| |
| |
| |
F. van den Bosch
door Marjoleine de Vos
1. Biografie
Frederik (Frits) van den Bosch werd op 23 december 1922 in Utrecht geboren. Zijn ouders namen hem als vierjarige mee naar Indië waar hij in Batavia de kleuterschool en de lagere school bezocht, en in Malang het gymnasium.
Hij werd rond zijn twintigste door de Japanners gevangen genomen en kwam terecht in het burgerinterneringskamp Kesilir, op Oost-Java.
Na de oorlog keerde hij terug naar Nederland waar hij in Leiden enkele jaren Nederlandse taal- en letterkunde studeerde. Na enkele andere activifeiten werd hij, zoals hij zelf zegt, ‘als kneusje opgevangen door de UB [universiteitsbibliotheek] Amsterdam’.
In 1981 maakte hij, voor het eerst sinds zijn vertrek, een reis naar Indonesië.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Verwantschap
F. van den Bosch was een laat maar succesvol debutant. Zijn eerste novelle, ‘Het regenhuis’ (1953), leverde hem meteen een bladzijde op in Rob Nieuwenhuys' Oost-Indische Spiegel. Pas vijfentwintig jaar later werd dit verhaal, met drie nieuwe, opgenomen in Het regenhuis en andere verhalen, zodat Van den Bosch al bij zijn eerste bundel de reputatie ‘langzaamschrijver’ verwierf.
In de Oost-Indische Spiegel wordt Van den Bosch besproken onder het kopje ‘Indonesia revisited’. Dit hoofdstukgedeelte is gewijd aan schrijvers die na het verdwijnen van het Indië van hun jeugd de confrontatie met het nieuwe Indonesië aangaan, zowel werkelijk, door een bezoek, als in de verbeelding. Behalve Van den Bosch zijn dat Hella Haasse, Johan Fabricius, Willem Brandt en Margaretha Ferguson. Het sterk symbolische verhaal ‘Het regenhuis’, geschreven in een tijd dat Indonesië nog voor Nederlanders gesloten was, staat volgens Nieuwenhuys ‘aan het begin van deze gevoelsconfrontatie met Indonesië’. In dit verhaal wordt de hoofdpersoon verjaagd van de plek die voor hem- het, paradijs vertegenwoordigt. Het regenhuis, een verlaten bouwsel ergens op Oost-Java, dat hij als het zijne beschouwde, wordt vernield, het recht op de grond wordt hem ontzegd door mensen die hem toeroepen: ‘Mogen wij hier niet lopen? Het land is van ons, het hele land is van ons!’ Het regenhuis en de grond daaromheen vertegenwoordigen het geliefde Indonesië en de wil om daarnaar terug te keren. Het verhaal maakt duidelijk hoe moeilijk dat is voor diegenen die zich thuis voelen in een land waar zij niet thuis kunnen zijn.
| |
Thematiek
De poging tot her- of verovering van een geliefde plek, zoals die in ‘Het regenhuis’ wordt ondernomen, is exemplarisch voor bijna alle verhalen van Van den Bosch. Het regenhuis dankt zijn naam aan het eerste bezoek dat de hoofdpersoon er brengt. Bij die gelegenheid wordt hij overvallen door een regenbui waaraan hij zich geheel overgeeft. ‘Een mens zonk weg in de modder en werd zo weerloos dat een regendruppel hem uit elkaar kon slaan. Het was hem allemaal zeer vertrouwd, en het was zeer goed.’ Op grond van deze gelukservaring neemt hij bezit van het regenhuis, maar de vanzelf- | |
| |
sprekende eenheid met de hem omringende natuur, zoals hij die in de regenbui ervoer, is hem er niet meer gegund. Van het verlangen naar deze vroegere onbedorvenheid is het hele werk van Van den Bosch doortrokken.
Drie van de vier verhalen in Het regenhuis en vier van de vijf in In een plooi van de tijd (1983) gaan over Indië of Indonesië. Van den Bosch schrijft over dit land met liefde en verlangen, zelfs als hij over het lang niet altijd aangename verblijf in het kamp Kesilir schrijft. Zijn hoofdpersonen zijn als verliefd op de natuur, de mensen en de taal van Indië.
Dat het hem toch niet alleen om nostalgie naar het Indië van toen gaat, maken de lange in Lapland spelende verhalen duidelijk waarmee, beide bundels eindigen. Hoewel de natuur van Noord-Zweden en Indonesië niet veel met elkaar te maken lijken te hebben, legt Van den Bosch toch verbanden. Om te beginnen is Lapland een plek waar nog woeste, ongerepte natuur te vinden is, die zich niet makkelijk laat veroveren. In dat opzicht is het te vergelijken met het Indië van zijn jeugd. Soms doet een veenmoswal hem aan een sawahdijk denken, soms komen herinneringen aan mensen en gebeurtenissen uit Indonesië boven, maar vooral is de hoofdpersoon bezield van eenzelfde verlangen als de hoofdpersonen in de Indonesische verhalen: op te gaan in een (nog) onverstoorde wereld.
| |
Stijl
Van den Bosch doet ook stilistisch pogingen tot verovering van de omgeving die hij niet (langer) als de zijne kan beschouwen. Hij beschrijft heel precies, met veel, ook topografische, details, waar zijn personages zich bevinden, wat zij zien, voelen en ruiken. In ‘Het regenhuis’ doen die beschrijvingen soms gewild literair aan, ‘de zwarte coulissen van het snerpend oerwoud’, in de latere verhalen is zijn stijl eenvoudiger geworden. Maar al in dat eerste verhaal doet hij op ingehouden, onsentimentele wijze verslag van zijn liefde voor ‘het land dat hij als het zijne beschouwt, ook al heeft het lot anders beslist’ (Nieuwenhuys).
Om andere tijden en plaatsen zo nauwkeurig mogelijk op te roepen, maakt Van den Bosch veelvuldig gebruik van uitheemse woorden en begrippen. In beide bundels is achterin een woordenlijst afgedrukt die voor de lezer beslist niet overbodig is. De schrijver, voor wie het ongetwijfeld vanzelfspre- | |
| |
kend is dat men ‘in zijn tjelana monjet op de overloop’ zit of ‘op zijn buik op de kakilima’ ligt, laat zich meer dan eens geërgerd uit over ‘die vervelende woordenlijst’. Hij gebruikt de taal die hoort bij het land, waardoor hij zich dikwijls vooral tot ingewijden lijkt te richten: ‘Ik had wel graag geweten wat de kinderen doen in het speelkwartier. Bestaat “krijgertje-renteng” nog? En “baren” deden we dat hier? Knikkeren was hier in Yogya subtiel en inheems. Op de punten en zijden van een driehoek werden knikkers ingezet - ze mochten niet “botjel” zijn, en katogen waren minder “laku”. Wiens “djago” het dichtst bij de driehoek kwam, die mocht beginnen (...)’
| |
Kritiek
Verschillende critici (Reinjan Mulder, Alfred Kossmann) hebben zich aan deze eigenaardigheid van Van den Bosch' proza geërgerd, terwijl dat voor anderen (Margaretha Ferguson, Nieuwenhuys) de waardering juist vergrootte. Deze onenigheid is wellicht te verklaren uit een verschil in vertrouwdheid met de gebruikte begrippen. Voor het overige was de reactie op het werk van Van den Bosch vrijwel unaniem positief. T. van Deel, Ferguson en Aad Nuis prezen vooral de subtiliteit en de geringe sentimentaliteit waarmee Van den Bosch uiting geeft aan ‘simpel, hartverscheurend heimwee’ (Nuis). In een plooi van de tijd werd minder vaak besproken dan Het Regenhuis, maar zeker niet minder positief.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
Hoewel Van den Bosch al op grond van zijn eerste verhaal werd beschouwd als ‘iemand die de fijnste kneepjes van het vak verstaat’ (Hans Warren) laat zijn werk toch wel ontwikkeling en vooruitgang zien. Niet alleen is er verschil tussen ‘Het regenhuis’ en de andere verhalen uit de gelijknamige bundel, ook tussen de eerste en de tweede bundel als geheel laten zich verschillen aanwijzen. Zo missen de latere verhalen de nadrukkelijke symboliek van ‘Het regenhuis’, wat onder andere door Van Deel, ondanks zijn waardering voor dat verhaal, een verbetering genoemd werd. Op een stilistisch onderscheid tussen ‘Het regenhuis’ en de andere verhalen is hierboven al gewezen.
In een plooi van de tijd laat een kleine thematische verschuiving zien ten opzichte van Het regenhuis. In de eerste bundel overheerst het verlangen naar ‘hoe het was’ in het vooroorlogse
| |
| |
Indië, in de natuur van Kesilir, in de natuur van Lapland. De tweede bundel maakt duidelijk dat er veel veranderd is, zowel in Indonesië als in Lapland. Het verlangen wordt er niet minder om, maar het mengt zich met, onderdrukte, agressie. Een mooi voorbeeld levert het verhaal ‘Rode pitjes’. De hoofdpersoon staat na jaren voor zijn vroegere huis in Yogya, maar herkent het niet meer met zekerheid. Wel herkent hij de rode pitjes onder de bomen en de bevolking: ‘Er is in Indonesië heel wat veranderd, maar het is net als met de rode pitjes: als je met de mensen praat, ben je weer thuis.’ De verandering vergroot de afstand tussen de hoofdpersoon en zijn Indonesië of zijn Lapland. Die vergrote afstand tot het onderwerp wordt benadrukt door onderbrekingen van het verhaal voor vertellersingrepen als: Ja, Nancy zegt: ik moet jullie van alles uitleggen in dit verhaal dat over haar vrienden gaat.
| |
Techniek / Thematiek
Beide bundels zijn zorgvuldig van bouw. In de eerste fungeert het titelverhaal als scharnier tussen twee verhalen uit het vooroorlogse Indië en het Laplandverhaal. Deze plaatsing versterkt het verband tussen de twee landen, zij spiegelen zich in elkaar. De onvervulbaarheid van het verlangen naar Indonesië zoals het wordt uitgedrukt in ‘Het regenhuis’, wordt voorafgegaan door verhalen over de tijd dat Indië nog realiteit was en gevolgd door wat nú werkelijkheid is: het - althans emotioneel - met Indonesië vergelijkbare Lapland.
| |
Visie op de wereld
De tweede bundel begint met een Indisch volksverhaal over een oude man die de bergen intrekt, waar hij een rusteloos zwervende ziel redt door zijn eigen leven te offeren. ‘Een eenvoudige gedachte kwam bij hem op (...): een mens is altijd op weg. Of hij nu thuis zit, of op zijn sawah werkt, of zich verliest in de wildernis, hij is op weg. Op weg naar een doel dat niet verandert. Welk doel, dat weet God alleen.’ Dit verhaal kan min of meer als een motto voor de bundel beschouwd worden.
Ook in de andere verhalen wordt gereisd, in de tijd en in de ruimte. Het titelverhaal beschrijft de eerste Indische weken van een Nederlands jongetje; ‘Nostalgie’ een weerzien met het veranderde Indonesië na ruim dertig jaar. In ‘Oom James’ voert een toevallige ontmoeting de hoofdpersoon weer
| |
| |
terug naar het Indië van vroeger en het laatste verhaal vertelt van een tocht door het Lapland van nu, waar de vervuiling oprukt. In deze bundel wordt steeds heen en weer gependeld tussen vroeger en nu, waarbij vroeger er beter afkomt.
| |
Techniek
Verschillende critici hebben opgemerkt dat er eigenlijk ‘niets gebeurt’ in de verhalen van Van den Bosch. Soms suggereert een vooruitwijzing dat er nog een soort ontknoping zal volgen, maar het blijft bij de suggestie. Wat Van den Bosch doet, is langzaamaan de omstandigheden onthullen waarin de hoofdpersoon zich bevindt. Zijn verhalen bestaan vaak uit losse delen: kleine verhalen in het verhaal, gesprekken, een fragment uit een brief, een door iemand vertelde herinnering. Al deze delen roepen in samenhang een beeld op. Een pointe volgt zelden, het verhaal houdt op zoals het begonnen is: op een ogenschijnlijk willekeurig moment.
Van den Bosch kiest betekenisvolle episodes. Elk verhaal is een vorm van het in kaart brengen van een gebied, of dat nu de kindertijd is of de natuur van Lapland.
| |
Traditie / Verwantschap
Van den Bosch' nauwkeurige beschrijvingen van de Zweedse natuur, deden Nieuwenhuys ‘onweerstaanbaar aan Junghuhns beschrijving van Jaya's vulkanenwereld denken’. F.W. Junghuhn bracht, in de eerste helft van de vorige eeuw, veel onontdekte gebieden in Indonesië in kaart en beschreef daarbij alles wat hij zag nauwkeurig met behulp van tabellen, klimatologische gegevens en dergelijke. Van den Bosch zelf noemt Junghuhn als een schrijver die grote invloed op hem heeft gehad.
Ferguson en Nuis werden door de Zweedse verhalen aan W.F. Hermans' Nooit meer slapen herinnerd, waarnaast ‘Disponent Anderson’ het volgens Ferguson ‘moeiteloos’ kan uithouden. Deze vergelijking is ongetwijfeld vooral het gevolg van de identieke lokatie. Ook de namen van A. Alberts, Maria Dermoût en Tjalie Robinson vallen in sommige besprekingen, maar van een duidelijk verwantschap lijkt toch geen sprake. Van den Bosch is de vreemdeling die hij zich blijkens een interview ook graag wil voelen.
| |
Relatie leven/werk
Uit interviews blijkt ook dat Van den Bosch voor zijn verhalen grotendeels uit eigen ervaring put. Het verhaal ‘Nostalgie’ geeft een indruk van zijn reis naar Indonesië in 1981, hij verbleef zelf in het kamp Kesilir uit ‘Sarinah’, met zijn
| |
| |
levensgezellin Ma'ité maakt hij tochten zoals beschreven in ‘Regen boven Ritsemjokk’. In het vierjarige jongetje Johan uit ‘In een plooi van de tijd’ dat nog aan Indië moet wennen, herkennen we de schrijver, evenals in het jongetje Bossèn uit ‘Nom de guerre’. Van den Bosch is geen verzinner. In zijn verhalenwereld wordt wel ‘de werkelijkheid (...) voortdurend door de verbeelding vervormd’ (Nieuwenhuys). De verlangens die geformuleerd worden in Van den Bosch' verhalen ontstijgen de biografie en worden ook voor de oningewijden navoelbaar.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
F. van den Bosch, Het regenhuis. In: Gastenboek van Singel 262, Amsterdam 1953, Querido, V. (opgenomen in Het regenhuis en andere verhalen, Amsterdam 1978) |
F. van den Bosch, Het regenhuis en andere verhalen. Amsterdam 1978, Querido, VB. |
F. van den Bosch, In een plooi van de tijd. Amsterdam 1983, Querido, VB. |
F. van den Bosch, Krontjong. In: Dat was nog eens luisteren, Amsterdam 1985, pp. 12-16. Querido, V. |
F. van den Bosch, De roep van de tokèk. In: De Tweede Ronde, jrg. 5, nr. 4, pp. 3-9, V. (opgenomen onder de titel Bloemen op een graf in Goed gebundeld 1986, Utrecht 1986, Bruna) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Rob Nieuwenhuys, Oost-Indische Spiegel. Wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven, vanaf de eerste jaren der compagnie tot op heden. Amsterdam, 3e druk, 1978, Querido, pp. 552-554. (over Het regenhuis en andere verhalen) |
Aad Nuis, Op de snaren van de weemoed. In: Haagse Post, 30-9-1978. (over Het regenhuis en andere verhalen) |
Tom van Deel, Het zuivere proza van een mentale stroefheid. In: Vrij Nederland, 7-10-1978. (over Het regenhuis en andere verhalen) |
Margaretha Ferguson, (zonder titel). In: Elseviers Magazine, 21-10-1978. (over Het regenhuis en andere verhalen) |
Jan Bart Klaster, Succes verraste langzaamschrijver. In: Het Parool, 10-11-1978. (interview) |
Hans Warren, Het regenhuis en andere verhalen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 30-9-1978. |
Reinjan Mulder, Muggen of mensen. In: NRC Handelsblad, 2-2-1979. (over Het regenhuis en andere verhalen) |
Alfred Kossmann, Het regenhuis van Van den Bosch. In: Het Vrije Volk, 10-3-1979. |
Guus Houtzager, Over F. van den Bosch. Het regenhuis en andere verhalen. In: Literair Paspoort, jrg. 30, nr. 277, maart-april 1979, pp. 169-170. |
Corine Spoor, Frits van den Bosch, ‘Optimisme past eigenlijk niet meer in mijn leven’. In: De Tijd, 13-5-1983. (interview) |
Hans Warren, Nostalgie om het oude Indië. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 14-5-1983. (over In een plooi van de tijd) |
T. van Deel, Op weg naar het rollende hoofd. In: Trouw, 19-5-1983. (over In een plooi van de tijd) |
P.M. Reinders, Verstoorde herinneringen. In: NRC Handelsblad, 24-6-1983. (over In een plooi van de tijd) |
21 Kritisch lit. lex.
|
|