Osman en Ophelia(1790)–Maria van Zuylekom– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Zesde toneel. elfrid, marcius. marcius. De Grijsheid is een' last, als bij 't gewicht der jaaren, Zich smart - verdrukking - haat en booze wraakzucht paaren; Vooral voor 't eerlijk hart, dat vorst en volk bemint, Doch tevens smaad voor loon bij vorst en volken vindt; Dan, onze grijsheid vlucht, wij zien de jeugd herleeven, Als wij den Koning aan zijn deugd zien wedergeeven: De blijde zomer straalt op 't zilvren hoofd ter neer, [pagina 73] [p. 73] Vindt men zijn vaderland in zijne grootheid weêr! - ln mijn vernedering - mijn kommervolle dagen, Heb ik mijn smeekgebeên den goden opgedragen; Hen biddend dat hun macht den Koning mogt doen zien, Wie zijne vrienden zijn en wie hij moest ontvliên, Opdat zijn wijs bestier, door roemrijk te regeeren, Den luister van zijn huis en staaten mogt vermeeren; Besef dus, edel Prins! hoe groot mijn blijdschap zij, Wijl ik mijn wensch geniet, in Osman's heerschappij,.. Mijn hart wijdt al zijn zorg ter glorie van mijn' Koning, Ik zoek niets dan zijn rust, in mijne plichtbetoning! elfrid. Roemwaarde Grijsaart! Vriend - geleider mijner jeugd! Vol eerbied zie ik neêr op uw verheven deugd!.. Ach! mogt' elk jonge Prins, ter heerschappij' gebooren, De waarde van een Vorst uit zulk een' Mentor hooren! Gewis der volken heil bloeide in zijn rijksgebied, Zijn glorie waar gevest!.... marcius, hem invallende. Vervolg die lofspraak niet! - Elk eerlijk man, mijn Prins! denkt op dezelfde gronden; Hij, die zijn plicht gevoelt, blijve aan zijn plicht verbonden! Maar, 't is rampzalig, dat het lot, schier keer bij keer, Den vorsten vrienden schept, uit lieden zonder eer... Helaas! hoe ligt kan goud of staat den mensch verblinden! Een heerscher vindt of geene of weinig waare vrinden. - [pagina 74] [p. 74] Dan, hoe dit zij, zoo dra Osman de deugd waardeert, Vindt hij in mij een' vriend die hem belangloos eert!.. (Osman treedt, onverzeld, uit een' der zijdeuren.) elfrid. De Koning nadert ons! - Vorige Volgende