| |
| |
| |
Hafid Bouazza
door Henriëtte Louwerse
1. Biografie
Hafid Bouazza is op 8 maart 1970 geboren in Oujda, in het noordoosten van Marokko. Hij is het zesde kind van een Algerijnse moeder en een Marokkaanse vader. Als Hafid een jaar oud is, vertrekt zijn vader naar Nederland om in een staalfabriek te gaan werken. In 1977 volgt de rest van het gezin: zijn vrouw en de inmiddels zeven kinderen. Zij vestigen zich in Arkel. Na de lagere school gaat Hafid naar de scholengemeenschap Wijdschild in Gorinchem. Hij begint op het vwo, maar omdat hij moeite heeft met exacte vakken stapt hij na drie jaar over naar de havo. Na zijn eindexamen in 1987 vertrekt hij naar Amsterdam. Daar studeert hij eerst Frans en Nederlands aan de Hogeschool van Amsterdam, om na zijn propedeuse over te stappen naar een studie Arabische taal- en letterkunde aan het toenmalige Instituut voor het Moderne Nabije Oosten van de Universiteit van Amsterdam. Hij krijgt een vrijstelling voor de eerste drie studiejaren, omdat zijn kennis van de Arabische taal en literatuur zeer omvattend blijkt. Tijdens zijn studie vertaalt hij in opdracht al verschillende literaire teksten, en ook voor zijn eindscriptie kiest hij voor vertalen: klassieke schelmenverhalen van Badi Azzaman al-Hamadhani uit de elfde eeuw. Hij maakt zijn studie echter niet af.
Voor zijn debuut, de verhalenbundel De voeten van Abdullah (1996), ontvangt Bouazza de E. du Perronprijs. De bundel wordt vertaald in het Engels, Frans en Tsjechisch. In 2001 schrijft hij in opdracht van de CPNB het Boekenweekessay Een beer in bontjas (2001), waarmee hij algemene bekendheid krijgt. Behalve als prozaïst manifesteert Bouazza zich als toneelschrijver, als ver- | |
| |
taler van Shakespeare en als samensteller en vertaler van een Arabische bibliotheek met vooral oude poëzie. Als essayist schrijft hij regelmatig artikelen voor NRC Handelsblad en Vrij Nederland. In 2002 is Bouazza eenmalig gastredacteur van het tijdschrift Optima. In 2003 ontvangt hij voor zijn gehele oeuvre de Amsterdamprijs voor de Kunsten. Voor zijn roman Paravion (2003) krijgt hij in 2004 de Gouden Uil.
Bouazza is naar eigen zeggen ‘een man van extase’ en naast taal en schrijven noemt hij muziek en alcohol als beproefde roesmiddelen. In oktober 2004 is hij gastredacteur van een aflevering van het tijdschrift Bzzlletin rond het thema genotmiddelen. Sinds hij in 2002 een aantal kritische artikelen in NRC Handelsblad publiceerde over de multiculturele samenleving, wordt Bouazza ook regelmatig gevraagd om zich te mengen in het maatschappelijk debat. Ook is hij regelmatig op televisie te zien, onder andere als gast in het avondvullende programma Zomergasten (17 augustus 2003).
Hafid Bouazza woont in Amsterdam en heeft twee zoons.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kunstopvatting / Publieke belangstelling
De voeten van Abdullah, de verhalenbundel waarmee Hafid Bouazza in 1996 debuteerde, werd direct enthousiast ontvangen. Niet alleen vond men de inhoud van het boek verrassend, ook het rijke taalgebruik trok sterk de aandacht, vooral omdat het boek was geschreven door een auteur van Marokkaanse afkomst. Vanaf het begin heeft Bouazza zich echter met klem verzet tegen de aandacht die hem als ‘migrantenauteur’ ten deel viel. Hij stond erop als een ‘normale’ Nederlandse auteur behandeld te worden, ook al speelde het grootste gedeelte van de verhalen in De voeten van Abdullah zich af in zijn geboorteland Marokko. In de vele interviews die op zijn debuut volgden, predikte Bouazza de autonomie van de kunstenaar, los van persoonlijke omstandigheden en ontheven van sociale verplichtingen. Een auteur schrijft alleen voor zichzelf en literatuur is er niet om sociale problemen op te lossen.
| |
Relatie leven/werk
In Een beer in bontjas, het essay dat hij schreef voor de Boekenweek van 2001 met het thema ‘Schrijven tussen twee culturen’, herhaalt hij deze stellingname, maar dit keer betrekt hij zijn eigen migratie wel in de discussie als hij het verhaal van zijn jeugd vertelt. Migratie, het overschrijden van grenzen, blijkt in de praktijk veelal te leiden tot het tegenovergestelde: het trekken van grenzen, het creëren van een home from home, een plek waar in versteende vorm de vertrouwde gebruiken worden nagebootst. Voor Bouazza dient migratie juist te staan voor ware grensoverschrijding, echte vernieuwing, een kans op hergeboorte. Wanneer hij in Een beer in bontjas uitroept: ‘Leve de ontworteling! Leve de thuisloosheid! Leve de ongebondenheid! Leve de verbeelding!’ dan staan ontworteling en thuisloosheid niet voor het pijnlijk ontbreken van roots en een ‘thuis’. De thuisloosheid van de autonome kunstenaar biedt juist de mogelijkheid ongelimiteerd rond te kijken in welk cultureel erfgoed dan ook.
| |
Traditie / Verwantschap
Bouazza profileert zich dan ook graag als ongebonden. Ongebonden door de oorspronkelijke cultuur, deel van de Nederlandse literaire traditie, maar ook puttend uit Arabische letteren en tegelijkertijd internationaal geïnspireerd door onder meer
| |
| |
Vladimir Nabokov, Anthony Burgess en Jorge Luis Borges. Binnen de hedendaagse Nederlandse letteren voelt hij zich verwant met de ‘extatische lyriek’ van dichters als Menno Wigman en Pieter Boskma.
| |
Thematiek
Visie op de wereld
Het ondermijnen van culturele clichés die het handelen en denken van mensen bepalen, vormt de achtergrond voor de verhalen van De voeten van Abdullah. De meerderheid van de verhalen speelt zich af in het dorpje Bertollo, een Marokkaans gehucht met strenge sociale controle en een dominante moskee. Het dorp beantwoordt aan de herkenbare en daardoor veilige tegenstelling tussen de westerse wereld van de lezer en de oosterse wereld van de personages. Er heerst een sprookjesachtige sfeer, waarin voeten kunnen praten en bomen veranderen in mensen en vice versa. Toch zijn de verhalen over Bertollo verre van idyllisch: ze staan bol van seksuele uitspattingen, bedrog, corruptie en onderdrukking. Het individu speelt geen rol; op enkele uitzonderingen na heten de mannen Abdullah en de vrouwen Fatima. In de loop van de verhalen verandert de luchthartige satire meer en meer in grimmige spot, wanneer Bouazza het exotisme van Bertollo zodanig opblaast dat zelfs een naïeve lezer zich ongemakkelijk begint te voelen. Incest, sodomie, doodslag: de bewoners van Bertollo mogen misschien achterlijk zijn, de lezer die zich te gemakkelijk heeft laten misleiden door Bouazza's spel met vooroordelen en culturele clichés, is dat ook. In De voeten van Abdullah richt Bouazza zijn pijlen verder op religieus fanatisme en op de idee van culturele identiteit als essentiële, bindende factor. Het geloof in een collectieve identiteit, gebaseerd op afkomst of religie, is per definitie een ontkenning en dus onderdrukking van de individuele vrijheid. Persoonlijke vrijheid is voor Bouazza het hoogste goed dat te allen tijde verdedigd moet worden. Een ander terugkerend thema in zijn werk is de crisis van de interculturele communicatie. Ook dit wordt in De voeten van Abdullah al uitgewerkt, met name in het verhaal ‘Apollien’, het enige verhaal in de bundel dat zich geheel in Nederland afspeelt. Het is een
ik-vertelling van de in Bertollo geboren Humayd Humayd, die naar Amsterdam verhuisd is en terugkijkt op zijn liefde voor de Nederlandse Apollien.
| |
| |
| |
Traditie
Het verhaal is in veel opzichten een interculturele variant op Lolita, Nabokovs meesterwerk over obsessie en onmogelijke liefde. Net als Nabokovs Humbert Humbert bezingt Bouazza's H.H. de schoonheid van de uiteindelijk onbereikbare liefde. Humayd schildert zichzelf af als een deels gretige, deels onwillige exotische (seks)slaaf van Apollien, de blonde westerse godin, die hem totaal beheerst en onderwerpt aan een culturele heropvoeding en identiteitshervorming om hem te ontdoen van zijn ‘folkloristische’ gebruiken. ‘Apollien’ lijkt de beschrijving van een botsing der culturen. De relatie van Humayd met Apollien is vooral een confrontatie tussen culturele stereotypen: blonde seksgodin tegenover mysterieuze oosterling. Apollien deelt de lakens uit en Humayd onderwerpt zich aan haar grillen. Hij biedt geen tegenwicht en doet er letterlijk het zwijgen toe. Dat is het meest opvallende aspect van Bouazza's verhaal: de verteller registreert weliswaar nauwkeurig de woorden van Apollien, maar op geen enkel moment gaat hij in op haar uitnodiging tot communicatie. De relatie loopt stuk, waardoor ‘Apollien’ een weinig hoopgevend beeld lijkt te schetsen van interculturele relaties. De personages kunnen zich niet losmaken van het beeld dat zij van zichzelf en van de ander hebben. Toch is er hoop: Bouazza schetst in ‘Apollien’ voorzichtig de mogelijkheid dat liefde kan leiden tot een situatie waarin verschil niet ongedaan gemaakt hoeft te worden, maar juist kan worden gedeeld. Een zelfde situatie zal zich voordoen in Paravion (2003).
| |
Visie op de wereld
In De voeten van Abdallah zet Bouazza lijnen uit die regelmatig in zijn werk terugkomen. Hij toont het sinistere potentieel van de culturele Oost-Weststereotypering, het projecteren van al het vreemde op de ander zonder het vreemde in onszelf te willen zien. Hij ontmaskert het perverse van culturele zuiverheidsmythen, waarbinnen vrouwen geen andere rol hebben dan die van een soort genetisch doorgeefluik.
Dat denken in Oost-West, wij-zij, allochtoon-autochtoon voor Bouazza een dubieuze voorstelling van zaken is, blijkt ook uit zijn novelle Momo (1998), over het leven van een kleine jongen en diens ouders in het dorpje Herfsthoven. Herfsthoven is een klassiek Nederlands dorp; Momo's ouders zijn heel gewone
| |
| |
mensen. Toch is Momo in het liber-Hollandse Herfsthoven een buitenbeentje. Hij is veel mooier dan de andere kinderen en zijn naam is ook ongebruikelijk: Momo is een variant op Mohammed. Net als in De voeten van Abdullah lijkt Bouazza hier een spel te spelen met zijn lezers door hen te laten merken dat het verhaal niet over migranten gaat, terwijl het hen toch prikkelt zich af te vragen of dat wel klopt. De conclusie is dan dat de herkenbare tegenstelling Oost-West bij Momo is vertaald naar de tegenstelling ouders-kind. Momo, als echt kind van zijn oude ouders, zou de voortgang van het eigene moeten garanderen. Toch belichaamt hij vooral het vreemde, maar dit keer maakt dat vreemde deel uit van het bekende. Bouazza lanceert een aanval op die plek die bij uitstek de eigenheid moet garanderen: bij moeder en kind. Maar Momo is anders, weliswaar niet een duidelijk identificeerbare buitenstaander, maar wel iemand die het unheimische in het gezellige Herfsthoven blootlegt. Dit unheimische gevoel wordt bovendien versterkt door de opvallende taal van de novelle.
| |
Stijl / Traditie
Momo is, meer nog dan De voeten van Abdullah, een experiment met taal waarbij Bouazza probeert zintuiglijke ervaringen te vangen in woorden of zelfs klanken. Momo lijkt hierin op de natuurbeschrijvingen van Gorters Mei, een visie die Bouazza onderschrijft, wanneer hij Momo in een interview omschrijft als ‘een hommage aan Gorter’. Maar het is in zekere zin ook een poëtische onafhankelijkheidsverklaring. Gorter en de Tachtigers - met name bij monde van Willem Kloos - pleitten voor absolute artistieke vrijheid van de autonome kunstenaar. Voor hen verving de kunst de religie en gold alleen ‘de eredienst van het Schone’. Door terug te grijpen op Gorter en de Tachtigers stelt Bouazza zich in die l'art pour l'art-traditie: het gaat om de kunst en niet om de (Marokkaanse) afkomst van de kunstenaar. Wel worden lezers die graag een exotisch tintje zien met Momo op hun wenken bediend: het boek is doorspekt met vreemde woorden, of althans woorden die veel lezers niet zullen kennen. Deze woorden behoren overigens in de meeste gevallen wel degelijk tot de Nederlandse taal. Deze ‘vreemde’ taal is het vergeten deel van de eigen welbekende taal. En zo volgt Bouazza het adagium van de Tachtigers: ‘vorm en inhoud zijn één’. Het vreemde is
| |
| |
niet langer het andere, maar het vreemde schuilt in het bekende: in het eigen Herfsthoven, in het eigen gezin, in de eigen taal.
| |
Kritiek
In de roman Salomon (2001) zoekt Bouazza nieuwe grenzen op, wanneer hij het onbekende in eigen hoofd, in eigen ziel wil blootleggen. Net als Momo is Salomon een poging om taal en beelden zo te manipuleren dat ze de realiteit vastleggen, een realiteit die ook de donkere kant van de menselijke psyche omvat. Deze alternatieve realiteit valt bij weinigen in de smaak. Na de unaniem positieve reacties op De voeten van Abdullah en de verdeeldheid die de receptie van Momo karakteriseerde, valt Salomon bij de meeste critici niet in goede aarde. Bouazza wordt verweten ‘zijn verhaal kwijt te zijn’; zijn taalgebruik wordt ‘blufpoker’ genoemd en de structuur van de roman ‘maniërisme ten top’.
| |
Thematiek / Techniek
Het verhaal, voorzover dat te reconstrueren valt, betreft het trauma van de verloren liefde tussen een jongen en een meisje. De roman bestaat uit drie delen: de eerste twee delen spelen zich af in Amsterdam, en het derde deel op Sicilië, waar het meisje op vakantie is om van de schrik te bekomen. Er ontstaat verwarring, doordat zowel de mannelijke als de vrouwelijke hoofdpersoon uiteenvallen in verschillende versies. Beiden hebben een alter ego, letterlijk een ander ‘ik’, dat wel op hen lijkt, maar toch duidelijk anders is en zich anders gedraagt. De mannelijke verteller creëert het personage Kai, en het meisje, Miranna, haar brutale ‘vriendin’ Meranda. In Salomon lopen de verschillende versies van deze personages door elkaar.
| |
Stijl / Techniek
Ontwikkeling
De verwarring die ontstaat, is deel van de opzet van een roman die de identiteit van de mens problematiseert. Salomon is vooral een weerslag van existentiële onzekerheid, een crisis van de eigen natuur, maar ook van de menselijke natuur en zelfs van de ‘natuurlijke’ gang van zaken. De roman schetst een wereld zonder zekerheden en zonder eenduidige waarheid: de onbetrouwbare vertellers stellen verschillende versies van zichzelf naast elkaar en er ontstaat een gespleten waarheid in een gefragmenteerde wereld. De beschrijvingen van de omgeving, vooral van de stad Amsterdam, zijn magisch-realistisch; de grens tussen de werkelijkheid en het fantastische, en zelfs die tussen mens en dier, vervaagt. De vertelde geschiedenis voltrekt
| |
| |
zich in een omgeving zonder ondubbelzinnige wetmatigheden. Salomon is een aanklacht tegen eenheid, of dat nu persoonlijke, culturele of nationale eenheid betreft; tegen de overzichtelijke classificaties die de waarheid van het menselijke bestaan op geen enkele manier weergeven. In die zin vormt deze roman een logisch vervolg op Momo en een voortzetting van een trend die met De voeten van Abdullah is ingezet: de wereld is geen tegenstelling tussen het bekende ‘wij’ en het vreemde ‘zij’ (De voeten van Abdullah); het vreemde zit in onze eigen bekend en vertrouwd veronderstelde wereld (Momo); het vreemde zit in onszelf (Salomon).
| |
Op het eerste gezicht lijkt Bouazza in Paravion (2003) terug te grijpen op de wereld van De voeten van Abdullah. Paravion keert terug naar een dubbele setting: Morea, een land dat erg Marokkaans aandoet, en de mysterieuze stad Paravion die veel weg heeft van Amsterdam. Het grote verschil met Bouazza's debuut is dat migratie in De voeten van Abdullah een bijzaak is, terwijl het in Paravion nadrukkelijk aan de orde is. Bouazza neemt migratie als fenomeen onder de loep.
| |
Thematiek
Het verhaal vertelt van het vertrek van Baba Baloek vanuit het stoffige Morea naar de mysterieuze stad Paravion. Baba Baloek wil in stilte vertrekken, maar zodra de andere mannen in het dorp er lucht van krijgen, gaan ze mee. Zo vertrekken dus in één klap alle mannen van het dorp op hun vliegende tapijten op zoek naar welvaart. Alle vrouwen blijven zwanger achter, inclusief Baba Baloeks vrouw, Mamoerra. Zij baart een zoon, die ook Baba Baloek genoemd wordt. Alle andere vrouwen van het dorp schenken het leven aan dochters.
Paravion schetst in grote lijnen de tegenstelling tussen de wereld die de mannen scheppen in Paravion en die van de achtergebleven vrouwen en hun liefdesknaap Baba Baloek jr. in de vallei Abqar. Terwijl de mannen voornamelijk rondhangen in hun theehuis en klagen over het ongepaste gedrag van de vrouwen in Paravion, breekt er in Morea met een nieuwe losse seksuele moraal ook een periode van voorspoed aan. Aan dit sprookje komt echter een einde wanneer de vrouwen worden gekidnapt door hun eigen vaders, die teruggekeerd zijn naar Morea om voor zichzelf geschikte bruiden te importeren om zo het morele
| |
| |
verval, dat als een sluipende ziekte ook onder de mannen toeslaat, te keren.
In deze roman verweeft Bouazza de realiteit van migratie met de pastorale literaire traditie. De overeenkomst tussen migratie, het zoeken naar voorspoed en geluk op een andere plaats, en de pastorale traditie, het ontsnappen aan de benarde positie in de werkelijkheid door te zoeken naar vrijheid en harmonie in de verbeelding, ligt wellicht voor de hand. Het lijkt erop dat de vrouwen na het vertrek van de mannen, en dus op het moment van het verdwijnen van onderdrukkende mannelijke autoritaire structuren, een soort paradijs weten te stichten waar een vrije (seksuele) moraal, harmonie en voorspoed heersen. De mannen daarentegen blijven in Paravion gevangen in hun androcentrische principes en bereiken niets. Dit lijkt een overzichtelijke tegenstelling, maar Bouazza laat deze niet intact. Er springen barstjes in dit verhaal, als ook de vrouwen zich gevoelig tonen voor de behoefte aan discipline - totale vrijheid staat nu eenmaal op gespannen voet met de eisen van alledag. Er komt een eind aan Baba Baloeks dromen op het moment dat één van de vrouwen van hem zwanger raakt. Het gezinsleven betekent voor hem een einde van ‘de tijden van zorgeloos gezang en onbekommerde seks’. Paravion laat zo zien dat het verlangen naar vrijheid en ontworteling op gespannen voet staat met de behoefte aan zekerheid.
Net als in ‘Aspollien’ zijn in Paravion migratie en persoonlijke vrijheid nauw verbonden met ideeën over culturele identiteit, communicatie en gender. Een vrouw die voor zichzelf een plaats opeist buiten de rol van dochter, moeder of echtgenote, vormt een bedreiging die de mannen in Paravion maar al te goed aanvoelen; niet voor niets hebben ze een bord met ‘VERBODEN VOOR VROUWEN’ op hun theehuis gehesen. Zij vrezen vooral ‘aanwezige’ vrouwen die de mannen dwingen tot communicatie. Echte communicatie betekent het openstellen van zichzelf voor de ander; en dat is nu juist wat de mannelijke trots en de culturele zuiverheidsmythe niet toestaan. Om het monster van liefde en openheid te bezweren vergrijpen de migrantenmannen zich onwetend aan hun eigen dochters: incest wordt zo het summum van culturele geslotenheid.
| |
| |
| |
Visie op de wereld
Het oeuvre van Bouazza kan worden samengevat als een pleidooi voor onvoorwaardelijke vrijheid en voor openheid, voor een visie die zich losmaakt van het voorspelbare. Ondanks zijn scherpe uitspraken in zijn politieke publicaties verzet hij zich in zijn literaire teksten tegen de behoefte om multiculturele spanningen te herleiden tot eenduidige tegenstellingen. Dat blijkt ook uit zijn vertaling van Shakespeare's Othello (2003). Bouazza geeft Othello, die traditioneel toch vooral als Moor, dus als zwarte, wordt voorgesteld, duidelijke ‘Arabische’ trekken mee. Dat is niet zonder aanleiding, want in de originele tekst blijkt Othello een in hoge mate cultureel onbestemde figuur te zijn, die wel degelijk met het Arabische in verband wordt gebracht. Zo noemt Iago bijvoorbeeld Othello ‘een Berberse hengst’ en een ‘Berberse idioot’. Bouazza's vertaling onderstreept het multiculturele potentieel van Shakespeare's tekst doordat hij de culturele onbestemdheid van Othello weer naar voren haalt. Bouazza verfoeit de aanduiding migrantenauteur. Maar migratie, soms van lichaam, maar vooral van geest, speelt wel degelijk een cruciale rol in zijn werk. Niet omdat de allochtone achtergrond van de auteur voor een exotisch decor zorgt, maar omdat Bouazza migratie gebruikt als allegorie voor een nieuwe vrijheid en nieuwe openheid. Alleen door openheid verandert confrontatie in ontmoeting, kan verschil worden gedeeld en wordt het eigene herontdekt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Hafid Bouazza, De voeten van Abdullah. Amsterdam 1996, Arena, VB. (licentieuitgave 1998, Muntinga, Rainbow pocketboeken 371; negende, herziene een aangevulde druk 2002, Prometheus) |
Hafid Bouazza, Apollien. Een toneelstuk. Amsterdam 1998, Prometheus, T. |
Hafid Bouazza, Momo. Amsterdam 1998, Prometheus, R. |
Schoon in elk oog is wat het bemint. De mooiste klassieke Arabische liefdesgedichten. Gekozen, vertaald en van nawoord voorzien door Hafid Bouazza. Amsterdam 2000, Bert Bakker, Bl (vert.). (tweede, uitgebreide druk, 2005, Prometheus) |
Hafid Bouazza, Een beer in bontjas. Amsterdam 2001, CPNB/Prometheus, E. |
Christopher Marlowe, De slachting in Parijs. Vertaald en bewerkt door Hafid Bouazza. Amsterdam 2001, Prometheus, T. (vert.) |
Hafid Bouazza, Salomon. Amsterdam 2001, Prometheus, R. |
Hafid Bouazza, Rond voor rond of als een pikhouweel. Samengesteld, vertaald en van commentaar voorzien door Hafid Bouazza. Amsterdam 2002, Prometheus, Bl. (vert.) |
Hafid Bouazza, Nederland is blind voor moslimextremisme. In: NRC Handelsblad, 20-2-2002, E. |
William Shakespeare, Othello. Vertaald en van commentaar voorzien door Hafid Bouazza. Amsterdam 2003, Prometheus, T. (vert.) |
Hafid Bouazza, Paravion. Amsterdam 2003, Prometheus, R. |
Hafid Bouazza, Het monster met de twee ruggen. Een kameropera. Amsterdam 2003, Prometheus. |
Hafid Bouazza, Een beer in bontjas. Autobiografische beschouwingen. Amsterdam 2004, Prometheus, E. (bewerking en uitbreiding van Een beer in bontjas, 2001) |
Frank Tashlin, De beer die geen beer was. Vertaald door Hafid Bouazza. Amsterdam 2004, Van Goor, J. (vert.) |
William Shakespeare, Het temmen van een feeks. Vertaald en van commentaar en nawoord voorzien door Hafid Bouazza. Amsterdam 2005, Prometheus, T. (vert.) |
Hafid Bouazza, De vierde gongslag. Amsterdam 2006, Uitgeverij 521, EB. |
Ibn al-Mu'tazz, De zon kussen op dit nachtuur. Gekozen en vertaald door Hafid Bouazza. Amsterdam 2006, Prometheus, GB. (vert.) |
Het lied van de regen. Woestijngedichten. Gekozen en vertaald door Hafid Bouazza. Met illustraties van Dick Matena. Antwerpen/Amsterdam 2006, Het Gonst/De Slegte, Bl. (vert.) |
Om wat er nog komen moet. Pornografica. Gekozen en vertaald door Hafid Bouazza. Met illustraties van Dick Matena. Amsterdam 2006, Prometheus. Bl. (vert.) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Sander Pleij en Mirjam Vosmeer, ‘De abele spelen, die vind ik prachtig’. In: De Groene Amsterdammer, 1-5-1996. (gesprek over onder meer De voeten van Abdullah) |
Thomas van den Bergh, Mijn gerezen lendentrofee. Bijzondere debuutroman van Hafid Bouazza. In: Het Parool, 31-5-1996. (over De voeten van Abdullah) |
Xandra Schutte, Witgetulband en wildgewingerd. In: De Groene Amsterdammer, 5-6-1996. (over De voeten van Abdullah) |
Elsbeth Etty, Berichten uit de blauwbaardburcht. Gesprek met schrijver Hafid Bouazza. In: NRC Handelsblad, 21-6-1996. (over De voeten van Abdullah) |
Doeschka Meijsing, Het ledigen der lendenen. Vreemde verhalen van Hafid Bouazza. In: Elsevier, 22-6-1996. (over De voeten van Abdullah) |
Reinjan Mulder, Mijn geheugen is preuts. Weelderig debuut van Hafid Bouazza. In: NRC Handelsblad, 7-7-1996. (over De voeten van Abdullah) |
Jaap Goedegebuure, De exotica van het gezochte woord. In: HP/De Tijd, 16-8-1996. (over De voeten van Abdullah) |
Peter Jacobs, De kunst van het misverstand. Hafid Bouazza over zijn succesvol debuut in de Nederlandse letteren. In: De Standaard, 24-10-1996. |
Wilma Kieskamp, Bekroonde Hafid Bouazza gebruikt archaïsch Nederlands in sprookjesachtige verhalen. In: Trouw, 21-1-1997. (over De voeten van Abdullah) |
Willem Kuipers, ‘Ik ben een Nederlandse schrijver’. Hafid Bouazza wil geen model-Marokkaan zijn. In: de Volkskrant, 1-5-1998. (interview) |
Maartje Somers, Mooie woorden. In: Het Parool, 1-5-1998. (over Momo) |
Hans Goedkoop, Een taal graaft haar eigen graf. In: NRC Handelsblad, 8-5-1998. (over Momo) |
Jeroen Vullings, De zintuiglijke wereld hoort ons toe. In: Vrij Nederland, 9-5-1998. (over Momo) |
Piet Grijs, [column gewijd aan bespreking van Momo]. In: Vrij Nederland, 16-5-1998. |
Yves van Kempen, Geschuifel en geguichel. In: De Groene Amsterdammer, 3-6-1998. (over Momo) |
A.N. Paasman, Een klein aardrijkje op zichzelf, de multiculturele samenleving en de etnische literatuur. In: Literatuur, jrg. 16, nr. 6, 1999, pp. 324-334. (over de positie van migrantenauteurs) |
Henriëtte Louwerse, Dutch Distorted. About Hafid Bouazza's Momo. In: Dutch Crossing, jrg. 24, nr. 1, 2000, pp. 29-38. |
Elizabeth Lockhorn, ‘Ik zou het leven willen dragen als een kroon’. In: Vrij Nederland, 3-2-2001, pp. 28-31. (interview) |
Bas Heijne, Vlinders, niet vastgepind. Het wensdenken over allochtone schrijvers. In: NRC Handelsblad, 9-3-2001. (over het boekenweekthema ‘Schrijven tussen twee culturen’) |
Arjan Peters, Op de zachte turelu van dijengewrijf. In: de Volkskrant, 2-10-2001. (over Salomon) |
Elsbeth Etty, Dwalen door een woordenwoud. In: NRC Handelsblad, 9-11-2001. (over Salomon) |
T. van Deel, Bouazza's trip met de Nederlandse taal. In: Trouw, 10-11-2001. (over Salomon) |
Kees 't Hart, Uitbreidende beelden. In: De Groene Amsterdammer, 24-11-2001. (over Salomon) |
Onno Blom, De spiegelroman van Hafid Bouazza. In: De Standaard, 29-11-2001. (over Salomon) |
Ortwin de Graef en Henriëtte Louwerse, De alteratie van Amsterdam. Hafid Bouazza's liefdesgeschiedenissen. In: Jaarboek voor de Literatuurwetenschap, nr. 1, 2001, pp. 169-191. (over ‘Apollien’ in De voeten van Abdullah) |
Ton Anbeek, Doodknuffelen. Over Marokkaans-Nederlandse auteurs en hun critici. In: Theo D'haen (red.), Europa buitengaats. Koloniale en postkoloniale literaturen in Europese talen. Amsterdam 2002, pp. 289-301. (overzicht van receptie migrantenauteurs) |
| |
| |
Arjen Fortuin, Verboden voor komkommers. In: NRC Handelsblad, 5-7-2002. (over de nieuwe editie van De voeten van Abdullah) |
Wim Raven, Zinnelijkheid zonder bezinning. In: NRC Handelsblad, 1-10-2002. (over Rond voor rond of als een pikhouweel) |
Theo van Os, Staalpaal of flamoes met kroes. In: Vrij Nederland, 14-12-2002. (over Rond voor rond of als een pikhouweel) |
Emma Brunt, Driften. In: Het Parool, 1-2-2003. (gesprek over onder meer de vertaling van Othello) |
Wilfred Takken, Arabische Othello als kippige Colin Powell. In: NRC Handelsblad, 3-2-2003. (over de opvoering van Othello door Toneelgroep Amsterdam) |
Bas Groes, Woorddronken honingtongen. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 148, nr. 1, 2003, pp. 139-150. (over Salomon) |
Bas Heijne, ‘Een moskee is geen cultuur, het is folklore’. In: NRC Handelsblad, 7-6-2003. (gesprek over onder meer kunst en samenleving) |
Arjan Peters, ‘Meer een westerse projectie van werkelijkheid’. In: de Volkskrant, 17-10-2003. (gesprek over onder meer Paravion) |
Arjen Fortuin, Donderwolk aan de heilige horizon. In: NRC Handelsblad, 24-10-2003. (over Paravion) |
Thomas van den Bergh, Feest der zinnen. In: Elsevier, 25-10-2003. (over Paravion) |
Piet Piryns, ‘Ik zie voornamelijk domheid en fanatisme om me heen’. In: Knack, 29-10-2003. (over multicultuur en maatschappij) |
Jeroen Vullings, De eeuwige schoolstrijd. In: Vrij Nederland, 22-11-2003. (over Paravion) |
Stefanie de Jonge, Saint-Amour par avion. De hemelvaart van schrijver Hafid Bouazza. In: Humo, 10-2-2004. (gesprek vooral over Paravion) |
Mohammed Benzakour, Een groteske woordkunstenaar in domineesland. In: Rosemarie Buikema en Maaike Meijer (red.), Kunsten in beweging 1980-2000. Den Haag 2004, pp. 305-322. (overzicht van het hele oeuvre) |
Marnel Breure en Liesbeth Brouwer, Een reconstructie van het debat rond migrantenliteratuur in Nederland. In: idem, pp. 381-396. |
Rudi Fuchs, Gewoon de schoonheid. Over Hafid Bouazza. In: De Revisor, jrg. 31, nr. 2, mei 2004, pp. 33-38. (algemeen, met name over taalgebruik) |
Henriëtte Louwerse, ‘Sweet is the Music of Yon Whispering Pine.’ Migration and the pastoral in Hafid Bouzza's Paravion. In: Dutch Crossing, jrg. 28, nr. 1/2, 2004, pp. 105-120. (over Paravion) |
Henriëtte Louwerse, Het mijne is het uwe. Culturele integriteit in Hafid Bouazza's ‘De Verloren Zoon’. In Michiel van Kempen e.a. (red.), Wandelaar onder de palmen. Leiden 2004, pp. 43-51. (over ‘De verloren zoon’ uit De voeten van Abdullah) |
Henriëtte Louwerse, Wie z'n neus schendt... Bouazza en Benali neuzen in Shakespeare. In: Arie Gelderblom e.a. (red.), Neerlandistiek de grenzen voorbij. Woubrugge 2004, pp. 237-247. (over Othello) |
Erik Spinoy, Paravion: Hafid Bouazza tussen het particuliere en het universele. In: Freespace Nieuwzuid, jrg. 4, nr. 14, 2004, pp. 4-14. (over Paravion) |
Kester Freriks, Bonkige ‘feeks’ met voetbalgrollen. In: NRC Handelsblad, 9-5-2005. (over de opvoering van Het temmen van een feeks door Toneelgroep Amsterdam) |
Dominique Caubet, [Interview]. In: Shouf Shouf Hollanda. Succesvol en Marokkaan. Vertaald uit het Frans door Théo Buckinx en Marianne Gossije. Amsterdam 2006, pp. 35-49. (over de invloed van Marokkaans-Nederlandse kunstenaars op de Nederlandse cultuur) |
Mischa Cohen, ‘Ik ben geen man van mate, maar van extase’. In: Vrij Nederland, 16-12-2006. (interview over genotmiddelen) |
Henriëtte Louwerse, Authenticiteitshelers? De ‘on-Nederlandse’ auteur in een tijd van onbehagen. In: Neerlandica Extra Muros, jrg. 45, nr. 1, februari 2007, pp. 1-10. (over onder meer Salomon) |
Henriëtte Louwerse, Homeless Entertainment. Hafid Bouazza's Literary Writing. Oxford 2007. (monografie) |
108 Kritisch lit. lex.
februari 2008
|
|