Een dartele geest
(1989)–Ad Zuiderent– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol
[pagina 395]
| |
Krol, Escher, Vink
| |
[pagina 397]
| |
1. Inleiding. Krol vergeleken met Escher, Hofstadter en VinkGa naar voetnoot1Als ik hierna mijn woorden zo nu en dan illustreer met plaatjes, komt dat door mijn behoefte een andersoortig beeld van De chauffeur verveelt zich te geven dan in het voorafgaande. De redeneringen die tot de daar getoonde beelden hebben geleid, laten zich nog het best vergelijken met de tweedimensionale projecties van de werkelijkheid die schilderijen zijn. Zoals men echter inmiddels met behulp van laserstralen op een plat vlak driedimensionale afbeeldingen kan maken,Ga naar voetnoot2 zo hoop ik iets dergelijks te bereiken door vergelijking. Ik zal het zo nu en dan over Escher hebben, die al in De rokken van Joy Scheepmaker figureertGa naar voetnoot3 en van wie Krol met name in Het gemillimeterde hoofd en De tv.-bh. werk heeft gereproduceerd. Daarbij gaat het mij niet om juist déze illustraties, maar om werk van Escher dat mijn eigen betoog kan ondersteunen. Ongeveer zoals Krol dat doet. In Het gemillimeterde hoofd staat bij voorbeeld een fragment van Eschers ‘Belvedère’ bij een paragraaf waarin ook een onmogelijke kubus is afgebeeld.Ga naar voetnoot4 Die fungeren allebei duidelijk als voorbeeld in een betoog over het oneindige. Dat om te beginnen. De paar prenten van Escher in De tv.-bh. zijn illustratiemateriaal bij de bespreking van De werelden van M. C. Escher,Ga naar voetnoot5 die Krol eer- | |
[pagina 398]
| |
der, in 1972, onder dezelfde titel als het boek in het Hollands Maandblad had gepubliceerd. Deze brengen mij al dichter bij mijn doel. Ik heb namelijk het vermoeden dat Krol met deze bespreking aanvan kelijk andere plannen had dan haar integraal tussen essays over uiteenlopende onderwerpen te plaatsen. Hij was in 1972 intensief bezig aan De chauffeur verveelt zich, en het zou mij niet verbazen, wanneer bleek dat hij van plan geweest was zijn ideeën over Escher in deze roman een plaats te geven.Ga naar voetnoot1 Te midden van de papieren die je de eerste manuscriptversie van deze roman kunt noemen, zit namelijk tussen veel materiaal dat Krol uiteindelijk niet gebruikt heeft - waarover straks meer - de han dgeschreven tekst van zijn artikel over Escher. Maar van de zes beschreven foliovellen waarop deze tekst staat, is een stevig, op de vier hoeken dichtgeniet pak gemaakt; daarom denk ik dat hij vervolgens - nadrukkelijker dan met betrekking tot ander materiaal - op een gegeven moment vastgesteld heeft dat hij van deze boekbespreking geen letter in De chauffeur verveelt zich wilde opnemen.
Toch weerhoudt dit mij er niet van De chauffeur verveelt zich met Escher in verband te brengen; de plaatjes bij dit hoofdstuk hebben voornamelijk de functie te laten zien dat Krol in deze roman tot op zekere hoogte hetzelfde doet als Escher in diens grafisch werk. De Escheriaanse letter moge er dan in ontbreken, daarmee is de Escheriaanse geest er nog niet uit geweerd. Tot deze vergelijking werd ik uitgedaagd door Krols bespreking van Gödel, Escher, Bach, het fascinerende boek van Douglas Hofstadter, en door dat boek zelf.Ga naar voetnoot2 Naast het werk van Krol behoort Gödel, Escher, Bach tot de geinige boeken die mij kunnen laten nadenken over wiskundige vraagstukken, zonder dat mijn alfageest direct in opstand komt. Juist doordat Hofstadter herhaaldelijk vergelijkingen trekt tussen wiskunde, logica, kunstmatige intelligentie en verwante onderwerpen enerzijds en, met name, muziek en beeldende kunst anderzijds, kreeg ik regelmatig de illusie veel meer van | |
[pagina 399]
| |
wiskunde, logica, enzovoort te begrijpen dan ik voor mogelijk hield. Het was alsof ik een moeilijk muziekinstrument leerde bespelen, gitaar bij voorbeeld, zo ongeveer tot het niveau waarop je wel elk akkoord kunt spelen, maar nog alleen door zowel naar de noten als naar de snaren te kijken.
Mijn plannen gaan verder dan de wens de geest van Escher uit De chauffeur verveelt zich op te roepen. En tegelijkertijd - nuanceringen moeten er blijven - gaan ze minder ver. Zo zal ik het hierna niet over de hele roman hebben, maar over niet veel meer dan drie passages, nog geen twee bladzijden, op een totaal van 135 bladzijden. Toch denk ik daarna het een en ander te kunnen beweren dat de hele roman raakt. En wat het eerste betreft: ik zal mij in mijn vergelijkingen niet beperken tot Escher; het is zelfs niet zo dat ik alleen door de vondst in het manuscript, door Krols bespreking van Gödel, Escher, Bach of door het boek van Hofstadter zelf op het idee van deze vergelijking ben gekomen; daaraan heeft vooral ook lezing van het al vaker genoemde boek Het verschijnsel leven (1969) van D.L.N. Vink bijgedragen. Wie bij deze titel denkt aan een wel erg vrije vertaling van Le phénomène humain en vervolgens onwennig tegen de naam van de auteur aankijkt, zit voor wat het eerste betreft warm, maar zal om het tweede te begrijpen De chauffeur verveelt zich nog eens moeten inkijken. Dan zal hij zien dat het boek van Vink er herhaalde malen in genoemd wordt. Welke Vinkse wegen naar Teilhard de Chardin leiden, de omstreden auteur van Le phénomène humain, hoop ik straks duidelijk te kunnen maken. Als zoveel anderen in die jaren nam Rudy Kousbroek indertijd de in de jaren zestig ook in Nederland populaire ideeën van Teilhard de Chardin niet serieus. In zijn Het avondrood der magiërs volstond Kousbroek met het doorprikken van de wetenschappelijke pretenties van Teilhards opvatting dat de ‘uiterste staat van de wereld’ die is waarin ‘de eenheid samenvalt met een climax van geharmoniseerde ingewikkeldheid’.Ga naar voetnoot1 Onzin, vond Kousbroek. En Krol stemde, in een recensie, met hem in.Ga naar voetnoot2 Maar deze instemming met Kousbroek heeft hem er niet van weerhouden juist een Teilhardiaanse opvatting als de bovengeciteerde als materiaal voor zijn roman De chauffeur verveelt zich te gebruiken. | |
[pagina 400]
| |
Ik was wel verrast door deze ontdekking. Genoeg verrast om mijn bevindingen naar aanleiding van een paar passages Krol, een enkel Escheriaans beeld en het boek van Vink uit te werken. Zoals ik door de vergelijking van Hofstadter iets meer van wiskunde, logica en fuga’s ging begrijpen, zo ben ik door mijn eigen vergelijking meer van Vink en Krol gaan begrijpen. Maar toch lijk ik op veel plaatsen niet meer te hebben begrepen dan wat er vergeleken wordt, dat is het vreemde. En dat leidt tot de vraag of het uiteindelijke resultaat van een dergelijke vergelijking niet is dat je begrijpt dat Gödel met Escher en Bach vergeleken kan worden, of Krol met Vink en Escher, maar dat het hele verband hangt aan het zijden draadje van als. |
|