Rebels en beminnelijk
(1978)–Belle van Zuylen– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Belle van Zuylen-madame de Charrière (1740-1805) aan Constant d'Hermenches, James Boswell, Benjamin Constant en anderen 1760-1805
Aan Constant d'Hermenches, zonder datumJe bent dus veel goedhartiger dan ik, want ik geloof niet dat ik verzen zou voltooien die niet met mijn eigen smaak overeenstemden, zelfs al zou ik er de herziening van al mijn tijdgenoten van kunnen verhopen. D'Hermenches, ik smeek je, vergeef mijn verstoktheid. Als iemand mij een dienst heeft willen bewijzen en het is niet gelukt, waardeer ik de bedoeling, maar als iemand mij verzen laat lezen - nooit: ik onderzoek niet of ze goed zijn wat de moraal betreft, maar of het goede poëzie is. Jij danst; ik wandel en ik word nat van de regen; we waren, mevrouw GeelvinckGa naar eind4. en ik, gedwongen een schuilplaats te vragen, vanmiddag na tafel, na lang de rivier te hebben gevolgd zonder te merken dat de lucht donkerder werd. Die wandelingen zijn heerlijk, maar overal zijn spelbrekers: ik beef als ik hoor blaffen of een grote hond zie. Sinds er in onze provincie zoveel | |
[pagina 34]
| |
dolle honden zijn geweest, heb ik een afkeer van die dieren gekregen. Jij speelt met Madame de Boufflers, met mooie vrouwen; ik speel met mijn moeder die kiespijn heeft, we hadden er zoveel plezier in vanavond, na het souper, dat het heel laat is geworden. Adieu. |
|