| |
| |
| |
Hermine de Graaf
door Janet Luis
1. Biografie
Hermine de Graaf werd op 13 maart 1951 geboren te Winschoten als Hermine Jonkers. Haar vader was er rector aan het gymnasium. Haar moeder verving wel eens, bij langdurige ziekte, de docent klassieke talen. Toen zij tien jaar was, verhuisde het gezin naar Den Helder. De vader was, tot zijn vervroegde pensionering, rector van het Helders Lyceum. Hermine bleef aanvankelijk achter toen het gezin opnieuw verhuisde. Ruim twee jaar later volgde zij haar ouders naar Velp.
Haar middelbare schoolopleiding verliep moeizaam. Geregeld werd zij van school gestuurd en werd dan weer elders op proef aangenomen. Zij bezocht vier verschillende scholen, in Den Helder, Schagen, Rheden en Arnhem, om ten slotte in 1969 het einddiploma mms te behalen op het Rhedens Lyceum.
Van 1969 tot 1975 studeerde ze Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Een half jaar voordat zij haar studie voltooide, verhuisde ze met haar echtgenoot Ted de Graaf naar het Noordlimburgse Swolgen, waar zij tot eind 1988 zou wonen. In het nabijgelegen Venray gaf zij tien jaar Nederlands op een scholengemeenschap. In 1985 gaf zij deze baan op om zich volledig te kunnen wijden aan het schrijverschap. Tegenwoordig woont zij in het Gelderse Nunspeet. Voor haar debuut, Een kaart, niet het gebied, ontving zij in 1984 de Geertjan Lubberhuizenprijs. Haar derde verhalenbundel, Aanklacht tegen onbekend, werd in 1987 genomineerd voor de AKO-literatuurprijs. Aan deze bundel werd een jaar later de F. Bordewijkprijs van de Jan Campertstichting toegekend.
| |
| |
Hermine de Graaf publiceerde in Hollands Maandblad, Bzzlletin, De Held, Vrij Nederland en NRC Handelsblad.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kritiek / Publikatie belangstelling
Hermine de Graaf debuteerde betrekkelijk laat, op 32-jarige leeftijd, al schreef zij vanaf haar twaalfde en stuurde ze op haar vijftiende enkele van haar verhalen naar Geertjan Lubberhuizen. Zowel hij als S. Vestdijk, die ze eveneens om een opinie verzocht, adviseerde haar eerst nog wat te oefenen en veel goede boeken te lezen. Misschien is het mede te danken aan die lange oefenperiode, dat zij opvalt in de grote groep schrijvers die in de eerste helft van de jaren tachtig debuteerde. Zij onderscheidt zich door haar produktie - vijf afzonderlijke publikaties in vier jaar - en door haar vaak ‘eigenzinnig’ genoemde toon en stijl. Haar werk is tot dusver overwegend gunstig ontvangen. Dat de publieke belangstelling voor haar werk groeit, mag blijken uit het feit dat haar derde en vierde boek in het jaar van publikatie voorkwamen in de door Vrij Nederland gepubliceerde lijsten met vijftig best verkochte titels.
| |
Verwantschap
Wellicht uit een behoefte om althans enige orde aan te brengen in de ‘debutengolf’, werden de vrouwelijke debutanten vaak in één adem genoemd. Hermine de Graaf heeft zich, net als Tessa de Loo, Marja Brouwers en Nelly Heykamp - de meest in het oog springende debutantes van de jaren tachtig-in interviews verzet tegen deze generalisatiedrift, al erkent zij één overeenkomst. Geen van de genoemde vrouwen heeft een nare jeugd gehad, die zij van zich af wil schrijven. Het meest verbonden voelt zij zich zelf met Josepha Mendels, die zich nooit iets aan literaire of andere conventies gelegen heeft laten liggen.
| |
Kunstopvatting
In het verhaal ‘Snoepjesnacht’ in Een kaart, niet het gebied (1984) legt Hermine de Graaf een beginnend schrijfster programmatische uitspraken in de mond. ‘In de Nederlandse literatuur is al vaak geschreven over jongens die verliefd worden op een medescholiere aan wie ze hun liefde niet durven te bekennen omdat ze bang zijn voor hun machtige vaders, met als gevolg dat zij hun moeders en de dienstmeisjes gaan verheerlijken. Ik wil laten zien dat de eerste passen van het meisje niet naar de moeder toe, maar van haar weg voeren, via de vader naar buiten leiden.’ Deze uitspraken zijn vaak geciteerd, omdat zij de indruk lijken te bevestigen dat er een scheiding valt aan
| |
| |
te brengen tussen ‘mannelijke’ en ‘vrouwelijke’ literatuur.
| |
Thematiek
Veel meer dan een schertsende verwijzing naar Terug tot Ina Damman van S. Vestdijk, de eerste literaire roman die Hermine de Graaf las en bewonderde, hoeft in deze passage niet te worden gezocht. Wel is de gespannen verhouding tussen moeder en dochter een veel voorkomend motief in de verhalen: de moeder die overwonnen moet worden, omdat zij haar dochter belemmert in haar ontwikkeling.
| |
Thematiek
De poging zich te ontworstelen aan de moederlijke macht valt in haar meest pure vorm te herkennen in Een kaart, niet het gebied. De hoofdpersonen, lastige en agressieve meisjes tussen tien en twintig jaar, zijn op zoek naar een eigen plaats in de wereld, naar een autonoom bestaan waarin zij zich niet naar maatschappelijke conventies hoeven te voegen. In een natuurlijke omgeving, zoals het bos, of in een min of meer natuurlijke, zoals de tuin, voelen zij zich veel beter op hun gemak dan tussen de mensen. Het is de moeder die hun belet zich af te zonderen, - ‘ze wil me uit de tuin hebben’, denkt het meisje in ‘Kersen eten’. De vaderfiguur wordt in Een kaart, niet het gebied vaak vertegenwoordigd door een psychiater of therapeut, die de lichtelijk ontspoorde meisjes helpt hun angst voor de werkelijkheid te overwinnen. Hij maakt hun duidelijk dat die werkelijkheid zich in hun hoofd bevindt, en niet daarbuiten. Ze moeten dus leren hun fantasie onder controle te krijgen. Om zich te beschermen tegen invloeden van buitenaf nemen zij hun toevlucht tot de taal. De verhalen in de bundel omsluiten de puberteit. De tienjarige Lisa in het eerste verhaal probeert de wereld met woorden in toom te houden: ‘“De fruitbomen worden natuurlijk gekapt,” besefte Lisa met een schok. “Appelmoes, appelmoes,” zong ze bezwerend.’ Als woorden te kort blijken te schieten, gaat ze over tot bruut geweld om aan de volwassenen duidelijk te maken dat ze het niet eens is met hun gang van zaken. De twintigjarige Klaar in het laatste verhaal heeft geleerd haar agressie verbaal te uiten. ‘Ik heb er een verdomde hekel aan als ze kersebomen omhakken’, zo luidt de eerste zin. Zij heeft besloten schrijfster te worden, meester te worden over haar fantasie en daarmee over de bedreigende werkelijkheid.
| |
| |
| |
Traditie / Verwantschap
Rob Schouten plaatste dit debuut onder de noemer ‘ontwikkelingsliteratuur’, literatuur waarin niet een rechtlijnig, realistisch verhaal wordt verteld, maar waarin het gaat om datgene wat zich onder de zichtbare oppervlakte bevindt Het gaat niet om de kaart, om wat te zien is, maar om het gebied, dat veel gecompliceerder is. De titel van deze bundel is enigszins misleidend, omdat daaruit afgelezen zou kunnen worden dat de kaart belangrijker is dan het gebied. Uit het titelverhaal blijkt echter het omgekeerde. Schouten zette twee generaties schrijvers tegen elkaar af, met gebruikmaking van de beeldspraak van Hermine de Graaf. Neorealisten als Hans Vervoort, Guus Luijters en Mensje van Keulen zag hij als representanten van ‘de kaart’. Oek de Jong, Kester Freriks, Nicolette Smabers en Tessa de Loo deelde hij samen met Hermine de Graaf in bij de ‘dieper borende’, psychologiserende generatie van ‘het gebied’. Zoals Schouten haar werk plaatste tegenover de ‘op den duur geestdodende vertelsels’ van de neorealisten, zo plaatste Aleid Truijens het tegenover het ‘risicoloze proza’ van overigens anoniem blijvende ‘nazaten van de “Revisor”-familie: vervaardigers van helder, analytisch proza, in een hechte structuur gegoten’.
| |
Techniek
Kunstopvatting
Hermine de Graaf schrijft geen psychologische verhalen, hoezeer die verhalen ook draaien om psychische gesteldheden. Zij legt namelijk niets uit, zij geeft weer wat zich in een hoofd afspeelt, zonder daarbij commentaar te geven. Dat heeft als consequentie dat de verhalen even verbrokkeld en chaotisch zijn als de breinen van haar personages. Over de toedracht van de gebeurtenissen in een verhaal tast men daarom wel eens in het duister. ‘De mensen moeten maar een beetje hun best doen, als ze me willen begrijpen’, laat zij het personage Klaartje zeggen in het titelverhaal van haar debuut. In zo'n uitspraak wordt de hand van de auteur even zichtbaar. Zo treedt ook in het verhaal ‘In naam der wet’, in Aanklacht tegen onbekend (1987) een aspirant-schrijfster op. Zij krijgt het volgende commentaar op haar opstellen. ‘“Je denkt te symbolisch en daardoor zijn je verhalen aan de duistere kant. Maar ze gaan tenminste ergens over en je hebt een eigen stijl. Ik houd van verhalen die geheimzinnig en spannend zijn”.’
| |
| |
| |
Techniek
Dergelijke reflecties op het schrijverschap laten zien dat Hermine de Graaf zich bewust is van de vorm waarin zij haar verhalen giet, al lijkt dit in tegenspraak met wat ze zei in een interview met Ineke Setz (1987): ‘De inhoud is vaak onderbelicht. We roepen allemaal maar dat we vormen moeten hebben, maar dat is het vak, dat kun je leren.’
| |
Stijl
Dat ze dit vak in haar debuut nog niet helemaal beheerste, blijkt uit de stilistische onevenwichtigheid ervan. Slordige formuleringen (‘Hij was kwaad over iets waar ze maar niet achter kon komen’) worden binnen een en hetzelfde verhaal afgewisseld met trefzekere volzinnen, zoals deze, over een meisje dat met boze bedoelingen een koekoeksklok de trap op zeult: ‘Boven viel zij de vogel in de rug aan, verminkte hem en gaf het kunstmatige kastje met zijn gewichten in de vorm van denneappels juichend een schop.’
| |
Ontwikkeling
Verwantschap
In zekere zin zijn vorm en inhoud van Een kaart, niet het gebied met elkaar in overeenstemming. De verhalen zijn even wispelturig, grillig en onafgerond als de hoofdpersonen ervan. De tweede bundel, De zeevlam (1985), is, hoewel verre van realistisch, evenwichtiger in stilistisch en thematisch opzicht. Al verschillen de personages niet wezenlijk van die uit het debuut, ze zijn wel ouder en minder openlijk agressief. Ze hebben zich onderworpen aan relationele en maatschappelijke structuren. Omdat ze niet meer in overeenstemming leven met hun eigen natuur is ook de band met dé natuur (zee, wadden, eiland, bos, bergen) verloren gegaan. Er is een zekere verwantschap tussen deze verhalen en de bundel Het plantaardig bewind (1964) van Jacques Hamelink. Beide schrijvers weten een geheimzinnige en onheilspellende sfeer op te roepen. Ook voor Hamelinks figuren houdt volwassen worden in, dat hun band met de natuur verloren gaat. Anders dan Hamelink is het Hermine de Graaf niet begonnen om de eenwording van mens en natuur, maar juist om het bevechten van de natuur. Haar personages zijn vitaal en strijdlustig.
| |
Visie op de wereld
Uit De zeevlam spreekt een weinig optimistische levensvisie. Naarmate een mens ouder wordt, maken spontaniteit en trouw aan zijn eigen maatstaven steeds meer plaats voor berekening en conformisme. Uit onvrede met het bestaan komt hij soms tot
| |
| |
daden, die verstrekkende of zelfs fatale gevolgen hebben. De vrouw Luna in ‘Waar is de horizon?’ doet, tegen haar natuur in, haar best het iedereen naar de zin te maken: haar kortzichtige man, bedilzieke moeder en veeleisende kinderen. Zij doet zichzelf zoveel geweld aan, dat ze de realiteit uit het oog verliest en tenslotte het gezin vergiftigt, op het jongste kind na. De derde verhalenbundel, Aanklacht tegen onbekend, getuigt evenmin van optimisme. Het is niet altijd duidelijk wie er schuld aan heeft dat sommige mensen het slechter hebben dan anderen. In deze bundel valt, net als in de twee voorgaande, de aandacht voor en solidariteit met zwakzinnigen op - solidariteit die het gevolg is van het opgroeien met een zwak begaafd zusje.
| |
Relatie leven/werk
Zoals de meeste schrijvers put Hermine de Graaf inspiratie uit haar eigen leven en verwerkt ze elementen hieruit in haar verhalen, zonder dat ze autobiografisch te noemen zijn. Behalve voor zwakbegaafden heeft zij in deze bundel oog voor fobielijders, aftakelende bejaarden en verwaarloosde kinderen. Veel van de verhalen spelen zich af in een licht criminele sfeer. Het verzet tegen de bestaande orde uit zich onder meer in doodslag, diefstal en mysterieuze verdwijningen, en eindigt steevast bij de machthebbers: de politie, de psychiater, de directie, de rechter.
| |
Kritiek
Stijl
Stijl
Op deze bundel werd door de kritiek verdeeld gereageerd, al werd hij wel genomineerd voor de AKO-literatuurprijs en later bekroond met de F. Bordewijkprijs. Opvallend is de rol die het woord ‘eigenzinnig’ speelt in de kritieken. Arnold Heumakers zag in Aanklacht tegen onbekend het bewijs van de ‘eigenzinnige kwaliteit van Hermine de Graafs literaire talent’. Aleid Truijens en Jaap Goedegebuure meenden dat zij aan eigenzinnigheid had ingeboet omdat zij te ‘vaardig’ zou zijn geworden, zowel in verhaaltechnisch als stilistisch opzicht. T. van Deel en Diny Schouten vonden haar in stilistisch opzicht juist weer te kort schieten. Beiden stoorden zich aan haar korte zinnen en dialogen, al beschouwde Diny Schouten die staccatostijl wel weer als ‘het kenmerk van Hermine de Graafs eigenzinnigheid’. Haar wijze van vertellen is inderdaad erg afgemeten, snauwerig haast. Een willekeurige passage: ‘De agent en ik drinken koffie. Hij zegt dat de pannekoeken lekker zijn. Het
| |
| |
motregent. De kamer bevalt me, hij is leeg en ruim. “Agent zijn is ook niet alles,” zegt hij’ (in ‘Aanklacht tegen onbekend’). Het is niet juist om hierin een blijk van stilistisch onvermogen te zien. Op deze manier weet Hermine de Graaf het grillige, enigszins primitieve gedachtenleven op te roepen van haar ik-personages, die niet zelden in een psychisch of maatschappelijk isolement verkeren. Tegelijk maakt zij het de lezer zo goed als onmogelijk zich met de verhaalfiguren te identificeren.
| |
Techniek
Ontwikkeling / Thematiek
Hoezeer zij schaaft aan de vorm, blijkt uit het verhaal ‘De bijschaduw’, opgenomen in het bundeltje De maan (1988). Een eerdere versie ervan publiceerde ze onder de titel ‘De olifanten’ in Bzzlletin. De gewijzigde versie is ontdaan van overtollige franje en is daardoor effectiever, krachtiger van mededeling. Ook op een ander niveau blijkt haar vormbewustzijn. Op listige wijze verwerkt zij elementen uit het ene in het andere verhaal. De verhalen in Een kaart, niet het gebied vormen, door de vele verwijzingen naar elkaar, een soort legpuzzel. Typische scholierenuitdrukkingen als ‘Een halve jampot kunnen we niet gebruiken’ keren in verschillende bundels terug, evenals het schrijfstersmotief. In de eerste drie bundels treedt in elk laatste verhaal, als een soort beschermheilige, een schrijfster op die lijkt op Hermine de Graaf. In Aanklacht tegen onbekend heet zij zelfs Hermine. Voor een thematische constante zorgen enkele variaties op de titel Een kaart, niet het gebied. ‘Een menukaart is de maaltijd niet’, heet het in De zeevlam. In haar vierde boek, de novelle De regels van het huis, wordt gezegd: ‘Het gaat niet om de bagage, Hans, maar om de reis.’ Op deze manier maakt ze haar werk tot een eenheid, al wijkt De regels van het huis in een aantal opzichten af van het overige werk. In de eerste plaats is er natuurlijk de langere adem van de novelle, waardoor het verhaal rustiger van opbouw is, minder spectaculair en weloverwogener. Het onderwerp is niet nieuw. Zoals in alle verhalen gaat het om een psychische gesteldheid, in dit geval van een twaalfjarig meisje. Het verschil is echter dat de twee hulpverleners, die het meisje een succesvolle psychoanalyse laten ondergaan, nog aan hun studie psychologie moeten beginnen. Een nieuw element
is de goede afloop van het verhaal, dat de lezer voor weinig interpretatieproblemen stelt. Alle raadsels wor- | |
| |
den gaandeweg opgelost. Toch kan niet gezegd worden dat Hermine de Graaf in deze novelle haar pessimistische levensvisie ineens heeft opgegeven. Het is maar de vraag of de amateur-psychologen en het meisje erin zullen slagen hun spontaniteit en levenslust te bewaren als ze eenmaal zijn afgestudeerd en volwassen geworden.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Hermine de Graaf, Een kaart, niet het gebied. Amsterdam 1984, Meulenhoff, VB. |
Hermine de Graaf, De zeevlam. Amsterdam 1985, Gornamona Pers. Opgenomen in De zeevlam. Amsterdam 1985, Meulenhoff, V. |
Hermine de Graaf, De zeevlam. Amsterdam 1985. Meulenhoff, VB. |
Hermine de Graaf, ‘Opgeslikt als een versnapering’. In: Er is niets poëtischer dan de waarheid. Schrijvers over Multatuli. Amsterdam 1986, Contact, pp. 73-77, V. |
Hermine de Graaf, Aanklacht tegen onbekend. Amsterdam 1987, Meulenhoff, VB. |
Hermine de Graaf, ‘De olifanten’. In: Bzzlletin, jrg. 17, november 1987, nr. 150, pp. 46-49. Gewijzigd opgenomen in De maan. Breda 1988, De Geus, V. |
Hermine de Graaf, De regels van het huis. Amsterdam 1987, N. |
Hermine de Graaf, ‘Moderne kunst en moderne kitsch’. In: NRC Handelsblad, 15-4-1988, E. |
Hermine de Graaf, De maan. Briefboek. Breda 1988, De Geus, VB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Rob Schouten, De achterkant van het borduurwerk. In: Trouw, 9-12-1984. (over Een kaart, niet het gebied) |
Aleid Truijens, De binnenwereld van lastige meisjes. In: NRC Handelsblad, 10-2-1984. (over Een kaart, niet het gebied) |
Jaap Goedegebuure, De magie van de puberale binnenwereld. In: Haagse Post, 3-3-1984. (over Een kaart, niet het gebied) |
H.M. van den Brink, ‘Het moet spoken in mijn hoofd’. In: NRC Handelsblad, 15-3-1985. (interview) |
Lieve Joris, Het koffertje van Hermine de Graaf. In: Haagse Post, 16-3-1985. (interview) |
Jos Teunissen, ‘Schrijven is voor mij verhalen vertellen aan mijn zusje’. In: Hervormd Nederland Magazine, 16-3-1985. (interview) |
Robert Anker, Debuut met veel sterke kanten. In: Het Parool, 21-3-1984. (over Een kaart, niet het gebied) |
Diny Schouten, Pubers van binnenuit. Het debuut van Hermine de Graaf. In: Vrij Nederland, 24-3-1984. (over Een kaart, niet het gebied) |
Wam de Moor, De opstandige leeftijd en het fluiten door de tanden. In: De Tijd, 30-3-1984. (over Een kaart, niet het gebied.) |
Aad Nuis, Ongetemde Diana's van het kustgebied. In: De Volkskrant, 13-9-1985. (over De zeevlam) |
Aleid Truijens, De listen van een slijkgaper. In: NRC Handelsblad, 27-9-1985. Opgenomen in: Een Jaar Boek 1985-1986. Overzicht van de Nederlandse literatuur. Amsterdam 1986, pp. 62-65. (over De Zeevlam) |
Diny Schouten, Veredelde cryptogrammen. In: Vrij Nederland, 28-9-1985. (over De zeevlam) |
Jaap Goedegebuure, Ouder, wijzer en bedroefder. In: Haagse Post, 28-9-1985. (over De zeevlam) |
Annechien Vink, Wedloop met het tij. In: De Groene Amsterdammer, 9-19-1985. (over De zeevlam) |
Jouke Mulder, ‘De menukaart is de maaltijd niet’. Hermine de Graaf, een schrijfster die nergens toe behoort. In: Elseviers Magazine, 21-12-1985. (interview) |
Arnold Heumakers, Liever cola dan wortelsap. In: De Volkskrant, 13-3-1987. (over Aanklacht tegen onbekend) |
Gees Zoon, Mijn koffertjes raakten voller en voller met verhalen. In: De Volkskrant, 20-3-1987. (interview) |
Diny Schouten, Desolate zielelandschappen. In: Vrij Nederland, 21-3-1987. Opgenomen in: Een Jaar Boek 1986-1987. Overzicht van de Nederlandse en Vlaamse literatuur. Amsterdam 1987, pp. 79-83. (over Aanklacht tegen onbekend) |
Gerrit Jan Zwier, Een donkere tunnel. In: Leeuwarder Courant, 27-3-1987. (over Aanklacht tegen onbekend) |
Aleid Truijens, Toenemend getreiter. In: NRC Handelsblad, 3-4-1987. (over Aanklacht tegen onbekend) |
Koos Hageraats, Ik ben klein en jullie zijn groot en dat is niet eerlijk. In: De Tijd, 10-4-1987. (over Aanklacht tegen onbekend) |
T. van Deel, De knaleffecten van Hermine de Graat In: Trouw, 16-4-1987. (over Aanklacht tegen onbekend) |
Robert Anker, Misdaad uit verzet en agressie. In: Het Parool, 17-4-1987. (over Aanklacht tegen onbekend) |
Jaap Goedegebuure, Kunst of vaardigheid? In: Haagse Post 2-5-1987. (over Aanklacht tegen onbekend) |
Piet de Moor, ‘Alle verhalen zijn in mij gebeurd’. In: Knack, 24-6-1987. (interview) |
Ineke Setz, ‘Er zijn zéér veel jongetjes in de Nederlandse literatuur’. In: De Groene Amsterdammer, 29-7-1987. (interview) |
T. van Deel, Subtiele en stemmige novelle van Hermine de Graaf. In: Trouw, 3-3-1988. (over De regels van het huis) |
Arnold Heumakers, Een ongeluk uit beleefdheid. In: De Volkskrant, 11-3-1988. (over De regels van het huis) |
| |
| |
Marjoleine de Vos, Kopje-onder in wellevendheid. In: NRC Handelsblad, 11-3-1988. (over De regels van het huis) |
Wim Vogel, Raadsels van het verleden. In: Vrij Nederland, 2-4-1988. (over De regels van het huis) |
Doris Grootenboer, Schrijven. In: Algemeen Dagblad, 23-4-1988. (interview) |
Aleid Truijens, De aanklager gewroken. Hermine de Graaf en de macht van het slachtoffer. In: Jan Campertprijzen 1988. 's-Gravenhage 1988, BZZTôH, pp. 63-77. (overzichtsartikel) |
33 Kritisch lit. lex.
mei 1989
|
|