Osman en Ophelia(1790)–Maria van Zuylekom– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Tweede toneel. murat, alléén haar naaroogende. Wat mag 't geheim zijn, van deez' snoodste aller snooden?.. Zij dekt haar doel voor mij!.. Ik sidder, groote goden! Ik sidder voor haar wraak.... Geliefde Rijksvorstin! Waar vondt de reinste deugd ooit feller vijandin Dan gij, in deeze wreede, in wier onmenschlijk woeden De hoogste boosheid heerscht... Helaas! konde ik u hoeden!.. Wat mag, met dit vergif, het doel dier hijdra zijn?.. [pagina 31] [p. 31] Zij sprak van weinig tijds?... Goôn! zou zij 't wreed venijn Bij 't avondmaal?... Ik beef en moet dit onderzoeken. Therese! ik hoor mijn hart uw laag ontwerp vervloeken!.. Dat Osman sneuvle; hij ontluistert Persisch throon, Maar zijne gemalin verdient een dubble kroon; Nooit doet een snoode hand, zoo lang ik aêm, haar sneeven, 'k Zal waaken voor die schoone of offren haar mijn leeven!.. Vorige Volgende