Rebels en beminnelijk
(1978)–Belle van Zuylen– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Belle van Zuylen-madame de Charrière (1740-1805) aan Constant d'Hermenches, James Boswell, Benjamin Constant en anderen 1760-1805
[pagina 21]
| |
Brieven | |
[pagina 23]
| |
Aan Constant d'Hermenches, 23 juli 1762Ga naar eind1.Waarom zou ik mijzelf eigenlijk geweld aandoen en je iets weigeren dat in de grond van de zaak onschuldig is, iets wat je vurig schijnt te wensen en dat daarom alleen al voor mij een genoegen is je toe te staan? Je hebt mij gezworen dat ik geen risico loop, dat het niet méér gevaar meebrengt te schrijven dan te denken: nu, ik wil je best geloven, hoewel je woord mij op dit punt geen volstrekte garantie lijkt; ik aanvaard de kijk die je mij op jezelf hebt voorgehouden; je mag om mijn goedgelovigheid lachen, maar er mij niet voor straffen, zij doet je te veel eer aan, en denk aan de vriendschap die je mij zo plechtig hebt toegezegd! Toen ik zo volstrekt weigerde je te schrijven, wist ik niet dat een verschrikkelijke benauwdheid je aan de rand van het graf zou brengen en mij beletten zou je terug te zien; trouwens, ik wist niet hoe ik het moest aanpakken om volkomen veilig te zijn: door mijn vader en moeder word ik zeer nauwlettend bewaakt, want ze houden veel van mij, en omdat ik ook veel van hen houd, voel ik me wanhopig als ik ze reden geef tot verdriet of ongerustheid. De weg die ik gekozen heb om je deze brief te bezorgen, laat me wat dat betreft zonder vrees, en wat de welvoegelijkheid aangaat, die is toch alleen maar gebaseerd op de publieke opinie en ik zie er dus geen groot kwaad in haar geweld aan te doen, zolang het de deugd niet schaadt en de goede orde niet verstoort. Langzamerhand is het soort verdediging dat ik dacht nodig | |
[pagina 24]
| |
te hebben zowel tegenover mijzelf als tegenover jou, wel uitgebreid geworden, toch geloof ik dat het niet met minder kon - ik zou zelfs meer willen - om mijn toegevendheid te verantwoorden; en wie weet verzend ik deze brief wel? Hier dan eindelijk het relaas van het geval waarover ik je sprak en waar je al zo vaak naar hebt gevraagd. Je zult je misschien herinneren dat ook ik na onze eerste kennismaking Den Haag verliet zonder afscheid van je te nemen, ik was erdoor verveeld: ijdelheid, vriendschap, allebei misschien, in elk geval had ik de zekerheid willen meenemen dat je mij waardeerde en aan mij zou denken. Om mijn schade in te halen en je te dwingen je met mij bezig te houden, begon ik de nacht vóór mijn vertrek een brief aan je; verschillende bedenkingen verhinderden mij hem af te maken, ik legde de brief in mijn notitieboekje en vergat dat hij daar inzat. Een paar dagen nadat ik in Utrecht terug was, wilde ik er op een bal dat we hadden iets uithalen onder het souper, en ik verloor al mijn brieven zonder dat ik het merkte. Ik was al naar de balzaal teruggekeerd, toen een jongeman ze opraapte, mijn moeder vroeg ze hem meteen en kreeg ze. Men kwam het mij vertellen. Ik bedacht dat er iets bij kon zijn dat ik vervelend zou vinden en ik kwam binnen met een onuitsprekelijke angst, die ik zo goed mogelijk verborg; met een grapje vroeg ik mijn brieven terug, onder het aandringen probeerde ik te lachen en rustig te blijven: het lukte allemaal niet. Mijn moeder, omdat ze iets vermoedde, of omdat zij gewoon nieuwsgierig was, wilde ze me niet teruggeven. Weer thuis onderzocht ik met een kamermeisje, dat erg op mij gesteld is, elke mogelijkheid die er was om ze weer terug te krijgen: we vonden er niet een die niet meer risico's meebracht dan ik wilde voorkomen. Ik stond die nacht doodsangsten uit en de volgende dag gebeurde alles wat ik had gevreesd. Ik zal je niet alle bijzonderheden van ons gesprek vertellen, al ben ik er nog niets van vergeten: er zijn taferelen die onuitwisbaar zijn. Om je dat voor te kunnen stellen, hoef je je maar een vader en een moeder voor de geest te halen van wie de moraal en de denkbeelden over welvoegelijkheid heel stijf zijn, aan wie | |
[pagina 25]
| |
hun dochter en haar reputatie geweldig dierbaar zijn en die in deze uiting van onbezonnenheid duizend motieven zouden zien tot angst voor nu en in de toekomst. En aan de andere kant ging het om het gevoeligste meisje ter wereld, dat een beetje schuldig was, zelfs meer dan men wel dacht, want ik vertelde niet dat ik een andere brief werkelijk had verstuurd; men nam op mijn woord aan dat het plan om te schrijven slechts de fantasie van een ogenblik was geweest die niet meer was teruggekomen. Oprecht en erg gevoelig als ik ben op het punt van de eerlijkheid was toch niet de noodzaak mijn ouders te misleiden wat mij het meeste pijn deed, het lukte zonder al te veel moeite, maar ik was bijna boos over het succes: voor een gevoelig hart is het nog pijnlijker mensen te bedriegen die van ons houden. Maar in dit geval zou de waarheid zonder ergens goed aan te doen zoveel kwaad hebben gesticht, dat ik de verleiding weerstond haar te zeggen. Ze vroegen mij voor wie de brief bestemd was: ik weigerde beslist te antwoorden, en zij drongen niet verder aan, maar viel het moeilijk te raden? Ik had veel over je gesproken, bijna over niemand anders![...] |
|