Een dartele geest
(1989)–Ad Zuiderent– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol
5. Krol en het laterale denkenIn zijn bespreking van The Mechanism of Mind wijst Krol er op dat in boeken over denken altijd wordt voorgeschreven hoe wij moeten denken of zouden moeten denken. Nooit wordt het gewone, dagelijkse denken besproken. Het is een klacht verwant aan die van de hoofdpersoon in Het gemillimeterde hoofd, wanneer die over een Lehrbuch der Logik auf Positivischer Grundlage opmerkt: ‘Een boekje dat uitmunt door onduidelijkheid, zelfs de inhoudsopgave stelt teleur. Ik vind niet wat ik zoek, ik vind de logica niet, zoals ik denk dat die is, mijn logica, die is er nooit bij. / De boeken der geest [sic] stemmen mij somber. Al die tekst, bladzijden vol en alinealoos - ik lees het en ik zie het niet. Ik zit met het boek voor me en dan wil ik opeens naar buiten, onmiddellijk, dat kan dan geen uitstel meer lijden, reeds heb ik de sjaal omgedaan, de jas en ik hol de trappen af en reeds loop ik buiten, steek straten over, en het leven krijgt weer | |
[pagina 194]
| |
kleur. Ik ruik het asfalt, loop langs de etalages, kijk de mensen na. Dat is mijn denken.’ [Cursiveringen van mij, az]Ga naar voetnoot1 Het aardige van The Mechanism of Mind is nu, zegt Krol, dat het laat zien dat er naast het logische denken ook een sprongsgewijs denken bestaat, een denken vol vruchtbare fouten, die ons tot juiste conclusies brengen welke we zonder die fouten niet hadden kunnen trekken, po beschouwt hij als een laxeermiddel voor verstoppingen die door de taal veroorzaakt zijn. De boeken van De Bono hebben voor Krol de charme van de eenvoud en de toegankelijkheid: ‘tekeningen, korte hoofdstukken, voorbeelden. Moeilijke woorden komen bij [hem] niet voor. Het is ook niet nodig al zijn boeken te lezen.’Ga naar voetnoot2 Dit laatste schrijft Krol in zijn brochure: De man van het lateraal denken. De ideeën van Edward de Bono. Het is zijn eerste boekpublikatie die louter beschouwende tekst bevat. In het kort daarop gevolgde appi. Automatic Poetry by Pointed Information. Poëzie met een computer, zijn eerste echte essay in boekvorm, wordt eveneens aan The Mechanism of Mind gerefereerd. De man van het lateraal denken bestaat meer uit citaten dan uit samenvattingen of interpretaties; een bewijs dat Krol instemt met de ideeën van De Bono. Na een korte inleiding over het verschijnsel ‘lateraal denken’ en de populariteit ervan gaat Krol achtereenvolgens in op de plaats van de logica in De Bono’s opvattingen, de rol van vaste voorstellingscomplexen (door De Bono ‘mythen’ genoemd), de betekenis van kindertekeningen, het nut van po en op de vragen wat taal is en wie er nu precies denkt, ‘mijn geest of ik’. In de algemene inleiding beperkt Krol zich niet tot het weergeven van ideeën, hij geeft ook biografische informatie, en schetst De Bono als: ‘Op 21-jarige leeftijd arts. Studeerde daarna psychologie, fysiologie en tenslotte wiskunde. Woont, behalve in hotels in alle steden van de wereld, in een flat in Londen en in een oude stal even buiten Cambridge waar hij ruimte heeft voor zijn blokkendozen, speelgoedautootjes en zijn duizenden kindertekeningen kan bewaren.’Ga naar voetnoot3 Daarmee is hij de geslaagde variant van het type genie dat in Het gemillimeterde hoofd nogal wat aandacht krijgt. Ten aanzien van de rol van de logica merkt Krol op dat het er De Bono niet om te doen is vast te stellen of iets waar is of onwaar, maar of iets bruikbaar dan wel onbruikbaar is. Lateraal denken is typisch | |
[pagina 195]
| |
probleemoplossend denken en daardoor bijzonder nuttig in allerlei praktijksituaties: ‘Je dwingt jezelf, op een zeker moment, iets te kiezen wat minder logisch is omdat je verwacht of hoopt, dat dit je straks beter uit zal komen.’Ga naar voetnoot1 Daarom is bij voorbeeld De Bono’s visie op mythen en op het nut van het bestrijden ervan een fundamenteel andere dan die van de logici. Voor hem zijn mythen geen blote onwaarheden, maar inwendige frames die structuur geven aan informatie: niet alleen alledaagse vooroordelen of de hypothesen van wetenschappelijk onderzoek rekent hij ertoe, maar ook de wetenschap zelf. Slechts door vernietiging van mythen kan aan informatie een nieuwe structuur worden gegeven. Die vernietiging is alleen mogelijk, wanneer men de mythe verwaarloost of negeert: ‘Een mythe kan alleen worden vernietigd door geen-aandacht.’Ga naar voetnoot2 Vanwege zijn voorkeur voor het utiliteitskarakter is Krol uiteindelijk meer gecharmeerd van boeken als The 5-Day Course in Thinking (1967) en The Dog Exercising Machine (1970), waarin De Bono concrete denkopdrachten geeft, dan van het door hem vertaalde beschouwelijke The Mechanism of Mind. Met voorbeelden uit beide eerstgenoemde boeken licht hij het nut ervan toe. Zo meent hij dat sommige drukbezette mensen er goed aan zouden doen in een van hun spaarzame vrije weekends eens te bladeren in The Dog Exercising Machine, een boek met kindertekeningen (‘de meest direkte uitingen van de geest’Ga naar voetnoot3), waaruit zij kunnen leren dat er niet altijd een reden hoeft te zijn om iets te ondernemen: ‘Het kenmerk van een creatieve daad is juist dat er nooit een aanwijsbare reden voor is.’Ga naar voetnoot4 Het nut van po valt echter nog niet vast te stellen, meent Krol, want daarvoor bestaat het begrip nog niet lang genoeg. Bovendien staat het op gespannen voet met de taal. De Bono acht het onmogelijk dat de volledige functie van po op natuurlijke wijze in een of andere taal zal opgaan, omdat de functie ervan juist tegengesteld is aan de aard van de taal. De veronderstelling dat po poëzie kan zijn, spreekt Krol wel aan; hij spreekt van: ‘een interessant verband [...] tussen een gedicht en anti-taal.’Ga naar voetnoot5 Taal is, in Krols weergave van De Bono, een communicatiesysteem dat wij met behulp van de concrete werkelijkheid hebben leren hanteren, maar waarmee wij vervolgens het nooit ervarene, het onervaarbare en tenslotte zelfs het niet-bestaanbare kunnen beschrijven. | |
[pagina 196]
| |
Dit laatste is volgers Krol in het algemeen onverstandig, maar men kan beschrijvingen van het niet-bestaanbare ten goede aanwenden door er relaties mee zichtbaar te maken ‘die we zonder deze symbolische uitdrukking zelfs niet hadden vermoed. Formules hebben deze eigenschap.’Ga naar voetnoot1 Poëzie kennelijk ook, gezien de opmerking in appi ‘dat bijna alle poëzie gedragen wordt door formules.’Ga naar voetnoot2 Ten slotte gaat Krol in op de vraag naar het mechanisme van ons denken: anders dan men wel meent zijn wij het niet die onze gedachten kiezen, maar kiezen gedachten zichzelf langs wegen die zij zelf gecreëerd hebben. Je kunt je daarom afvragen, stelt hij, of logica en lateraal denken wel nodig zijn. Ter voorbereiding van zijn uiteindelijk toch positieve antwoord op die vraag citeert hij uitgebreid ‘de mooiste bladzijden’ uit De Bono’s werk: diens schets van het natuurlijke denken als een gang van cliché naar cliché uit The Mechanism of Mind. Krol concludeert dan: ‘Wat De Bono hier beschrijft is zo algemeen, dat ieder de noodzaak van het denken als leervak zal onderschrijven. Wie in bovenstaande woorden zichzelf heeft herkend - tot zijn schrik - kan beginnen die les meteen in praktijk te brengen.’Ga naar voetnoot3 Het natuurlijke denken is dus vooral bedreigend, omdat men er zich zo snel en gemakkelijk aan overgeeft. In plaats van de weg te volgen van cliché naar cliché zal men de cliché’s moeten vernietigen teneinde met de brokstukken nieuwe denkwegen te plaveien. Ook in andere publikaties dan die waarin De Bono centraal staat, doet Krol zo nu en dan uitspraken over diens ideeën of verwijst hij ernaar. In een interview merkt hij op dat men hem bij uitgeverij Querido The Mechanism of Mind gaf, met de opmerking ‘daar schrijf jij toch ook altijd over.’Ga naar voetnoot4 Dat is kort na zijn terugkeer uit Venezuela, wanneer hij zich als full-time schrijver op Texel heeft teruggetrokken. Nog enkele keren zal hij naar De Bono verwijzen, in appi en in In dienst van de ‘Koninklijke’. In appi legt hij de werking van het geheugen uit aan de hand van een zelfbedachte analogie en twee aan The Mechanism of Mind ontleende analogieën: die van het plastic zeiltje met water erop en die van de tienduizend (bij De Bono duizend) lampen. Krol werkt deze beelden verder uit met de bedoeling analogieën voor de esthetische ervaring te vinden. Zijn formulering van | |
[pagina 197]
| |
dat beeld steunt, zij het zonder bronverwijzing, ook op De Bono. Deze heeft, zoals hierboven met betrekking tot po gemeld, het plezier dat men aan inzicht ontleent, aan het moment dat alles opeens in elkaar past, gerelateerd aan ‘het plezier van humor en mogelijk zelfs [aan] dat van de esthetische ervaring’.Ga naar voetnoot1 In antwoord op de vraag wat mooi is, schrijft Krol: ‘Zoals een sneeuwkristal ontstaat, zo kunnen er ook beelden in ons hoofd ontstaan - eenvoudig omdat de onderdelen ervan in elkaar passen, een andere oorzaak heeft het niet. Wat past, is goed, want dat blijft zitten en wat niet past gaat voorbij. Goed staat dus tegenover iets dat er niet is. Alles is goed, of zo goed mogelijk. / Als iets in elkaar past, dan is dat meestal nuttig. Je gebruikt iets dat in elkaar past meestal om daarna andere dingen in elkaar te laten passen: daardoor wordt het eerste onmisbaar ten opzichte van het tweede, dat eerste noemen we dan nuttig. / Dit is wat er in ons hoofd gebeurt, als we om ons heen kijken of nadenken over iets, totdat er iets in elkaar past - ongeveer zoals de onderdelen van een kristal in elkaar passen. Intussen is het niet zo dat in ons hoofd, hoe helder het ook is, dingen als kristallen bestaan. Veel eerder lijkt het op bij voorbeeld overgekookte melk, een harde bruine korst. Ook die korst is iets dat in elkaar past. Anders was hij niet ontstaan. / Mooi is iets dat in elkaar past en dat niet nuttig is.’Ga naar voetnoot2 Het zijn woorden die voor Krol lange tijd hun geldigheid hebben behouden. Tien jaar later, in De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels, citeert hij deze passage integraal, nadat hij een eenvoudige formulering heeft gegeven van wat schrijven en literatuur in wezen zijn: ‘[...] een beeld, of gedachte, in mooie bewoordingen neerzetten, of oproepen, zodanig dat je zegt wat een mooi beeld is dat, of wat een mooie gedachte. Er zijn wel andere definities en karakteristieken maar laten we, voor de gang van deze redenering, dit gemiddelde aanhouden: literatuur is een mooie tekst met een mooie betekenis. Literatuur is iets dat eerst en vooral mooi is.’Ga naar voetnoot3 De kern van Krols visie op literatuur heeft in deze bewoordingen dus alles met de werking van het geheugen te maken. Zijn voorstelling van de werking van het geheugen is duidelijk gebaseerd op die van De Bono. Dat is ook het geval in het uit De chauffeur verveelt zich geciteerde voorbeeld (de vergelijking van denkwegen met een trekbiljart of een golfterrein) en in de volgende passage uit De laatste | |
[pagina 198]
| |
winter. ‘De gedachten van Kolodner, hoe stellen we ons die voor / a. als een wasbord (een in twee richtingen gegolfd stuk ijzer, of zink dat het mogelijk maakt ander materiaal van vuil te ontdoen). / b. een rooster van vierkantjes, zodat wat daar invalt de vorm krijgt van dat rooster en wat je er later zo uit kunt trekken.’Ga naar voetnoot1 Het eerste beeld verschilt nauwelijks van De Bono’s vergelijking van het geheugenoppervlak met een stuk golfijzer,Ga naar voetnoot2 het tweede is een gelijksoortig beeld van Krols makelij. Zulke eigengemaakte beelden komen vaker voor in De laatste winter: een gedachte wordt voorgesteld als een fietskogeltje dat in een fruitschaal heen en weer rolt, iemands hoofd wordt ‘een hoofdje vol loopgraven’ genoemd, waaruit gedachten niet zo makkelijk verdwijnen, en de mens wordt een eenvoudig schepsel genoemd dat maar één gedachte tegelijk kan bevatten.Ga naar voetnoot3 In De chauffeur verveelt zich valt ook een geval van ander gebruik van een beeld van De Bono aan te wijzen. In The Mechanism of Mind wordt het gedrag van het geheugenoppervlak onder meer beschreven als een ringsysteem; voorbeeld: in de stortbak van een wc zorgt de stijging van het water ervoor dat het water niet verder stijgt.Ga naar voetnoot4Ditzelfde verschijnsel wordt in De chauffeur verveelt zich tot voorbeeld van ‘een volautomatisch hersteld evenwicht’ (p. 23), een begrip dat uiteindelijk meer aan het later ter sprake komende boek van VinkGa naar voetnoot5 doet denken dan aan De Bono. Deze concentratie van verwijzingen naar De Bono in de jaren direct volgend op Krols kennismaking ermee wordt afgerond met een uitspraak in In dienst van de ‘Koninklijke’. Daarin stelt Krol ‘de maatschappelijke cel’ voor als ‘een vlies of tentzeil dat wordt opgehouden door een aantal stokken’, een zelfde vergelijking als die waarmee het geheugenoppervlak werd verhelderd. De op de uitwerking van dit beeld volgende pericoop begint met de zin: ‘Overgaan op een stuk sightseeing.’ Een dergelijke sprong, bij vol vertellersbewustzijn gemaakt, komt in deze roman wel vaker voor. Interessanter is daarom de kort daarop volgende toelichtende passage: ‘Het systeem van het laterale denken, zozeer bepleit door Edward de Bono, voor hem een vondst, voor mij een legalisering, laat zich, formeel, beschrijven als een syllogisme waarin de veronderstelling vervangen kan worden door het tegendeel. De sluitreden zelf en de | |
[pagina 199]
| |
slotsom zullen daardoor niet minder waar zijn. De Bono laat zien dat het er dus niet toe doet of een veronderstelling waar is of niet. Overigens is die stelling ook uit de logica bekend maar omdat men niet weet wat men ermee aan moet, wordt hij nooit gebruikt.’ [Cursivering van mij, az]Ga naar voetnoot1 Het is, voorzover ik overzie, de afsluiting van Krols uitspraken over De Bono. Een afsluiting die gerechtvaardigd wordt door de woorden dat De Bono datgene formuleerde wat Krol zelf al lang dacht. In zekere zin staat hier immers ook dat Krol geen boeken van De Bono meer hoeft te lezen, zoals Gerrit, in De chauffeur verveelt zich, geen boeken over Zen meer hoefde te lezen. Deze uitspraak heeft ook in mijn betoog een afrondende functie, omdat zij ons weer terugbrengt bij het gevecht van Cesare Bocardo met de syllogismen. Was Cesare Bocardo al tot lateraal denken in staat geweest, dan zou hij de syllogismen ermee overwonnen hebben. Of hij zou gezien hebben dat waarheid en bruikbaarheid niet met elkaar in strijd hoeven te zijn. Hij is immers zelf iemand in wiens naam duidelijk wordt dat in syllogismen de veronderstelling kan worden vervangen door het tegendeel: zowel Cesare als Bocardo. Maar het is een besef dat nergens troostend tot hem doordringt; hij gaat ten onder. Een dergelijke ondergang nu acht Gerrit voor zichzelf ongewenst. Na Krols kennismaking met het laterale denken is zo’n ondergang ook niet meer nodig. Beschouw je gebeurtenissen in Krols leven als parallel aan die in het leven van Gerrit - en dat is, zoals gezegd, vaak niet zo moeilijkGa naar voetnoot2 - dan kun je zeggen dat uit de biografie van Krol duidelijk wordt waarom Gerrits lot een wending neemt. Toen Krol in 1963 ‘De Grauwe Vliegenvanger’ schreef, kon hij nog niet weten dat hij ooit op een Waddeneiland het laterale denken zou leren kennen. Had die kennismaking eerder plaatsgevonden, dan was het met Cesare Bocardo misschien anders gelopen. Wel geloof ik dat Krols voorkeur om er hardop gedachten à la De Bono op na houden in de tijd begrensd is. In zekere zin sluit zijn opmerking over het laterale denken in In dienst van de ‘Koninklijke’ deze periode af.Ga naar voetnoot3 Enige jaren later blijkt hij zelfs een bepaald neven- | |
[pagina 200]
| |
effect van al te dogmatisch lateraal denken te relativeren; in Een Fries huilt niet schrijft hij: ‘Ik weet niet in hoeverre dit boek u bevalt. Misschien hebt u alle hieraan voorafgaande bladzijden werkelijk gelezen. Vroeger zouden wij, de schrijver, u daarom veroordeeld hebben. We zouden hebben gedacht dat u niet een echt levendig mens was: steeds maar gehoorzaam het hoofd geheven naar de volgende bladzij, een echt levendig mens leest zo niet.’Ga naar voetnoot1 Ongetwijfeld zinspeelt hij hier onder andere op uitspraken in De chauffeur verveelt zich over boeken die op elke bladzij opnieuw moeten beginnen (p. 116) en boeken die niet in één keer uitgelezen behoren te worden (p. 125). Lectuur van begin tot eind zou je ‘verticaal lezen’ kunnen noemen; de tegenstelling tussen deze vorm van lezen en levendigheid is die tussen verticaal en lateraal denken. De periode van het rigoureuze laterale denken lijkt met de geciteerde uitspraak voorgoed tot het verleden te zijn gaan behoren. De chauffeur verveelt zich behoort tot dat verleden. Dat de kennismaking met De Bono in inhoud en vorm van deze roman meer sporen heeft nagelaten dan de tot nu toe gesignaleerde, zal duidelijk zijn. |
|