Rebels en beminnelijk
(1978)–Belle van Zuylen– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Belle van Zuylen-madame de Charrière (1740-1805) aan Constant d'Hermenches, James Boswell, Benjamin Constant en anderen 1760-1805
Aan James Boswell, 16 februari 1768Wat zal ik je zeggen, vriend? Moet ik je feliciteren of je beklagen? Alles wat je me zegt is zo onzeker dat ik niet weet aan welke indruk ik me moet vasthouden. You think serionsly of marriage, a fine girl, an heiress, an admirable wife for you, but she does not like you, but she likes nobody else, but you hear a report, but you hope it is not true, ik voor mij wens je alles toe wat je zelf wenst maar het zou overmoedig zijn een conclusie te trekken uit alles wat je me zegt, je houdt trouwens niet van conclusies, je houdt van problemen die onoplosbaar zijn. Dat wat je al zolang voorstelt aangaande onze toekomst, als we getrouwd zouden zijn, is een bewijs van die neiging: ik geef het je ter over- | |
[pagina 63]
| |
peinzing, beste Boswell; behalve dat ik ook niet knap genoeg ben om een beslissing te nemen, beleef ik er weinig plezier aan over een zo ijdele aangelegenheid te discussiëren. Ik ken jouw Schotland niet, op de kaart lijkt het me een beetje buiten de wereld te liggen. Je noemt het a sober country, ik heb er nogal despotische echtgenoten uit zien komen en onderdanige huisvrouwen die bloosden en hun mannen aankeken eer zij hun mond opendeden, dat is alles wat ik ervan weet en daar kun je geen besluit op nemen. Maar waarom zou ik dat doen? Dat probleem moet blijven wat het is, en ik laat het je bij wijze van vermaak. Sta mij toe op te merken dat jij voor alles je tijd nodig hebt. Je hebt gewacht om van mij te houden tot je op het eiland Corsica zat, en om het mij te zeggen heb je weer gewacht tot je van een ander hield en haar over een huwelijk had gesproken: daar opnieuw heb je je tijd voor genomen. Wat de vraag betreft how we would do together die is al in Zuylen geboren, ze heeft je op je reizen vergezeld en doet zich bij tijd en wijle voor. Een verstandig mens die onze brieven zou lezen, zou jou misschien niet al te redelijk vinden, maar ik voor mij wil mijn vriend niet dwars zitten, alles wat zijn eigenaardigheid mij te zeggen heeft zal welwillend ontvangen worden: de verbeelding is zo zonderling dat wie zich veroorlooft alles te zeggen wat zij dicteert, wel gekheden moet zeggen en wat schuilt daar voor kwaad in? Ik zie dat niet. Ik heb met plezier en met een glimlach je wat late tedere ontboezemingen gelezen. Zo, zo, je hield dus van me! Dan wens ik je des te meer succes en geluk toe met de keuze die je hart op het ogenblik doet. Ik geloof dat je mij daardoor iets meer interesseert en toebehoort dan wanneer je altijd mijn koele en filosofische vriend was gebleven. Laten we het over je werk hebben: het zou mij genoegen doen je geschiedenis te vertalenGa naar eind12., maar dan moet je mij die sturen. Wil je er L'Essence de l'affaire des Douglas aan toevoegen? Ik heb er nog niets over gelezen. Ze moeten mij uit Londen een geschrift van je sturen dat naar men mij zegt Appel à toute la nation heet... Ik zou graag mijn eigen oordeel vormen over een zo befaamde en interessante zaak. | |
[pagina 64]
| |
Je bepleit nogal goed die van het huwelijk, maar ik zou al je argumenten om kunnen keren ten gunste van het celibaat. Ik heb genoeg geld om dat van een man niet nodig te hebben. Ik heb een nogal gelukkig humeur en genoeg geestelijke reserves om mij zonder een man, een gezin en wat men een gevestigd bestaan noemt, te kunnen redden. Ik doe dus geen wens en neem geen besluit, ik laat de dagen komen en gaan, altijd kiezend voor het beste dat het lot mij aanbiedt en waaruit het mij de keuze laat: ik zou willen dat de voorbij vlietende tijd duizend kleine tekortkomingen van humeur en karakter meenam, die ik erken en betreur. Op dat punt beantwoordt mijn vooruitgang vaak niet aan mijn goede bedoelingen. Je vraagt hoe ik leef. Om je daar antwoord op te geven kijk ik om me heen. Mijn kamer is leuk, men komt er graag binnen. Mijn broer zit hier naast mij te praten met de heer Baird, een jonge Schot, die bij de heer Brown inwoont; ik heb goede boeken en ik lees weinig, maar als ik lees, is het het beste in ieder genre, en met een plezier dat mij soms de zorg voor mijn toilet en dan weer mijn verplichtingen laat vergeten. Ik vergeet steeds hoe laat het is ik schrijf naar mijn vrienden. Vanmorgen heb ik een preek gelezen van Clarke met de heer Cudgil of Van Hoorn, een uitgeweken Engelsman die streng naar me luistert en van tijd tot tijd de uitspraak van een woord of een lettergreep verbetert. Viermaal per week ga ik na het middagmaal met mijn broers naar de heer Hahn die ons vertelt en laat zien wat elektrisch vuur en wat gewoon vuur is, en wij leren alles van de Natuur kennen wat zij ons toestaat ervan te weten. Ik vind dat erg leuk. We hebben bals waar ik met weinig plezier dans, omdat ik geen aanbidder heb. We hebben grote bijeenkomsten, ik leer spelen. Je moet een aanbidder hebben om dansen prettig te vinden, en geen om van het spel te houden. Tot ziens, ik ga naar meneer Brown, we zullen over je praten en hij laat je vriendelijk groeten. Zijn vrouw en zijn zuster zijn lief en aardig, zijn dochter is zo mooi als een engel. Ik word door hen allemaal altijd goed ontvangen en mag ze graag. |
|