Vyfde toneel.
ophelia, elfrid, elane, marcius, in volle wapenrusting
Prins! 't oproer is bedaard!
De muiters zijn geveld of vluchtend weggedreeven:
lk heb Vitello loon voor zijn verraad gegeeven;
Mijn hand heeft hem gestraft.
tegen Ophelia.
Hoe treft uw lot mijn ziel!
ô Deugdzaam grijsaart! leid me, ik smeek u! bij den Koning,
Ik moet - ik wil hem zien!.. schenk mij die gunstbetoning!
Ik loop thans geen gevaar; de muitling vlucht alrêe;
Heb deernis met mijn' druk, en hoor - verhoor mijn bêe!..
Neen blijf, Mevrouw! Ik heb den vorst de maar' doen hooren,
Dat we overwinnaars zijn; zij scheen hem te bekooren:
En, schoon hij stervende is, gedenkt hij aan zijn Gaê;
Gaa,, zeide hij gaa heên, bericht Ophelia,
Dat ik in haaren arm den jongsten snik wil geeven,