boos op me. Dat zou helemaal niet erg zijn, als ik mij kon verbeteren. Voordat zij met zichzelf bezig was, dacht moeder alleen maar aan jou. Maar je brief heeft ons erg gerustgesteld over je gezondheid. Waarom heb je mij niet meer geschreven? Jij noch ik zouden | |
[pagina 75]
| |
ooit uit het oog mogen verliezen, dat het hart van de een rechtens en wezenlijk en voor altijd aan de ander toebehoort, zonder dat enig misverstand van voorbijgaande aard de grond van die eeuwige waarheid veranderen mag. Ik trek me zo het kleine verdriet aan van mensen van wie ik houd, dat ik het soms werkelijk hard nodig heb dat mijn hart een beetje tot bedaren gebracht en gekalmeerd wordt, want ten slotte schrikt het zo dat het begint te twijfelen aan alle vriendschappen, en er gemakkelijk toe zou kunnen komen, volkomen onverschillig te worden. Behalve twee of drie graden te veel laksheid bij de een en ongeduld bij de ander (geef dat te veel maar toe, net als ik), zie ik geen verschil in onze karakters. Als de baden in Aix je goed doen en je terug zou kunnen komen om de winter in Utrecht door te brengen, zou dat voortreffelijk zijn. We zullen Mme d'Athlone hier op bezoek krijgen en van tijd tot tijd Charrière, denk ik... Wanneer je longen na de baden een warm land nodig hebben, geloof me, bespreek die kwestie alleen met verstandige en ervaren vrienden en helemaal niet met vader, wiens wijsheid en voortreffelijke bedoelingen meer dan ooit verwikkeld zijn in zonderlinge theorieën over de gezondheid. Hij haalt uit die theorieën afgezaagde spreuken die telkens met de koppigste gemoedelijkheid terugkomen. Sinds de twee maanden dat ik nu baden neem, heeft vader geen enkele gelegenheid voorbij laten gaan om vol te houden dat het nutteloos is en dat een wandeling hetzelfde resultaat heeft, zonder dat wat ik en anderen zouden kunnen zeggen, en zonder dat het verbazende goed dat die baden mij doen ook maar iets heeft veranderd aan zijn redenering of liever aan zijn bewering die niet eens stellig lijkt, omdat zij zo zacht en bescheiden wordt uitgedrukt, maar waarbij het muiltje van de Paus geen grond meer onder de voeten heeft. Vermijd die discussies, want de zorg voor je gezondheid dwingt ook jou over die kwesties te praten. Ik weet dat het onaangenaam is die zorg hardnekkig vol te houden alsof je het belangrijker vond dan wie ook; maar laat die fijngevoeligheid, die in de grond van de zaak een zwakte is, je niet tegenhouden en bedenk dat je die zorgen niet alleen voor je zelf neemt, maar voor | |
[pagina 76]
| |
je vrienden en voor mij, en zelfs voor vader die wanhopig zou zijn als die lucht van je geboortegrond, waarvan hij uit mooie vaderlandse vervoering denkt dat hij zo goed is, voor jou ook maar enigermate schadelijk zou wezen.Ga naar eind18. |
|