| |
| |
| |
Jo Govaerts
door Jooris van Hulle
1. Biografie
Jo Govaerts werd als tweede in een gezin van vier kinderen geboren te Leuven op 23 juni 1972. Na haar middelbareschoolopleiding aan het Heilig-Hartinstituut in Heverlee ging ze Oost-Europese Talen en Culturen studeren, eerst aan de K.U. Leuven, nadien aan de universiteit van Warschau. Verdere specialisatie volgde met de studies Sociale antropologie van ontwikkelingshulp en Geschiedenis van Centraal-Azië aan het soas-instituut in Londen en aan de Universiteit van Kazan.
Haar talrijke reizen en omzwervingen door Oost-Europa en Azië inspireerden haar tot het schrijven van reisverhalen. Voor vrt Radio 1 leverde ze van 1994 tot 2001 wekelijkse bijdragen aan het zondagavondprogramma ‘Het Einde van de Wereld’, waarin ze de actualiteit in de verschillende landen waar ze destijds woonde, becommentarieerde en op een persoonlijke manier toelichtte. Haar reisverhalenboek over de autonome Russische republiek Tatarstan ontstond toen ze in 1997 enkele maanden aan de universiteit van Kazan kon verblijven en toen rondreisde in het land.
Mede door haar opleiding en door haar blijvende interesse voor de Oost-Europese literatuur verdiepte ze zich in het werk van onder meer Nobelprijswinnares Wislawa Szymborska. Een keuze uit haar werk werd door haar vertaald.
Jo Govaerts debuteerde op vijftienjarige leeftijd met de bundel Hanne Ton, waarvoor ze meteen genomineerd werd voor de C. Buddingh'-prijs. Mede door het feit dat Standaard Boekhandel de bundel in 1987 aanbood als Vlaams boekenweekgeschenk, gingen ongeveer 8.000 exemplaren over de toonbank. Voor
| |
| |
haar tweede bundel, De twijfelaar, werd ze genomineerd voor de Prijs van de Vlaamse Poëziedagen.
Govaerts verbreedde nadien haar interesses: ze publiceerde reisverhalen, vertaalde en stelde bloemlezingen samen uit de Poolse en Litouwse poëzie. Hiervoor ontving ze een onderscheiding van de Poolse regering.
Van 2001 tot 2009 woonde ze in Schaarbeek en was ze redactielid en vervolgens hoofdredacteur van Thuis in Schaarbeek, het tijdschrift van het gemeenschapscentrum De Kriekelaar. Van 2005 tot 2009 coördineerde ze in Schaarbeek de Kinder- en Jeugdboekenjury Vlaanderen.
Sinds 2009 verblijft Jo Govaerts in Italië. Daarover schrijft ze op Cobra.be, de cultuursite van de vrt Radio.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
‘Dichten,’ zegt Jo Govaerts, ‘heeft voor mij veel te maken met kijken. Ik zie dingen die niemand anders ziet, maar die voor mij heel opvallend zijn. De rest is wazig voor mij. Dichten is het verwerken van wat ik zie en hoor.’ Jo Govaerts toont zich een kritisch-afstandelijk observator van de buitenwereld. Niet toevallig heet een van haar dichtbundels Waar je naar zit te kijken (1994).
Kijken komt op verschillende manieren en in verschillende contexten voor. Er is het kijken naar de ander, dat in een aantal gedichten resulteert in een vorm van beheerste liefdeslyriek. Er is het kijken naar de natuur, dat in de eerste twee bundels vooral gericht is op de zon, de maan, de directe omgeving, en dat nadien, mede ten gevolge van de reizen die ze onderneemt, uitgebreid wordt tot onder meer woestijnlandschappen. Het overkoepelende motief bij het kijken is de confrontatie met het eigen ik. In haar gedichten, die vaak gebaseerd zijn op de dagelijkse belevingswereld en die inspelen op de eigen ervaringen, tast Govaerts de grenzen af van een sterk persoonlijk gekleurde leefruimte. Eerst als opgroeiende tiener, later als volwassen vrouw, is zij op zoek naar een bewust doorleefde plaats in de samenleving.
In de debuutbundel Hanne Ton (1987), waarin de gedichten niets hebben van het dweperige dat veertien- of vijftienjarigen vaak overvalt, kijkt ze onbeschroomd en op een vaak afstandelijke manier aan tegen de levensvragen waarmee ze zich op dat moment geconfronteerd weet. Als er al sprake is van de grote idealen of de jeugddromen die zij als kind of als puber had, dan worden die meteen gerelativeerd door het ironische, vaak aan het cynische grenzende besef dat ze toch niet gerealiseerd kunnen worden. Zo eindigt het gedicht dat aanvangt met het vers ‘Dit is revolutie’ met deze ontnuchterende constatering: ‘WIJ VLIEGEN/ over kop en komen met een smak/ neer op het harde wegdek.’ In haar tweede bundel, De twijfelaar (1989), buigt Govaerts het sombere cynisme om tot een milde vorm van relativering, die haar toelaat, zij het steeds vanuit een grondgevoel van twijfel en onzekerheid, de relatie met de ander vanuit
| |
| |
zich aandienende nieuwe mogelijkheden te verkennen. Zo luidt het in ‘Hou van me’, een van de liefdesgedichten uit de bundel: ‘(...) kijk mij aan/ als wie ik ben als iemand/ die zou willen dat je/ van haar hield en/hou van me.’
Het thema van de liefde wordt verder geëxploreerd in Waar je naar zit te kijken (1994). Govaerts positioneert zich tegenover de geliefde vanuit de zekerheid van de aanwezigheid (‘Ik kijk naar je./ Ik zie je gouden/ trillen in het licht’), maar even nadrukkelijk vanuit het besef dat die relatie ook maar tijdelijk is. Het slotgedicht van de bundel is typerend: ‘Staande bij het raam/ valt niet eens te merken/ hoe even tevoren voeten/ zich hebben verwijderd (...).’ De bundel Apenjaren (1998) diept deze thematiek verder uit. Gaandeweg manifesteert zich, vanuit het besef dat de kindertijd defintief voorbij is en vanuit de confrontatie met andere culturen, een gevoel van fundamentele eenzaamheid (‘Aan niets, aan niemand kan ik ooit volledig toebehoren/ dan aan die onbetrouwbare innerlijke stem’), gekoppeld aan een vervreemding van zichzelf (‘Ik naast mij bloed dood -/ hoe kan ik/ dat ziende/ mij overleven?’) en het verlangen te verdwijnen. Een bijkomend motief in de gedichten van Jo Govaerts is de reflectie op de taal. In de slotstrofe van het gedicht ‘Als ik ten slotte oud zal zijn’ in Waar je naar zit te kijken legt ze de jij-figuur deze bedenking in de mond: ‘In gedichten probeerde ze nog/ iets van liefde te bestendigen,/ ja, in gedichten probeerde ze dat nog wel.’ De taal schiet tekort, in zoverre zelfs dat ze in Apenjaren de verzuchting uit: ‘Had ik maar een spraakloze mond,/ geen luide striemen in mijn huid getrokken, -/ het stille leven van voor ik bestond.’ (uit het gedicht ‘Al dat gezeg ik hou van jou’). En het gedicht ‘Ik wou een gedicht voor je schrijven’ eindigt met de strofe: ‘en ik stokte en mijn adem en mijn/ woorden allemaal, mijn angstige en blije’.
| |
Kunstopvatting
Dat anderzijds het schrijven voor haar geen vrijblijvende bezigheid is, blijkt dan weer uit het naar Slauerhoff verwijzende ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen’ (in Apenjaren), waarin ze schrijft: ‘dan is daar toch weer die stem die in mij spreekt/ en mij terug tot mijzelf doet komen,/ d.w.z. die mij openbreekt’. Wat het schrijven voor haar betekent, blijkt ook uit de keuze die zij onder de titel De vreugde van het schrijven (1996) maakte uit de
| |
| |
poëzie van Nobelprijswinnares Wislawa Szymborska. In het titelgedicht luidt het in de vertaling van Govaerts: ‘De vreugde van het schrijven./ De mogelijkheid van bestendiging./ De wraak van een sterfelijke hand.’
| |
Visie op de wereld
Uit de bundel Hanne Ton komt, ook al is een aantal gedichten luchtig van toon, een eerder pessimistisch en somber levensbeeld naar voren, zeker voor een vijftienjarige. In De twijfelaar stelt Govaerts zich minder radicaal op. De berusting en het fatalisme mogen dan nog niet volledig verdwenen zijn, de drang om die te doorbreken steekt toch al de kop op. Dat in de bundels die erop volgen ook de humor stilaan een plaats krijgt, wijst op het toenemende relativeringsvermogen en de grotere weerbaarheid waarmee Govaerts tegen de wereld aankijkt. In een gedicht dat aanvangt met het vers ‘De woestijn is eigenlijk een’ wordt zelfs, binnen de voor existentiële eenzaamheid staande metafoor van de woestijn, een opening gesuggereerd in de slotverzen: ‘kijk, iets blauws/ glinstert al in de verte’. Van euforisch optimisme kan echter niet worden gesproken. Altijd weer is de ik uit de gedichten erop gericht, ook in de beleving van mooie en beloftevolle momenten, de onderhuids levende dreiging van een foute ommekeer te vermoeden. Zo eindigt het gedicht in Apenjaren waarin de jij-figuur uitbundig de schoonheid van een ongerept sneeuwlandschap bejubelt, met de bedenking: ‘Ik zag/ al voor me hoe weldra daarin/ mijn stappen van jou heen.’ Twijfel blijft het overheersende gevoel. De bundel reisverhalen die zij publiceerde onder de titel Tatarstan (1998) heeft als ondertitel: ‘Een twijfelland aan de Volga’. In het land dat op zoek is naar een eigen identiteit, herkent ze zichzelf: ‘De zwaarste bagage die je meedraagt, ben je altijd zelf.’
| |
Relatie leven/werk
In haar gedichten zoekt Govaerts vaak op een directe manier aansluiting bij haar eigen leefwereld. Anekdotes uit de kindertijd en haar jeugd, ervaringen die ze heeft opgedaan op haar reizen, dienen als vertrekpunt en worden in het gedicht in een bredere, algemeen menselijke context geplaatst. Soms gaat ze daarbij onverbloemd te werk, zoals onder meer in het gedicht waarin haar vriendin Gudrun rechtstreeks wordt aangesproken: ‘Gudrun, weet je dat we kleine meisjes/ waren...’ (in De twijfelaar), een andere keer wordt bijvoorbeeld de muziek die toen geliefd
| |
| |
was als opstapje gekozen om een levensgevoel te beschrijven: in ‘Waarom getreurd’ uit Hanne Ton, een gedicht dat zij schreef bij de song ‘Why worry’ van de Dire Straits, brengt zij vanuit het besef dat een vriend voor altijd uit haar leven is verdwenen, een cynische eigen versie van het lied.
| |
Stijl / Kunstopvatting
Die nauwe verbondenheid met het eigen leven vindt ze ook terug bij de Litouwse dichter Eugenijus Alianka, uit wiens werk ze een bloemlezing publiceerde onder de titel Uit het archief van ongeschreven brieven (2010). In het interview waarmee de bundel afsluit, zegt Alianka: ‘De laatste jaren wordt mijn poëzie overheerst door het concrete, door mijn dagelijkse wederwaardigheden, mijn persoonlijke (maar niet alleen mijn) geschiedenis.’ De directe en speelse parlandostijl - ‘van een Lodeizen-achtige lichtheid’, zoals Herman de Coninck hem ooit omschreef - is het waarmerk van de poëzie van Jo Govaerts. Op die manier creëert zij een verregaande herkenbaarheid, die door de beheerste vormgeving van de gedichten en het uitgebalanceerde spel met stijlfiguren als assonantie (‘de manier waarop het klinkt in mijn hoofd is heel belangrijk’), herhaling, opeenstapeling en anakoloet een uitgesproken poëtische zeggingskracht meekrijgt. Het dichten is voor Govaerts ‘het denken op zich. De vragen die ik in mijn gedichten aan de orde stel zijn levensvragen. En je zoekt naar antwoorden, maar vindt die nooit. Nooit definitief in elk geval’ (interview Westera). Op de vraag of poëzie ook de lezer aanzet tot nadenken, antwoordt ze: ‘Ik denk niet dat je er wat mee bereikt. Poëzie is eenrichtingsverkeer. Iedereen interpreteert het zoals hij zelf wil. Het is geen persoonlijk contact.’ In haar gedichten zoekt Govaerts sporadisch aansluiting bij andere kunstwerken en/of kunstenaars. In Apenjaren staat het gedicht ‘Peter de Grotes Kunstkamer’ en een reeks gedichten waarvoor zij inspiratie vond in het werk van de Mexicaanse kunstenares Frieda Kahlo.
| |
Techniek
Doordat de gedichten van Govaerts meestal geen titel hebben, geven ze de lezer alle mogelijke ruimte voor een persoonlijke interpretatie. Ook de structuur van de bundels is vrij los. De gedichten volgen elkaar met hun wisselende anekdotes en invalshoeken in een snel tempo op, zonder dat ernaar werd gestreefd een innerlijke samenhang te suggereren via afdelingen
| |
| |
en/of cycli. Pas in de bundel Apenjaren wordt, evenwel zonder dat die expliciet zichtbaar wordt gemaakt in de structuur, een thematische ordening beoogd.
| |
Verwantschap / Kritiek / Publieke belangstelling
De debuutbundel kwam, door het voor een vijftienjarige beheerste en subtiele taalspel, voor de meeste poëziekenners over als een echte verrassing. De gedichten uit deze bundel vertoonden sporen van haar lectuur van dichters als Martinus Nijhoff, Herman de Coninck, Rutger Kopland en Miriam Van hee. In de bundels die erop volgden, evolueerde Govaerts gaandeweg naar een meer eigen zeggingskracht die haar bevrijdde van de invloed van de door haar bewonderde dichters.
Op de bundels van Govaerts werd over het algemeen positief gereageerd. Bij haar debuut werd vooral gewezen op haar jeugdige leeftijd en werd geschreven over de ‘eerlijke onbevangenheid en frisheid van een tiener’ (M. van Lierde). De toen nog grotendeels milde kritiek als zouden de gedichten iets te anekdotisch zijn, wordt later meer openlijk geuit. Herman de Coninck looft in zijn bespreking van De twijfelaar deze poëzie omdat ze ‘van een piepjonge zuiverheid en vooral van een voor die leeftijd onthutsende clichéloosheid is’, maar besluit toch: ‘Het is geen grote poëzie, maar als Govaerts zo doorgaat, schrijft ze die ongetwijfeld over een jaar of twee.’ Ook wordt een aantal keren gewezen op de verbrokkelde structuur: ‘de gedichten voegen aan elkaar niets toe en doen van elkaar niets af; er is geen enkel verband’ (Elke Brems).
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Jo Govaerts, Hanne Ton. Leuven 1987, Kritak, GB. |
Jo Govaerts, De twijfelaar. Leuven 1989, Kritak, GB. |
Jo Govaerts, Waar je naar zit te kijken. Leuven 1994, Kritak, GB. |
Wislawa Szymborska, De vreugde van het schrijven. Vertaling Jo Govaerts. Leuven 1996, Van Halewyck, GB. (vert.) |
Jo Govaerts, Apenjaren. Leuven 1998, Van Halewyck, GB. |
Jo Govaerts, Tatarstan. Een twijfelland aan de Volga. Leuven 1998, Van Halewyck, VB. |
Kraków, culturele hoofdstad van Europa. Redactie Jo Govaerts. Amsterdam 2000, Wereldbilbiotheek, E. |
Anna Swirszczynska, De mooiste van Anna Swirszczynska. Vertaling Jo Govaerts en Karol Lesman. Tielt/Amsterdam 2006, Lannoo/Atlas, GB. (vert.) |
Eugenijus Alianka, Uit het archief van ongeschreven brieven. Vertaling Jo Govaerts. Leuven 2010, G. (vert.) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Lieve de Mayer, Samenspraak met Jo Govaerts. In: Leuvense Cahiers, jrg. 3, nr. 2, juni-juli 1987, pp. 23-28. (interview) |
Nica Broucke, Pas veertien en al uitgegeven. In: De Morgen, 19-9-1987. (over Hanne Ton) |
Maurits van Liedekerke, De onbevangenheid van een tiener. In: Wij, 2-10-1987 (over Hanne Ton) |
X., Vijftienjarige Jo Govaerts: ‘Hoe reageert men op mijn poëzie?’ In: Gazet van Antwerpen, 31-10-1987. (interview) |
Tilly Stuckens, Hanne Ton. In: De Standaard, 23-11-1987. |
JVG, Verhoogt heel jong zijn de kans op bestsellers? In: De Morgen, 3-11-1988. (over Hanne Ton) |
Bertram Westera, Dichteres Jo Govaerts: Wat zou ik zijn zonder handen? In: HN Magazine, 25-3-1989. (interview) |
Ingrid van der Veken, Het tienerdagboek ontgroeid. Een Waals-Vlaams onderonsje: gesprek met een romanschrijfster van 18 en een dichteres van 16. In: Het Laatste Nieuws, 4-4-1989. (interview) |
Marjon Bolwijn, Scheutjes haat in een bundel met veel grijze gedichten. In: Het Parool, 28-10-1989. (interview) |
Cor Hospes, Dreunende zinnetjes in mijn hoofd. De wereld van Jo Govaerts. In: Vooys, jrg. 7, nr. 4, augustus 1989, pp. 2-11. (interview) |
Herman de Coninck, Een piepjonge volwassenheid. In: De Morgen, 2-2-1990. (over De twijfelaar) |
Jo Blommaert, Te veel uitleg vernietigt een gedicht. In: Knack, 9-3-1994. (interview) |
Hugo Brems, Twijfelaar. In: Ons Erfdeel, jrg. 33, nr. 3, mei-juni 1990, pp. 428-429. (over De twijfelaar) |
Marc Reynebeau, De wereld als droge min. In: Knack, 26-10-1994. (over Waar je naar zit te kijken) |
John Vervoort, Verplichte poëzie voor scholieren. In: De Gentenaar, 12/13-11-1994. (over Waar je naar zit te kijken) |
Peter de Boer, Bij het raam staat niemand te kijken. In: Trouw, 2-12-1994. (over Waar je naar zit te kijken) |
Paul Demets, Korte streling. In: Knack, 27-5-1998. (over Apenjaren) |
August Thiry, Stel je voor, een land zonder Russen. In: De Morgen, 12-11-1998. (over Tatarstan) |
Elke Brems, Apenjaren. In: Ons Erfdeel, jrg. 41, nr. 5, november-december 1998, pp. 743-744. |
Filip Huyseghems, Een twijfelland aan de Volga. In: Standaard der Letteren, 28-1-1999. (over Tatarstan) |
Kristin Rogghe, Had ik maar een sprakeloze mond. In: Poëziekrant, jrg. 23, nr. 3, mei-juni 1999, pp. 66-68. (over Apenjaren) |
Johan de Donder, Ik ben niet langer de tiener-dichteres. In: Vlaams-Brabant, nr. 4, 1999, pp. 22-25. (interview) |
122 Kritisch lit. lex.
september 2011
|
|