Een dartele geest
(1989)–Ad Zuiderent– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol
[pagina 236]
| |
6. In de taxiWie elders in de roman op zoek gaat naar de momenten waarop dat kortstondige genot kan zijn ervaren, komt terecht in wat misschien wel de meest eufore periode in het leven van Gerrit en Marie geweest is: hun verblijf in Rome. Nadat een vogelvluchtbeeld is gegeven van de vliegreis daarnaartoe, hun ‘reis naar het geluk’ (p. 32), wordt in drie opeenvolgende passages het genot verbeeld van het verblijf in een suite in een luxe hotel met prachtig uitzicht, het zich bewegen door de drukke stad en het besef - na de eerste werkdag - dat op Rome wel eens een verblijf in Sicilië zou kunnen volgen. Als een juichkreet klinken vervolgens de woorden: ‘Plan Uw Carrière!’ (p. 33). Op dat moment betekenen die zoiets als: ‘Kijk mij mijn zaken toch eens goed geregeld hebben!’ Euforie dus. En deze euforie wordt mede opgeroepen door de expliciete vermelding, tot drie maal toe, van het feit dat Gerrit alleen of samen met Marie in een taxi stapt: de luxe kan niet op. Deze drie taxi’s vormen het bewijs dat in vervulling is gegaan wat Gerrit enige tijd eerder in Den Haag, enigszins overmoedig mogelijk, zichzelf voorhield. Hij had toen net te horen gekregen dat hij een maand later naar zijn post in Rome zou gaan en op een wandeling door de Haagse binnenstad bedacht hij: ‘Gelukkige, vertrouwde wereld waarin ik functioneerde! Voor het eerst in mijn leven wist ik wat ik ging doen en ik ervoer dit als: net zo te zijn als andere mensen. / Ik liep voorbij het ministerie van buitenlandse zaken, waar een man naar buiten kwam, met een koffertje, hij had haast, riep een taxi aan voor Schiphol. / Op hem leek ik.’ (p. 29) Let wel: Gerrit ziet de man op wat in zijn later geformuleerde visie het enige fijne moment is: bij het instappen. Bovendien biedt de genoemde plaats van bestemming - Schiphol - uitzicht op een vervolg; de man zal daar uitstappen en een nieuwe plaats van bestemming noemen. Pas in Rome lijkt Gerrit werkelijk op deze man, want de derde, vierde en vijfde pericoop van paragraaf 2.0. beginnen respectievelijk als volgt: ‘Als wij, in Rome aangekomen, over het beton naar de uitgang lopen, knijpt ze me in de arm, opgelucht dat ze weer vaste grond onder de voeten heeft. Douane. Daarna een taxi in.’ (p. 32) ‘En geen uur later lieten we ons in een taxi naar de binnenstad brengen waar we, uitgestapt, bijna ten onder gingen in een orgie van mensen.’ (p. 33) ‘De volgende dag in een taxi naar het kantoor. [...] ’s Middags om vijf uur terug op het terras. De eerste dag.’ (p. 33) Er lijkt, hoe kort ze nog maar in Rome zijn, geen einde te zullen | |
[pagina 237]
| |
komen aan deze taxiluxe en dit vrijheidsgenot; zij verblijven bovendien in een albergo di lusso. Later in de paragraaf worden daar nog enkele schepjes bovenop gedaan met Gerrits constatering dat hij in Rome sneller verandert dan in Amsterdam het geval was geweest, met de formulering van de waarde die zijn werk vertegenwoordigt (‘Status van ingenieur. Stuurgroep.’, p. 34) en het vele geld dat hij ermee verdient, en met de schets van hun huis, van de vele bloemen die Marie aandraagt en van de kruispunten vol auto’s: ‘Zoals Marie ervan genoot in de bloemenwinkel te staan, zo genoot ik van de Italiaanse auto’s. Kruispunten vol felle kleuren en op elke kleur een fonkelende ster, de zon. Heerlijk, vooral als je zelf meedeed. Het groene licht dat onze auto’s vooruit deed stuiven. Ik reed naar mijn werk, over vele van zulke kruispunten heen. Duizenden auto’s, duizenden zonnen en geen mensen, anders dan in die auto’s.’ (p. 35) Gerrit heeft dan dus inmiddels zelf een auto, maar zijn genot is niet minder dan toen hij binnen vierentwintig uur drie maal in een taxi kon stappen. Hoewel het op de kruispunten van Rome een verkeerschaos moet zijn, krijg je van elk van de automobilisten de indruk dat hij een genietend individu is. Dit zijn geen chauffeurs die zich vervelen. Dat is althans het beeld dat wij door de bril van Gerrit zien, de enige bril waarover de lezer kan beschikken. Schittering en fonkeling blijven overigens niet beperkt tot de bovenkant van auto’s; ook de glazen in ‘het befaamde Café de Paris’ (p. 35) fonkelen. Alles waarvan Gerrit in Nederland alleen maar kon dromen, lijkt nu gerealiseerd: zij kunnen allerlei luxe voorwerpen kopen, Marie lijkt op een filmster, en een toekomst op Madeira - de eeuwige vakantie waaraan Gerrit ook in Nederland al wel eens dacht - lijkt nu niet alleen voor anderen, maar ook voor hen zelf weggelegd. Had hij in Nederland nog wel eens met de gedachte gespeeld reclametekstschrijver te worden, de wereld die hij daarbij met zijn woorden had willen oproepen - ‘het zichtbare, glanzende resultaat’ van onze dagelijkse inspanningen (p. 16) - blijkt in Rome werkelijk te bestaan, en hij is er onderdeel van. Ook het werk is, zoals gezegd, een genot. Dat wordt tegen het einde van de paragraaf nog eens nadrukkelijk gesuggereerd: Gerrit maakt deel uit van een stuurgroep die een nieuwe raffinaderij ontwerpt; daarbij komen hij en zijn collega’s niets te kort. Dit danken ze, zoals hij meedeelt, aan de servicegroep. Maar met de introductie van deze groep (kantinepersoneel, typistes, glazenwassers, enzovoort) lijkt de genotservaring een eerste, zij het nog onderhuidse, deuk op te lopen. In de slotzin van de zo eufore | |
[pagina 238]
| |
paragraaf 2.0. wordt namelijk veel van het geschetste optimisme en van de positieve visie op losse schroeven gezet: ‘De relatie stuurgroep-servicegroep laat zich het beste voorstellen als een young graduate uit Torino die achter zijn bureau zit en het raam uit kijkt, met de handen gevouwen in de nek, een glimlach om zijn getuite mondje omdat hij het allemaal zo goed ziet, en een glazenwasser uit Marokko, overgevlogen om het raam schoon te vegen. Zo is deze relatie het beste geïllustreerd. / Keer het eens om.’ (p. 36) Deze slotzin is, ondanks zijn eenvoud, van een ingewikkeld soort. In de eerste plaats weet je niet of je hem moet beschouwen als een verzoek aan de lezer om zich het omgekeerde voor te stellen of als de uitdrukking van een bij Gerrit ontwakend besef van relativiteit (‘Als ik tot de servicegroep had behoord, zou ik de wereld anders bezien.’). In de tweede plaats weet je niet of je eenvoudigweg de rollen van de Italiaan en de Marokkaan moet verwisselen (de glazenwasser komt uit het land zelf, de ‘young graduate’ is overgevlogen) of dat je je moet voorstellen dat de leden van de servicegroep in betrekkelijke zelfvoldaanheid achterover kunnen gaan leunen, terwijl de leden van de stuurgroep alsmaar in touw zijn. Een laatste mogelijkheid is dat je deze zin leest als: ‘Ik heb de zaken maar eens omgekeerd.’ Het enige lid van de stuurgroep dat wij kennen, Gerrit, is immers uit Nederland naar Italië komen overvliegen; waar de leden van de servicegroep vandaan komen is onbekend, maar dat kan heel goed Italië zijn.Ga naar voetnoot1 Welke interpretatie of combinatie van interpretaties ook de voorkeur krijgt, duidelijk is wel dat in deze slotzin voor het eerst de Romeinse euforie wordt onderbroken. Dat Gerrit zich de koning te rijk kan voelen, dankt hij vooral aan anderen: aan de Haagse hoofddirectie die hem naar Rome heeft gestuurd en hem deel laat uitmaken van een stuurgroep, en aan de leden van de servicegroep. Wie verder denkt dan wat expliciet gezegd wordt, zal ook de | |
[pagina 239]
| |
chauffeurs tot de servicegroep rekenen. Je zou kunnen zeggen dat alle leden van de servicegroep chauffeurs zijn en alle leden van de stuurgroep passagiers. Dat Krol ook zo gedacht heeft, leid ik af uit de tweede versie van het typoscript voor de roman.Ga naar voetnoot1 De al eerder geciteerde zinnen: ‘Mensen van mijn soort schrijven altijd meteen een rapport. De passagier die de ander zegt hoe hij rijden moet en zich daarbij verveelt.’ (p. 124) luidden toen nog: ‘Mensen van mijn soort zijn altijd meteen lid van een stuurgroep. De passagier die de ander zegt hoe hij rijden moet en zich daarbij verveelt.’Ga naar voetnoot2 Kennelijk beviel het Krol niet dat hij expliciet stuurgroep en passagier aan elkaar gelijkstelde. Een paradox die eruitziet als een woordspelletje is banaal, moet hij gedacht hebben. De meer bedekte paradox heeft zijn voorkeur. Hoe verborgen en bedekt ook, de gedachte is duidelijk: Gerrit wordt gestuurd en hij wordt geholpen; de beslissingsmarges van een passagier zijn erg beperkt. Hij lijkt zo nu en dan wel een doodgewone chauffeur, zoals hij zich aan alle kanten door zijn omgeving laat manipuleren. |
|