| |
| |
| |
Derde bedrijf.
Eerste toneel.
Het toneel verbeeldt eene Binnenkamer, in het paleis des Konings, aan de rechter zijde is eene tafel, met eenige stoelen geplaatst, op welken Ophelia, Elane en Therese gezeeten hebben.
ophelia, elane, therese.
Neen, mijn Therese! ô neen, bij alle de ongelukken,
Die me op der Persen throon, met felle wreedheid, drukken,
Heb ik uw haat nooit als een misdaad aangezien;
'k Wist, dat de Vorst zijn hart wilde aan uw liefde biên,
En, daar ge elkaêr beminde, en u door mij zaagt scheiden,
Hoe schuldloos ik ook was, moest dit uw haat geleiden,
Dan, 't zij zoo: 'k eisch van u uw vriendschap als vriendin,
Uw' staat, hoe schoon hij schijn, is slechts beklagenswaardig,
'k Misgun den throon u niet; Osman is onrechtvaardig;
| |
| |
En, schoon hij mij veracht, gij ziet eerlang, hoe hij,
Ook uwe min versmaat, en loondt met tirannij!
Wat hoon!.. Therese! zwijg, wil niet mijn toorne ontsteeken! -
Wees mijn vriendin, dring niet dat 'k als Vorstin moet spreeken!
'k Eerbiedig mijn' Gemaal, en eisch dit ook van u;
Weet dat ik voor de taal van snooden laster gruw!...
Vergeef me, ik moet u hier bewaaren...
Goôn!... wie gaf dit bevel?
De vorst zal 't u verklaaren.
Die lievling van uw hart, die edle huwlijksvrind,
Die groote Koning, die u roemrijk, teder mint,
Beval, toen Elfrid vergde om hem alléén te spreeken,
Dat ik zijn Gaede moest bewaaken!.. welk een teken
Van hooge grootheid, is die post voor uw slavin!
Hij maakt mij wachtster eener groote monarchin!...
Zich schamper buigende.
Uwe onderdaane is hier, Mevrouw! gij kunt gebieden,
Alleen ontzeg ik u om dit vertrek te ontvlieden.
Laaghartge! schuw mijn oog! ik lees in uwe ziel,
| |
| |
Ik zou beven, als het beven mij geviel!...
Ik hoon u niet, vorstin! 'k doe 't geen mij is bevoolen;
Wreek u op Osman, niet op mij…
In eene mengling van geduchte woede en haat,
Ach! wat is Elfrids lot?..
tegen Therese.
Heb eerbied voor mijn Haat,
Of vrees mijn felle wraak! zoudt gij mij 't gaan beletten?
Geeft gij uw Koningin - gij, onderdaane! wetten?
(Zij dreigt de kamer te verlaaten, doch wordt door Therese, met geweld, wederhouden.)
Vergeef, vorstin! gij zult van hier niet gaan,
Eer Osman mij gebiedt, zijn gemalin te ontslaan...
tegen Ophelia.
Waarde! ach konde ik u behoeden!...
ophelia, met een gil, bezwijmd ter nedervallende.
Goôn! Goôn! Rechtvaarde Goôn! uwe almacht duldt dit woeden!...
therese, met geveinsdheid tegen Elane.
Toef hier, help uw vorstin. - Geloof mij, haare smart
| |
| |
Doordringt, wat gij ook waant, zoo veel zij kan, mijn hart;
Doch, 'k moet gehoorzaam zijn; zij mag van hier niet wijken,
Ik zal haar hulpe biên - mijn bijstand haar doen blijken;
'k Haal uit het naast vertrek iet, dat haar kracht hergeeft,
ter zijde.
Therese juicht en - beeft!
(Zij gaat schielijk weg, men hoort dat zij de deur der Kamer toesluit.
|
|