| |
| |
| |
Ben Borgart
door Bernd Albers
1. Biografie
Bernhard Borgart werd op 17 maart 1940 te Amsterdam geboren. Hij had geen gemakkelijke jeugd: doordat zijn vader zeeman was en zijn moeder al heel vroeg overleed, bracht Ben zijn jongensjaren door in allerlei kindertehuizen en pleeggezinnen. Hij was een onaangepast, geremd en solitair kind dat dikwijls wegliep wegens kleine diefstallen herhaaldelijk in aanraking kwam met politie en justitie. Voordat hij de lagere school kon doorlopen, zat hij wegens een psychisch spraakgebrek een jaar op het blo. Na het lager onderwijs ging hij naar het ulo, dat hij met moeite afmaakte. Vervolgens besloot hij naar de kunstnijverheidsschool te gaan met het plan om kunstschilder te worden. Hij hield het er echter maar één jaar uit. Op zijn zeventiende jaar begon hij als classificeerder in de havens te werken, de start van een beroepscarrière die gekenmerkt werd door veel ambachten en zo mogelijk nog meer ongelukken. Zo werkte hij onder andere ook als bordenwasser, nachtportier, knecht op een biologisch-dynamisch boerenbedrijf in Limburg en als slakkenkweker en geitenhoeder in de Pyreneeën. In al die jaren zwierf en reisde hij (vooral per fiets) door verschillende delen van de wereld en trachtte hij te schrijven. Zijn vroegere maatschappelijk werkster haalde hem begin 1972 over het manuscript van De vuilnisroos naar De Bezige Bij op te sturen. Sinds Ben Borgart een contract bij deze uitgeverij sloot, probeerde hij verder als professioneel schrijver door het leven te gaan.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kritiek
De literaire kritiek reageerde in het algemeen zeer aangenaam verrast op de verschijning van De vuilnisroos, de debuutroman van Ben Borgart: niemand had tot op dat moment van hem gehoord, mede doordat hij in nog geen enkele periodiek iets gepubliceerd had. Voor veel critici, die het boek uiterst welwillend bespraken, bleek er een grote bekoring uit te gaan van de combinatie van technische ongeschooldheid en vlotte, ongegeneerde en enigszins naïeve verteltrant, die Borgart in dit eerste romanwerk liet zien.
| |
Publieke belangstelling
Niet alleen de critici waren zo gecharmeerd van dit authentieke, nog frisse geluid, een breder lezerspubliek voelde zich aangesproken. In het bijzonder werden veel middelbare scholieren gegrepen door de vlotte leesbaarheid en het ongedwongen, blijmoedige vitalisme dat uit het werk naar voren kwam: mede door de goedkope Bulkboek-edities uit 1974 en 1980 prijkte het boek opvallend vaak op de literatuurlijsten. Het Wereld Natuur Fonds wilde Borgart een baan als vogelwachter op de Fär Öer-eilanden aanbieden, de Stichting Fiets hielp hem aan een uitrusting voor zijn ‘superfiets’ en er bereikten hem weldra verzoeken voor korte verhalen en journalistieke bijdragen. Dit onverwachte succes wist Borgart voorlopig te continueren met de publikatie van een tweede, ditmaal zeer lijvige roman, De slakken van Canêt d'Olt, die qua stijl en thematiek dicht op het debuutwerk aansloot.
| |
Thematiek
Hoewel hij in de loop der jaren nog verschillende romans en verhalenbundels publiceerde, zijn die toch allemaal duidelijk in de schaduw gebleven van zijn eersteling De vuilnisroos, waarin reeds de voornaamste bestanddelen van Borgarts schrijverschap zijn terug te vinden. Zijn non-conformistische houding, zijn grote drang naar vrijheid, onafhankelijkheid en ongebondenheid en zijn bewuste keuze voor een positie buiten de verspillende consumptiemaatschappij zijn in deze debuutroman toch wel het meest pregnant tot uitdrukking gekomen. De vuilnisroos kan beschouwd worden als het rechttoe, rechtaan vertelde relaas van de maatschappelijke outcast Louis Cuzzi, een zwerver die per wrak kruisertje de Amsterdamse
| |
| |
grachten op gezag van hogerhand moet verlaten en enige maanden door het Noordhollandse waterland peddelt en een kortstondig verblijf heeft op een vuilniseiland midden in een meertje, waarop hij tijdens zijn boottocht is gestuit. Even schijnt dit hem de juiste lokatie toe waar hij zijn ideaal van het eenvoudige, zuinige en natuurlijke leven in de praktijk kan brengen: hij tracht in leven te blijven van wat hij tussen het afval vindt en van wat vrij op het eiland groeit, hij sleept allerlei nog bruikbare voorwerpen naar zijn schuitje en hij speelt fluit voor de op het eiland rondwroetende varkens. Dit vredige bestaan in harmonie met de dieren wordt echter verstoord door de autoriteiten, die hem van het eilandje verjagen en hem weer tot verder dobberen dwingen. Tijdens een storm lijdt Cuzzi uiteindelijk schipbreuk, maar hij wordt gered door het zeer aantrekkelijke tienermeisje Ellie, op wie hij verliefd wordt en met wie hij een tweede zwerftocht beraamt. Op snelle racefietsen willen zij samen naar Azië afreizen, maar reeds bij Maastricht worden zij onderschept; Cuzzi laat, bevreesd voor een tweede confrontatie met de autoriteiten, Ellie in de steek en springt wegvluchtend voor zijn belagers op de trein naar Amsterdam.
Een belangrijk symbool in deze roman is de vuilnisroos, die technisch gezien de, schakel vormt tussen de beide zwerftochten van Cuzzi. Midden tussen alle rotzooi op het vuilniseiland treft Cuzzi een prachtige roos in volle bloei aan, die hij plukt en die hij later, als zijn boot is gezonken en hij op de roos na al zijn spullen is kwijtgeraakt, aan de pure en onbedorven Ellie overhandigt. Deze roos symboliseert hier de nog resterende hoop van Cuzzi op een herstel van het natuurlijke leefmilieu van de mens; de bloem is in de roman het teken geworden van het nog vrije, ongerepte leven in een verder overgecultiveerde en daardoor grondig vervuilde wereld. Over het vuilniseiland, dat voor hem het paradijs van het einde van de twintigste eeuw uitmaakt, merkt Cuzzi op: ‘Alles wat hier kon leven was zalig. Dit was dan het toekomstige leefmilieu, de uiteindelijke waarheid omtrent het wezen der dingen en de tendens van onze tijd.’
| |
Visie op de wereld
De in De vuilnisroos verwoorde opinies en natuurfilosofieën van de protagonist Cuzzi blijken nauwkeurig aan te sluiten bij
| |
| |
Borgarts eigen visie op het bestaan van de mens: Cuzzi is in feite Borgarts alter ego. Beiden staan sterk afwijzend tegenover onze materialistische maatschappij en kiezen, omwille van het behoud van het leefmilieu van de mens, doelbewust voor een maatschappij van de eenvoudige, zuinige levenswijze. Met De vuilnisroos beoogde Borgart vooral ook jonge mensen te beïnvloeden, hij wilde bij uitstek de jongste generatie de ‘kick’ van het eenvoudige leven laten zien en aan hen demonstreren dat je juist ‘met simpel leven en weinig geld’ heel gelukkig kunt zijn. De mens zal, meent Borgart, voortaan veel meer in harmonie met de natuur moeten gaan leven. In het licht hiervan kan Borgarts voorkeur voor vegetarisme en macrobiotiek, zijn propaganda voor de fiets als gezond en milieuvriendelijk vervoermiddel en zijn pleidooi om in Nederland de organische landbouw een veel grotere kans te geven, begrepen worden: ‘We moeten toe naar een wereld van landbouw en boerenbedrijven. De honger in de wereld kan dan pas opgelost worden, als we overal landbouwgewassen telen.’ Veel van wat Borgart in het verleden over het milieu te berde heeft gebracht is, hoewel sympathiek overkomend, vaak wat onbeholpen geformuleerd en doet ons nu wat naïef en gedateerd aan.
| |
Traditie / Verwantschap
Mede vanwege de mild-ironische verteltoon en de episodische verhaalstructuur hebben met name de romans De vuilnisroos en De slakken van Canêt d'Olt wel trekken van de schelmenroman. Ook in Borgarts tweede roman treedt de maatschappelijke drop-out Cuzzi immers als protagonist op en beleeft deze om in zijn minimale levensonderhoud te kunnen voorzien wederom een reeks dwaze avonturen, onder meer met de half gesjochten beeldhouwer Caspard, voor wie hij een borstbeeld naar Duitsland helpt smokkelen en met wie hij vervolgens naar diens buitenverblijf in Zuid-Frankrijk trekt om hem bij werkzaamheden aldaar te assisteren. De in de schelmenroman zo kenmerkende aandacht voor de situatie van de aan de zelfkant van de maatschappij levende pauper is bij Borgart ook aanwezig, al ligt het zwaartepunt bij hem na zijn eerste romans geleidelijk aan steeds duidelijker op het zo direct en onopgesmukt mogelijke vertellen van de vele verwikkelingen waarin de hoofdfiguur is verzeild geraakt. Een duidelijke afwijking ten
| |
| |
opzichte van de échte schelmenroman is dat Borgarts romanheld allesbehalve een sluwe en doortrapte zwerver is, maar eerder de trekken vertoont van een wat sullige en onhandige lomperik.
Ben Borgart is niet de enige Nederlandse auteur die enigszins in de traditie van de avontuurlijk-picareske verhaalkunst staat. Een andere Nederlandse representant van dit schelmengilde is Jan Cremer, met wiens spraakmakende ik-romans Borgarts werk door de kritiek regelmatig in verband is gebracht. Overige auteurs met wie Borgart wel eens vergeleken wordt zijn Hans Plomp en Joop Waasdorp. In breder verband behoort hij tot de grote groep van de echte vertellers, die bovenal literair entertainment van niveau produceren.
De auteurs die Borgart vroeger graag las en nu nog steeds leest, zijn onder anderen Ernest Claes, Jan Wolkers, Henry Miller en Jack Kerouac. De schrijver die volgens Borgart bij uitstek in staat is om ‘de ideale roman met de ingewikkelde constructie’ te componeren, is Graham Greene.
| |
Kunstopvatting
Het minste dat Borgart van een goede romanschrijver verwacht, is geëngageerdheid met de samenleving. Het gaat erom ideologie met bellettrie te vermengen, door klassentegenstellingen heen te breken en iedere lezer te bereiken. Engagement zal in Borgarts optiek dus vertaald moeten zijn in de leesbaarheid en de begrijpelijkheid van het literaire werk: arbeiders moeten zijn verhalen en romans even goed kunnen lezen en er plezier aan beleven als de meer geschoolde lezers. De goede roman is volgens Borgart het volmaakt vertelde verhaal dat gemakkelijk gelezen kan worden en de lezer veel ontspanning biedt.
| |
Techniek
Tegen de achtergrond van deze literatuuropvatting is het geen toeval dat Borgarts verhalen en romans veelal bonte aaneenschakelingen zijn van allerlei anekdoten en avonturen. Vooral in zijn vroegste werk worden de verschillende belevenissen dikwijls afgewisseld door lange - soms al te lange - bespiegelingen van de ik-figuur, die het universum, het leven in de vrije natuur, de oosterse mystiek of de natuurgeneeskunst tot onderwerp hebben. Gevoel voor proporties en evenwicht in de compositie zijn bij Borgart helaas nog wel eens ver te zoeken, een consequentie wellicht van zijn literaire ongeschooldheid.
| |
| |
| |
Stijl
Borgarts stijl past uitstekend bij wat hij primair met zijn werk wil bereiken. Hij schrijft een wat ongepolijste, maar zeer directe en levende taal, die vooral in zijn eerste romans is doorspekt met allerlei modieuze uitdrukkingen en hippie-jargon. Flink ontsierend zijn echter wel de vele ongrammaticale zinnen in zijn werk. In dit opzicht is het latere werk beter; Borgart is daarin zelfs begonnen met het relativeren van die eigen gebrekkige stilering. Zo vermeldt de ik-verteller in het verhaal ‘Mamma focoso’ (Een getekend mens) dat hij met de Franse slag schrijft en ironiseert de ik-figuur aan het slot van de roman Fontana zijn eigen bestaan als schrijver in de marge door zichzelf een moment op te voeren als de gedegenereerde reïncarnatie van Dante.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
Borgarts verhalende proza is in de loop der jaren in wezen maar weinig veranderd en heeft steeds dat enigszins picareske karakter behouden. Van lieverlede is alleen zijn grote bezorgdheid voor natuur en milieu wat naar de achtergrond gedrongen. Eén maal heeft hij de poging ondernomen zijn zorg voor het milieu tot centraal handelingsmotief van een roman te maken, maar deze roman staat erg op zichzelf en moet jammer genoeg tot de dieptepunten in Borgarts oeuvre gerekend worden. Borgart wilde erg graag eens vertellen over pioniers, die ergens op een onontgonnen stukje land opnieuw beginnen, en aldus in literaire vorm getuigenis afleggen van het belang en de noodzaak van biologische landbouw voor het voortbestaan van de wereld. De roman Rooiers, die handelt over het stoere jonge echtpaar Evert en Loes, dat de handen uit de mouwen wil slaan en een biologisch-dynamisch boerenbedrijf in Zuid-Flevoland van de grond tracht te krijgen, is in het handelingsverloop en de verteltechniek echter uiterst stereotiep en clichématig en bevat geen enkele (verrassende) psychologische nuancering.
Veel beter is Borgart op dreef in zijn ouderwetse vagebondenen avonturenromans, waarmee hij moeiteloos zijn lezerspubliek weet te onderhouden. Een goed voorbeeld is de roman Blauwe nachten, waarin de robuuste ik-figuur, die anders dan in zijn vroegste werk afstand heeft gedaan van zijn natuurfilosofieën, vegetarisme en geheelonthouding, aanvankelijk nog
| |
| |
werkzaam is in de Rotterdamse havens, maar plotseling buiten zijn schuld ontslag krijgt aangezegd. Door deze omstandigheden gedwongen moet de schelm dan in zijn onderhoud voorzien als portier en reserve-acteur in een seksclub en weldra raakt hij steeds meer van het rechte pad af. Na zelfs betrokken te zijn geweest bij een mislukte handel in Birmaanse vrouwen, die gerekruteerd zijn voor de prostitutie, wordt hij tenslotte door de politie gearresteerd wegens het in bezit hebben van valse bankbiljetten. Eénmaal weer uit de gevangenis ontslagen, verzucht de ik-figuur aan het slot: ‘Mijn jonge jaren zijn voorbij.’
Na het vrij pretentieloze verslag van een fietstocht door Ierland in Een lange weg naar Tipperary lijkt Borgarts schelm de laatste jaren inderdaad wat te zijn lamgelegd. In de verhalenbundel Een getekend mens houdt de ik-figuur het zwerven en trekken voorlopig voor gezien en woont hij samen met zijn vriendin op een flatje in de Amsterdamse Bijlmer. In het verhaal ‘Die Unvollendete’ haalt de vermoeide ik-figuur enkel nog nostalgische herinneringen op, maar als Margot hem na vijftien jaar van samenzijn heeft verlaten en hij uit de gedwongen eenzaamheid te enen male geen inspiratie kan putten voor zijn schrijverij, moet hij zich bedwingen er niet opnieuw tussenuit te knijpen en de boel de boel te laten.
De conclusie, die de ik-figuur in dit verhaal trekt, is dat men ondanks alle mogelijke innerlijke onrust maar beter thuis kan blijven: ‘Goed beschouwd bleek het geen zin te hebben om op reis te gaan. Je ontloopt er niets mee.’ Toch kruipt bij Borgart uiteindelijk het bloed waar het niet gaan kan - zijn stiel is het zwerven - en verlaat de protagonist uit zijn meest recente roman andermaal zijn Amsterdamse geboortegrond. In Fontana geldt het streven van de hoofdpersoon om zijn aan verre familie geleende geld terug te krijgen als een goede gelegenheid om zijn baan op te zeggen en naar Italië af te reizen.
| |
Relatie leven/werk
Het zal duidelijk zijn dat er een nauwe band tussen het leven van de schrijver en zijn werk bestaat: in de meeste gevallen kan de ik-figuur uit Borgarts verhalen en romans beschouwd worden als een afsplitsing van de auteur zelf, zowel wat zijn ervaringen als wat zijn ideeën betreft.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Ben Borgart, De vuilnisroos. Amsterdam 1972, De Bezige Bij, R. (tweede, herziene druk 1974) |
Ben Borgart, De slakken van Canêt d'Olt. Amsterdam 1973, De Bezige Bij, R. |
Ben Borgart, De haat en de deemoed. Alkmaar 1975, Fizz-Subvers Press, V. |
Ben Borgart, Buiten schot. Amsterdam 1975, De Bezige Bij, R. |
Ben Borgart, Blauwe nachten. Amsterdam 1978, De Bezige Bij, R. |
Ben Borgart, Rooiers. Amsterdam 1978, De Bezige Bij, R. |
Ben Borgart, Een lange weg naar Tipperary. Iers reisverhaal. Amsterdam 1979, De Bezige Bij, R. |
Ben Borgart, Troost. Amsterdam 1981, De Bezige Bij, VB. |
Ben Borgart, Levende cargo. Amsterdam 1983, De Bezige Bij, R. |
Ben Borgart, Een getekend mens. Amsterdam 1986, De Bezige Bij, VB. |
Ben Borgart, Fontana. Amsterdam 1988, De Bezige Bij, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Johan Phaff, De vuilnisroos: aanstekelijk verslag van een jolige drop-out. Ben Borgart: alleen zuinigheid kan de mensheid redden, de excentriciteit heeft zijn verzadigingspunt bereikt. In: Vrij Nederland, 18-11-1972. (interview) |
Ada van Benthem Jutting, Debuterend schrijver Ben Borgart een zwerver per fiets en bootje. Onafhankelijk als een dier... In: Het Parool, 2- 12-1972. (interview) |
Kees Fens, Proza van Bob den Uyl en Ben Borgart. Cirkelen rond een nulpunt en op een kruisertje de natuur in. In: De Volkskrant, 15-12-1972. (over De vuilnisroos) |
Bob den Uyl, Ben Borgart: De Vuilnisroos, Soulbrother op een racefiets. In: Haagse Post, 20-1-1973. |
Gerard de Bruyn, Nieuw talent Ben Borgart (‘De vuilnisroos’): Ik geloof dat arbeiders mijn werk kunnen lezen en er plezier aan beleven. In: De Nieuwe Linie, 21-2-1973. (interview) |
J.F. Vogelaar, Goedgeschreven padvinderij, Een idylle op een vuilnisbelt. In: De Groene Amsterdammer; 23-2-1973. (over De vuilnisroos) |
Sus van Elzen, Briljant debuut van een Amsterdammer. Er is nog hoop, maar van een speciaal soort. In: Knack, 23-5-1973. (over De vuilnisroos) |
Vera Illes, Een jongensboek van Ben Borgart. In: NRC Handelsblad, 23-11-1973. (over De slakken van Canêt d'Olt) |
Ab Visser, De slakken van Canêt d'Olt nieuwe roman van Ben Borgart, de kroniek van een drop-out. In: Leeuwarder Courant, 16-2-1974. |
J.F. Vogelaar, Tien jaar na Jan Cremer, De Vondelparkjeugd heeft de Dijkers vervangen. In: De Groene Amsterdammer, 27-2-1974. (over De slakken van Canêt d'Olt) |
Hans Invernizzi, Ben Borgart: een gediscrimineerde vegetariër en optimistisch natuurfilosoof. In: Haarlems Dagblad, 23-3-1974. (interview) |
Hugo Bousset, De goudvis der intuïtie. In: Hugo Bousset, Woord en schroom. Enige trends in de Nederlandse prozaliteratuur 1973-1976. Brugge 1977, pp. 343-346. (over De slakken van Canêt d'Olt) |
Aad Nuis, De wereld als draaimolen. In: Haagse Post, 6-5-1978. (over De vuilnisroos, De slakken van Canêt d'Olt en Blauwe nachten) |
Johan Diepstraten en Sjoerd Kuyper, Ben Borgart, Fluiten is minder vermoeiend dan praten. In: Johan Diepstraten en Sjoerd Kuyper, Het nieuwe proza, Interviews met jonge Nederlandse schrijvers. Amsterdam 1978, pp. 189-203. (interview) |
Paul de Wispelaere, Wereldvreemde krachten aan ecologische en maatschappijkritische roman. In: Het Vaderland, 4-11-1978. (over Rooiers) |
Wim Sanders, Vlot leesbaar en fris boek. In: Het Parool, 22-6-1979. (over Een lange weg naar Tipperary) |
Bernard Sijtsma, Het warme jongensgevoel bij Ben Borgart. In: Elseviers Magazine, 8-9-1979. (over Blauwe nachten, Rooiers en Een lange weg naar Tipperary) |
René Rijff, Bezoek aan Borgart. In: Ben Borgart, De vuilnisroos. Bulkboek, jrg. 9, nr. 108, 1980. (interview) |
Meid Truijens, Verhalen van het schelmengilde. In: NRC Handelsblad, 27-2-1987. (over Een getekend mens) |
34 Kritisch lit. lex.
augustus 1989
|
|