Rebels en beminnelijk
(1978)–Belle van Zuylen– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Belle van Zuylen-madame de Charrière (1740-1805) aan Constant d'Hermenches, James Boswell, Benjamin Constant en anderen 1760-1805
Aan Constant d'Hermenches, 22 juli 1764Ik heb net je vreemde brief gelezen. Er zijn geen lange overwegingen nodig om te weten wat het hart voelt en wat de geest denkt als je jezelf goed kent; er is geen enkele voorbereiding nodig om op de man af de waarheid te zeggen zoals ik het heel mijn leven van plan ben te doen; ik heb dus mijn antwoord klaar. Als de kans bestond dat ik, met mijn karakter, mijn geestesgesteldheid, in de omstandigheden waarin ik ben geboren, met een man zou trouwen voor wie de vurigheid van mijn hart die van ieder ander te boven zou gaan, zou ik niet naar je voorstel luisteren. Als ik in mijn vaderland een man kende van mijn religie die in alle opzichten op je vriend zou lijken en als die man met mij zou willen trouwen, zou ik aan hem de voorkeur geven. Maar omdat dit niet het geval is, aanvaard ik het aanzoek van de markies, aangenomen dat mijn fortuin voor hem genoeg is, dat mijn ouders ermee instemmen en dat zijn en mijn denkbeelden omtrent een klein aantal punten die ik je met de openhartigheid, jou en mijzelf waardig, zal mededelen, met elkaar overeenstemmen. | |
[pagina 43]
| |
Mijn zuster ontvangt drieduizend gulden per jaar, wat de opbrengst is van honderdduizend, men zal mij evenveel geven. Mijn moeder is bijna even jong als ik, ik weet niet wat zij bezit. Maar ik veronderstel dat mijn kinderen bij haar dood bij de bruidsschat van honderdduizend nog tachtig- à honderdduizend gulden zullen krijgen. Ik denk niet dat ik je vandaag meer kan zeggen, ik ben al een keer onderbroken geworden, ik heb mijn knappe nichtGa naar eind9. oude liedjes laten zingen en oude wijsjes laten spelen en ik moet weer naar haar terug; ik denk aan jou en aan de markies, ik waardeer je en dank je. Ik stuur je mijn dwaze geschrijt van deze nacht, alsof er sindsdien van niets ernstigers meer sprake was geweest; en om je te amuseren, nadat je je met mij hebt beziggehouden, voeg ik er een gedeelte bij van de brief van Boswell; stuur me dat morgen meteen weer terug; ik zal je morgen direct schrijven. Ik ben voor altijd je vriendin. Je zegt me dat de markies er wel zal komen; maar wáár komen? Bestaat er niet een wet die onze katholieke officieren verplicht uit de dienst te gaan als ze met een protestantse vrouw trouwen? Maar dat zal jij beter weten dan ik, dat is mijn zaak dus niet. Wat het geld aangaat, waarvan ik niet veel verstand heb, ik laat dat in vertrouwen aan jouw beslissingen over, het is mij voldoende dat je het in je adviezen niet vergeet; ik ben niet romantisch genoeg om erop neer te kijken. Wanneer de markies ouder was en niet zo aardig, zou ik bang zijn dat zijn huwelijk een retraite voor hem betekende, ik heb een hekel aan die oude trouwlustigen, die een vrouw nemen om hun behulpzaam te zijn de winter door te komen, die haar uitnodigen zich te warmen aan een kwalijk vuurtje nadat ze de lente en de zomer hebben doorgebracht met het plukken van bloemen en vruchten zonder haar. En nauwelijks zijn ze gevestigd, of ze onderwerpen alles aan een strenge regel die ze vroeger nooit hebben gekend. Ik zeg dit alles om me te amuseren, want het is duidelijk dat dit hier helemaal niet het geval is; je vriend is jonger dan ik dacht en hij ziet er niet naar uit dat hij meer aan een retraite toe is dan ik. Ik zal mij gevleid voelen zijn vrouw te worden. |
|