Rebels en beminnelijk
(1978)–Belle van Zuylen– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Belle van Zuylen-madame de Charrière (1740-1805) aan Constant d'Hermenches, James Boswell, Benjamin Constant en anderen 1760-1805
[pagina 52]
| |
weet niet of ik de tijd heb erover uit te weiden. Het belangrijkste is dat je tevreden over me bent en als je verbaasd staat, komt dat omdat ik je echter en beter voorkom dan je dacht. Als je heus vindt dat je erbij gewonnen hebt mij te kennen, dan wil ik dat je er mij dankbaar voor bent dat ik de eerste stappen heb gedaan. Herinner je je nog, bij de Hertog, vier jaar geleden? Je merkte mij niet op, maar ik zag je. Ik sprak je het eerst aan: ‘Danst u niet, meneer?’ om het gesprek op gang te brengen. Ik heb mij nooit aan beleefdheidsvormen gestoord, en als ik wat je een fysionomie noemt, tegen het lijf loop, heb ik altijd de aandrift gehad die aan het praten te krijgen. Bewonder deze fraaie uitweiding maar! De manier die je voorstelt om de zaak bij mijn ouders in te leiden is volkomen onmogelijk. Zij zijn veel te subtiel om met list bij ze te slagen. Mijn vader bezit al het doorzicht van een wijze geest, gepaard aan een volmaakt onvermurwbare koelbloedigheid. Hij zou om te beginnen de waarheid doorzien, als ik over dat idee sprak, als over iets ook maar enigszins waarschijnlijks en gefundeerds, anders zou hij denken dat ik gek ben: en dat zou wel het laatste zijn wat in hem opkomt; het eerste zou zijn de gedachte aan een briefwisseling met jou. Nee, daar kan ik niet aan beginnen, ik zou alles verknoeien, ze zouden al van de aanvang af zich afkerig tonen tegen onze plannen. Als ik praat, moet ik meer zeggen, met kracht spreken en niet op een handige manier gedurfd praten en dan midden in de discussie een brief te voorschijn halen die ik rechtstreeks van jou over de post zou hebben ontvangen, met een aanschrift zonder enig mysterie. Er zijn gelegenheden waarbij je moet verwonderen, overbluffen, tegenwerpingen voorkomen, de geesten dwingen zich over te geven; er zijn zoveel dingen die onverschillig en om het even laten, er zijn er zoveel die belangrijk schijnen, zoals bij voorbeeld mijn trouwlustigen, en die ik nooit anders dan met een grapje heb afgedaan, dat als ik mij dan plotseling ernstig, vastberaden en wilskrachtig toon, dat niet kan nalaten een diepe indruk te maken. | |
[pagina 53]
| |
Het enige risico van deze methode is, dat als het die indruk niet maakt, de zaak helemaal zal worden afgebroken; het zal dan in elk geval moeilijk worden een draad te vinden om weer op te nemen; misschien zullen ze mij uitdrukkelijk verbieden nog enig contact met je te onderhouden. Maar wat geeft dat, als het moet kan ik best iets wagen, ik verlies nooit het hoofd en in de chaos zelf van zulke heftige discussies, ontstaan soms onweerlegbare argumenten, die ineens beslissend zijn voor de zaak of tenminste sterke indruk maken. Een andere zachtere manier, die minder gedurfd is, zou zijn bij de brief voor mij een brief te doen van mij aan mijn vader en hem die op een avond te geven als ik naar mijn kamer ga; ik zou hem vragen die te lezen en erover na te denken; mijn brief zou verstandig geschreven zijn, met energie en zachte overtuigingskracht. Zeg nu maar of je aan mij wilt schrijven of aan mijn vader, of de methode die ik gisteren opgaf of die van vandaag je het meest doeltreffend lijkt. Als je mening vaststaat, stuur me dan een klad van je brief, maar je moet het goedvinden dat ik erin verander, er dingen aan toe voeg of schrap naar verkiezing. Ongelogen, er is geen betere op aarde dan ik als het erom gaat de geesten te manipuleren die ik goed ken, als ik wil, maar ik wil het zelden, omdat ik niet de minste ambitie heb de baas te spelen. [...] Ik vind het volkomen terecht dat de markies mij niet zou kunnen uitstaan als een soort wonder. Er is niets verfoeilijkers op de wereld. Zijn afschuw van intellectuele pretenties en van metafysica maakt mij helemaal niet bang. Sinds lang houd ik mij hoogstens tien minuten per maand bezig met de dingen die ik niet begrijp. Toen ik veertien was wilde ik alles begrijpen, maar dat heb ik sindsdien opgegeven. Boswell heeft ongelijk als hij zegt dat ik mij te buiten ga aan speculatieve beschouwingen. Een soort eenvoudig en nogal kalm scepticisme, daar ben ik bij gebleven; als ik een beter inzicht zal hebben verworven en een betere gezondheid, ontdek ik misschien wel zekerheden: op het ogenblik zie ik op zijn best mogelijkheden en voel ik alleen maar twijfel. Maar ook als ik op zou gaan in de metafysica, zou | |
[pagina 54]
| |
niemand er last van hebben. Van alle mannen die ik ken, praat ik er alleen maar graag over met meneer Castillon, professor in Berlijn. Intellectuele pretenties, dat stamt nog uit een jeugd die ik nu wel te boven denk te zijn. Het komt nu helemaal niet meer in mij op iets te bewijzen wat zich vanzelf bewijst als het bestaat en dat altijd de helft van zijn aantrekkelijkheid verliest door met nadruk, opzet en aandrang aan de toehoorders te worden voorgehouden. Soms ziet men mij druk en geanimeerd praten met een ontwikkeld man en ze denken dat ik brand van verlangen om in zijn ogen iets geweldigs te lijken, terwijl ik met niets anders bezig ben dan mij te amuseren en alleen het interessante van het gesprek, de vrolijkheid of de discussie, mijn gebaar en mijn tint verlevendigen. Waardoor ik een grote vriendschap voel voor mijn geest, is dat hij zo voortreffelijk is voor het gewone gebruik, dat hij mij de ziel maakt van dit huis, dat hij zich over het geringste amuseert en er de anderen mee vermaakt, dat hij geliefd is bij mijn broers, mijn zuster, mijn zwager, in één woord bij iedereen met wie bij omgaat; dat pleit zeker voor hem. Ik vraag je of je je herinneren kunt dat ik ooit in mijn brieven iets moois heb gezegd dat niet met het onderwerp te maken had, gedachten voor de schittering, expres ingevoegd om je te te laten zien hoe spiritueel ik wel ben. Toen ik nog een klein meisje was, kwam dat vaak voor: ik plaatste vlug, waar ik maar kon, een mooie gedachte, doodsbenauwd dat de kans daartoe niet meer zou terug komen. Tegenwoordig is mijn ijdelheid veel subtieler en rustiger. Wat dat betreft zal de markies niets te klagen hebben; en daarbij lachen ze mij iedere dag uit zonder dat ik boos word of er mij iets van aantrek. Als men mij maar mijn gang laat gaan, wat lessen, lectuur en schrijven betreft, zoals ik het hier doe, een beetje vrijer nog, dan ben ik tevreden, en de markies zal er zeker niet over denken mij daarin dwars te zitten: mijn geest noch mijn eruditie zullen hem hinderen: wat kan de rest hem schelen? Voor geen troon zou ik afstand willen doen van wat mij in mijn kamer bezighoudt. Als ik niets meer zou leren, zou ik van verveling sterven te midden van genoe- | |
[pagina 55]
| |
gens en grootse deftigheid. Vergeet niet dat mijn geaardheid het zo heeft volgehouden tegen vooroordelen, tegen het feit dat men mij duizendmaal belachelijk heeft willen maken, tegen het voorbeeld van luiheid en domheid dat de overgrote meerderheid van mijn landgenoten mij geeft, tegen de drukkende lucht van dit land, en je zult moeten toegeven dat zij echt bij mij hoort. Als de markies ervan houdt voor te lezen, zal ik naar het verhaal luisteren terwijl ik vesten voor hem borduur. Ik kan niet de hele dag praten, het een hele dag in gezelschap uithouden; dat is vermoeiend voor mijn hoofd, 's avonds geeuw ik, voel ik mij beroerd, leef ik niet meer. Wat gelukkig voor je dat je je niet met mij verveelt! Elke dag een pak van acht of tien volgeschreven bladzijden! O ja, er zit een afschuwelijke passage, die helemaal verkeerd klinkt, in deze brief. Misschien zullen ze mij alle omgang met je verbieden, maar wat doet dat er toe ... Op het eerste gezicht zal dat je kwetsen, zoals het mij kwetst, hoewel ik precies begrijp wat ik bedoel. Natuurlijk is het voor mij heel belangrijk dat alle omgang met jou niet wordt afgebroken, maar dat zal ook nooit gebeuren; het zou tot niets dienen dat te verbieden; ze zouden het moeilijk kunnen maken, een tijd lang onderbreken, maar het zal altijd weer boven komen. Ik hoop dat er nooit, zelfs geen enkele onderbreking zal zijn in de gevoelens van vriendschap en dank die mijn hart je toedraagt. |
|