Rebels en beminnelijk
(1978)–Belle van Zuylen– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Belle van Zuylen-madame de Charrière (1740-1805) aan Constant d'Hermenches, James Boswell, Benjamin Constant en anderen 1760-1805
[pagina 5]
| ||||||
Zoals uit naam der vrijheid
men ons nu tiranniseert,
zo, in naam van een goede god,
verbrandde de moederkerk ons
eertijds en hing ons op. Liefde
was onder vromen niet zo geliefd.
Veranderen kan de tijd
wel woorden, maar niet de mens.
Wij blijven bedrogenen, dwaas,
leugenachtig en wreed.
mme de charrière
24 maart 1798
| ||||||
[pagina 11]
| ||||||
Inleiding | ||||||
[pagina 13]
| ||||||
Het is zeker uitzonderlijk dat het werk van iemand die als Nederlandse in Nederland werd geboren en er tot haar 31ste woonde, vertaald moet worden om het voor de Nederlandse lezer van vandaag toegankelijk te maken. Levend in de 18de eeuw beschouwde Belle van Zuylen het Frans als de taal die zich steeds meer over de hele wereld zou verspreiden, omdat het volgens haar de taal was waarin men zich het helderst en het eenvoudigst kon uitdrukken. Na een verblijf van een jaar in Genève en een reis door Frankrijk toen ze 10 jaar oud was, had ze zich die taal en cultuur zó eigen gemaakt, dat ze daarna weer Nederlands moest leren. Ze is er niet meer in geslaagd het Frans los te laten, ook al doordat er in die tijd in Nederland veel Frans werd gesproken. De salons van Utrecht en Den Haag hadden in de 18de eeuw trouwens een meer internationaal karakter dan tegenwoordig. Belle van Zuylen was echter niet méér gesteld op Frankrijk dan op andere landen, haar kritische geest heeft daar herhaaldelijk blijk van gegeven. In een brief o.a. aan Benjamin Constant, over een Franse émigré die haar in Colombier opzocht zegt ze: ‘Ik ben geen Française, in zijn ogen is dat soms een gebrek van mij. En hij is een Fransman, wat soms (tussen ons gezegd) ook in mijn ogen een gebrek is van hem. Jij en ik waren van geen enkel land als we samen waren.’ Een van haar jeugddromen was ‘te zijn van het land van iedereen’, want wat haar het meest hinderde waren grenzen, zowel tussen landen als tussen standen en religies. In haar hou- | ||||||
[pagina 14]
| ||||||
ding, haar brieven en haar werk heeft ze hieraan haar leven lang uiting gegeven. Als het de moeite waard is in onze bewogen 20ste eeuw brieven van deze achttiende-eeuwse Nederlandse te vertalen, is dat niet in de eerste plaats, omdat ze een waardig vertegenwoordigster is van deze niet minder bewogen 18de eeuw, maar omdat zowel haar denken als haar stijl haar tijd vooruit waren en de lezer van nu beter in staat is haar te begrijpen dan haar tijdgenoten dit deden. Het was in de 18de eeuw mode romans in briefvorm te componeren, men ontsnapte op die manier enigszins aan strakkere zinsconstructies, men kon er zich natuurlijker in uitdrukken. Voor haar romans en pamfletten koos ook Belle van Zuylen de briefvorm; hoe leesbaar deze voor belangstellenden nog zijn, het zijn vooral haar niet-fictieve, échte brieven die het meest boeiend zijn gebleven. Het is uiteraard bijzonder moeilijk een keuze te maken uit meer dan duizend vaak zeer lange epistels als men over een beperkte ruimte beschikt. De eerste brieven van deze keuze, gericht aan Constant d'Hermenches, zijn vooral bedoeld als ‘entrée en matière’, omdat Belle er een zo openhartig mogelijk beeld van zichzelf in tracht te geven. Uit de eerste periode na haar huwelijk zijn maar weinig brieven bekend, pas vanaf ongeveer 1790 beschikken we weer over veel meer materiaal. Van sommige brieven zijn slechts korte fragmenten opgenomen - soms door gebrek aan meer - ze vormen echter een soort schakel in het geheel dat een beeld bedoeld te geven van haar leven ‘in haar eigen woorden’. Weglatingen worden aangegeven door vierkante haken [...]. In mijn boek Belle van Zuylen - Leven op afstand lag het accent op haar gevoelsleven; déze uitgave, uitsluitend bestaande uit brieven en brieffragmenten met hier en daar een toelichting, toont haar voortdurende belangstelling voor de veranderende maatschappij, zoekend naar evenwicht ‘tussen adel en revolutie’. Zij volgde met grote aandacht de politieke gebeurtenissen in | ||||||
[pagina 15]
| ||||||
Nederland, Frankrijk en Zwitserland, maar het gebeurde wederom ‘op afstand’. Het is een van de belangrijkste oorzaken geweest van de breuk met Benjamin Constant die met een rol van toeschouwer alleen geen genoegen meer nam en zich in de politieke strijd wierp. Na de verschijning van mijn vorige boek werden er door de radio fragmenten van haar brieven uit voorgelezen. Een luisteraar reageerde hierop als volgt: ‘Ik zette op een willekeurig moment mijn autoradio aan. Ik viel midden in enkele fragmenten proza, die zó spattend origineel waren en zó afweken van wat gewoonlijk aan clichés door de luidspreker geperst wordt, dat zij mij onmiddellijk boeiden. [...] Fragmenten van meer dan anderhalve eeuw oud doch springlevend...’ Dit is zeker het mooiste compliment dat men een schrijver maken kan die noch de auto, noch de radio, noch onze snelwegen heeft gekend. | ||||||
Haar correspondentenEr zijn vele brieven van Belle van Zuylen bewaard gebleven, in de eerste plaats aan Constant d'Hermenches, die een soort epistolaire liefde vormen; aan James Boswell, met wie zij in Utrecht een jaar lang vriendschappelijk omging, en aan haar broer Ditie, die om gezondheidsredenen het Nederlandse klimaat ontvluchten moest. Na haar huwelijk in 1771 met de heer de Charrière, die zich met zijn vrouw in Colombier bij Neuchâtel vestigde, werd de band met Nederland vooral onderhouden door een briefwisseling met haar jongste broer Vincent. Bij een bezoek aan Parijs in 1786 ontmoette Mme de Charrière Benjamin Constant, toen 18 jaar oud en neef van Constant d'Hermenches. Ook uit deze ontmoeting groeide een jarenlange correspondentie. Verder is er de grote collectie aan haar jonge vriendin Henriette l'Hardy en de brieven die ze zond aan haar neef, Willem-René van Tuyll van Serooskerken, zoon van Vincent. Dit zijn, voor zover bekend, haar belangrijkste correspondenties. Er zijn voorts nog talrijke brieven van haar aan an- | ||||||
[pagina 16]
| ||||||
deren. Maar naast het vele dat bewaard is gebleven missen we drie belangrijke reeksen: brieven uit haar meisjesjaren, vooral die aan haar Zwitserse gouvernante; de brieven aan haar man, de heer de Charrière, welke ons o.m. misschien enige opheldering zouden kunnen geven over de moeilijkheden die tussen hen waren gerezen omstreeks 1781-1785, toen Mme de Charrière zich een tijd lang terugtrok in Chexbres en Payerne; die aan de heer P.A. DuPeyroux ten slotte, een Nederlander van Franse afkomst die in Neuchâtel woonde en met wie er vanaf haar verblijf in Colombier tot de dood van DuPeyroux in 1794 bijna dagelijks brieven werden gewisseld. Wie waren deze correspondenten, die haar soms zó bezighielden dat de brieven die zij tot hen richtte meer dan eens de lengte van een kleine brochure aannamen, en haar vaak van een groot deel van haar nachtrust beroofden? Constant d'Hermenches (voor wie zij nooit Belle, maar altijd Agnès was), kolonel in dienst van de Staten-Generaal, leerde Belle kennen op een bal bij de Hertog van Brunswijk in Den Haag. Hij was getrouwd, zijn vrouw leefde in Zwitserland en hij had in Den Haag de reputatie een Don Juan te zijn. Belle en Constant d'Hermenches die zeventien jaar scheelden - hij werd geboren in 1723 te Lausanne - hebben elkaar zelden ontmoet, hij verliet Den Haag enkele jaren na hun kennismaking om in Franse dienst te treden. Hun correspondentie duurde ongeveer vijftien jaar. De meeste brieven werden gewisseld in 1764, toen Belle haar hoop had gesteld op een huwelijk met de markies De Bellegarde. Hij was de beste vriend van Constant d'Hermenches en een huwelijk met hem was de enige oplossing die zij toen zag om los te komen van het ouderlijk gezag. In het begin vooral was ze vaak bang dat haar geheime correspondentie met d'Hermenches zou worden ontdekt en zij smeekte hem steeds haar brieven te verbranden of terug te sturen. Hij heeft nimmer aan deze wens willen voldoen, hij vond ze terecht te bewonderenswaardig om ze aan het nageslacht te onthouden. Toen de correspondentie met Constant d'Hermenches op gang begon te komen, publiceerde zij haar eerste novelle Le | ||||||
[pagina 17]
| ||||||
Noble over de voorrechten en het standsbewustzijn van de adel. In diezelfde tijd maakte zij kennis met James Boswell, die, van dezelfde leeftijd als zij, een jaar in Utrecht rechten studeerde. Voor hem was zij Zélide, naar de titel van een ‘zelfportret’ van Belle. Er ontstond een amoureus spelletje tussen hen, en Boswell, die haar in een later stadium nog ten huwelijk heeft gevraagd, zou het stellig als een overwinning hebben beschouwd, als hij de vrije, onbevangen natuur van de vierentwintigjarige Belle had kunnen temmen. Maar zoals zij hem schreef, had ze nooit de onderdanige vrouw kunnen worden die hij wenste. Het is een toevallige bijzonderheid dat d'Hermenches in 1768 met zijn regiment naar Corsica werd gestuurd om het eiland voor Frankrijk te veroveren en dat Boswell in een brochure als vurige verdediger optrad van de Corsicaanse volksleider en opstandeling Paoli. Ditie was Belle's meest geliefde broer die zij, als hij ver van huis was, altijd met goede raad probeerde bij te staan. Na zijn dood in Italië in 1773 rest dan vooral de briefwisseling met haar jongste broer Vincent. Vanaf 1786 zou Benjamin Constant een belangrijke rol in haar leven gaan spelen. Het was ongetwijfeld vooral haar geest, waarop hij verliefd werd en die grote indruk op hem maakte. Zes jaar na de dood van Mme de Charrière noteerde hij in zijn Cahier rouge over hun kennismaking: ‘Ik herinner mij nog met ontroering de dagen en nachten die we samen doorbrachten, thee drinkend en pratend over alles en nog wat met een onuitputtelijke energie... Alle meningen van Mme de Charrière berustten op haar minachting van fatsoen en gevestigde gebruiken. Wij dreven om het hardst de spot met iedereen; we bedwelmden ons aan onze geestigheden en onze minachting voor het menselijk geslacht... Zij was de enige met wie ik vrijuit kon praten, want ze was de enige die mij niet verveelde met raadgevingen en opmerkingen over mijn gedrag. Van de andere vrouwen in de kring waarin ik leefde, stelden sommigen belang in mij uit vriendschap en staken een preek af zodra zij er de kans toe kregen; de anderen zouden er, denk ik, wel zin in gehad | ||||||
[pagina 18]
| ||||||
hebben zich te belasten met de opvoeding van een jongeman die zo hartstochtelijk leek en gaven mij dat op een nogal duidelijke manier te verstaan.... Maar ik zag, hoorde, beminde alleen de geest van Mme de Charrière ...’ Benjamin Constant bewonderde haar Caliste, dat zij toen juist in Parijs liet drukken en was ook bijzonder gesteld op de pamfletten die zij enkele jaren na hun kennismaking begon te schrijven. Deze vriendschap die zo gepassioneerd begon, kende hoogten en laagten. De brieven van Mme de Charrière uit de eerste periode van hun vriendschap zijn niet bewaard gebleven. De latere zijn, op een enkele uitzondering na, nog niet toegankelijk. Philippe Godet, de Zwitserse biograaf van Mme de Charrière, heeft ze destijds echter wel kunnen raadplegen en de brieven die hier in vertaling zijn opgenomen, werden ontleend aan zijn Mme de Charrière et ses amis. Van de correspondentie met haar jongere vriendin Henriette l'Hardy, uit Auvernier bij Colombier, een leeftijdgenote van Benjamin Constant die Mme de Charrière ook graag met haar in het huwelijk had zien treden, zijn 161 brieven bewaard. Door bemiddeling van Mme de Charrière werd Henriette l'Hardy gezelschapsdame van gravin von Dönhoff, de minnares van Frederik Willem ii van Pruisen. Deze brieven geven een beeld van de gemoedstoestand en de activiteiten van Mme de Charrière in haar laatste levensjaren. Aan Henriette l'Hardy liet Belle haar literaire erfenis na. Zij trad na de dood van Mme de Charrière in het huwelijk en het was haar zoon, prof. E.H. Gaullieur, die het eerst een aantal van haar brieven in de Revue Suisse heeft gepubliceerd, helaas vaak op ergerlijke wijze verminkt. De laatste belangrijke correspondent van Mme de Charrière ten slotte was haar neef Willem-René, zoon van haar broer Vincent, over wie zij zich ontfermde na de dood van zijn vader in de oorlog van Frankrijk tegen Nederland in 1793. Zij trachtte hem duidelijk te maken hoe in een revolutionaire tijd een jongeman van adellijke afkomst, wiens toekomst tot dan toe als | ||||||
[pagina 19]
| ||||||
vanzelfsprekend uitgestippeld lag, nog zijn plaats in een veranderende maatschappij waard kon zijn. Van de brief die ze hem omstreeks 1799 schreef vond ik een kopie als bijlage van het manuscript over Belle van Zuylen dat zich in de handschriftenverzameling van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag bevindt, geschreven door Jvr.M. van Tuyll van Serooskerken die in 1959 overleed. Van deze brief en vele andere aan haar familie waren de originelen, evenals een getypte kopie die ervan bestond vooralsnog ondanks veelvuldige onderzoekingen niet te achterhalen. Voor de noodzakelijke toelichtingen, ook met betrekking tot andere correspondenten van wie een enkele brief of brieffragment werd opgenomen, wordt bij de brieven zelf, waar nodig, naar een aantekening achter in het boek verwezen. Een enigszins gedetailleerde chronologie van de belangrijkste bijzonderheden uit het leven van Belle van Zuylen en van de historische gebeurtenissen die haar beïnvloedden, is achterin opgenomen, tot beter begrip van dit boek. simone dubois
Geraadpleegd werden:
|
|