Een dartele geest
(1989)–Ad Zuiderent– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol
3. De starheid van de logica doorbrekenDoor de lengte van bovenstaand betoog komt Cesare Bocardo wel als een molensteen om de nek van de op het Texelse duin zittende Gerrit te hangen. Je kunt je afvragen of dat niet te veel gewicht is, want Gerrit denkt daar alleen aan het einde van Cesare Bocardo, niet aan diens ontwikkeling. Maar juist door de betrekkelijk eenvoudige structuur van ‘De Grauwe Vliegenvanger’ laat zich aan de hand van dit verhaal gemakkelijker de kwestie van het doorbréken van de starheid van de logica aantonen dan aan de hand van De chauffeur verveelt zich. De formele en thematische facetten van deze roman zijn zo divers en hun onderlinge relaties derhalve zo gecompliceerd dat veel van die facetten en relaties zich slecht laten beschrijven. Elke selectie betekent verminking uit praktische overwegingen. Er wordt in De chauffeur verveelt zich regelmatig nagedacht over al dan niet systematisch denken en over de relatie tussen werkelijkheid en denken. In alledaagse zin wordt de vrijheid van het denken enkele keren tegenover de gefixeerdheid van het handelen gezet. Meer specifiek is de vermelding van de lectuur van Nietzsche (pp. 5 en 119), van Vink (pp. 46, 51, 58 en 103), van een Philosophy of Mathematics (p. 17) en van Language, Truth and Logic (p. 105). Op drie passages zal ik nader ingaan, omdat ze verhelderend zijn voor Krols wijze van denken. Het zijn die waarin verteld wordt dat Gerrit in zijn Amsterdamse tijd met een scriptie over logica naar de universiteit is gestapt (p. 25), die waarin staat dat Gerrit zich niet meer in | |
[pagina 185]
| |
Zen-literatuur wil verdiepen (p. 82) en die waarin het denken wordt beschreven als een soort trekbiljart of golfterrein (pp. 78, 79). De eerste passage is de enige die voorafgaat aan Gerrits deprimerende gedachte aan Cesare Bocardo. Gerrit stapt nogal abrupt naar de universiteit. Zijn werk bij Shell in Amsterdam-Noord wil hij wel eens voor iets anders inruilen; hij solliciteert eerst bij een instituut voor milieuverbetering en daarna bij de universiteit: ‘Gesolliciteerd bij de Universiteit, een bezoek gebracht aan Dra. B.Ga naar voetnoot1 de logica (vr. van logicus) met mijn éígen logika, vervat in een scriptie, die ze voor zich had liggen en gelezen.’ (p. 25) Een universitaire studie heeft Gerrit niet gevolgd. Daardoor lijkt het erop dat het hem niet slechts om een baan te doen is, maar ook om zoiets als een ere-doctoraaldiploma; net als Cesare Bocardo wenst hij erkend te worden als genie.Ga naar voetnoot2 Zelfs van een gerichte zelfstudie waaruit genoemde scriptie zou zijn voortgekomen, is nergens sprake. Wel zit Gerrit, zoals gezegd, een keer in een Philosophy of Mathematics te lezen,Ga naar voetnoot3 maar terwijl hij dit doet, kijkt hij met zijn andere oog naar een cowboyfilm op de tv. Het lijkt op dat ogenblik verre van hem alles op het ene paard van de systematisering te zetten; integendeel: de gelijktijdigheid van twee zulke tegenstrijdige handelingen als filosofische lectuur en tv-kijken lijkt net zo noodzakelijk als de tweesporenlectuur toen hij achttien was: ‘Nietzsche om me groot en sterk te voelen en Maeterlinck om te huilen waarschijnlijk.’ (p. 5) Tegelijkertijd impliceert zijn gebruik van twee ogen dat hij verder is dan de logica. Deze terloopse zelfstudie is een blijk van zijn overtuiging dat hij het zonder de hulp van anderen wel kan rooien. Hij is, in zijn besef over bijzondere kwaliteiten te beschikken, niet vrij van eigendunk, zoals blijkt uit zijn reactie wanneer Dra. B. niet van zijn diensten gebruik wil maken: ‘Ze sloeg er met de rug van de hand op omdat ik | |
[pagina 186]
| |
p’s en q’s had geschreven waar de gangbare notatie u’s en v’s voorschrijft. Daar was ze kwaad over. En dat bedrijft wetenschap. Blij dat ik weer buiten stond.’ (p. 25) Al wordt het niet met zoveel woorden gezegd, het krediet dat de logica (en met name de formele logica) bij Gerrit had, is na dit bezoek op. Worden er in romans als Het gemillimeterde hoofd en De ziekte van Middleton nog herhaaldelijk pogingen tot reanimatie van de logica ondernomen, De chauffeur verveelt zich volstaat met deze ene passage als afrekening. In die zin sluit deze roman een periode in het oeuvre van Krol af. Anders dan Cesare Bocardo heeft Gerrit zich niet zeven jaar lang laten leiden door het verlangen naar een allesbeschrijvend systeem van eigen makelij. Dat hij op Texel toch aan de hoofdpersoon van ‘De Grauwe Vliegenvanger’ terugdenkt, heeft ongetwijfeld te maken met de analoge situatie van terugkeer op het eiland waar hij en zijn vrouw hun eerste vakantie hebben doorgebracht; een voorjaarsvakantie kort voor Gerrits sollicitatie bij de universiteit.Ga naar voetnoot1 Deze tweede keer heeft Gerrit al zijn kaarten op een literaire carrière gezet. Zijn positie op het duin is, ondanks de hevige strubbelingen in zijn huwelijksleven, minder deprimerend dan die van Cesare Bocardo. In die zin vervormt Krol in De chauffeur verveelt zich elementen uit zijn vroegere verhaal.
Een andere filosofie waarmee Krol in De chauffeur verveelt zich kort maar duidelijk afrekent, is het Zen-boeddhisme. Ook dat komt maar in één passage voor, een van de weinige passages die een terugblik geven op de tijd voordat Gerrit in Amsterdam kwam werken. In het begin van hoofdstuk 7 ervaart Gerrit het als bevrijdend dat hij zijn Zen-jaren achter de rug heeft: ‘En ik hoef geen boeken over Zen meer te lezen. Wat héb ik destijds niet aan Zen-literatuur in huis gehaald en bestudeerd. Boeken over het boogschieten en over het in de zon kijken. Al die abnormaliteiten die een mens moet lezen om gewoon te zijn, of gelukkig te zijn met het gewone, zijn in eerste aanleg bijzonder interessant; alleen, je voelt je gedwongen om al die vreemde oefeningen ook werkelijk te | |
[pagina 187]
| |
gaan uitvoeren. Omdat je dat niet doet, blijf je toch met een vervelend gevoel rondlopen. Totdat je in die lectuur stuit op het volgende: / V.: Wat is de hoogste wijsheid? / A.: Het dagelijks leven. / Wat betekent dat? Dat betekent dat je geen boeken over Zen meer hoeft te lezen, niet meer het plan hoeft te hebben om te leren boogschieten, in de zon te kijken of zelf muren te metselen. Als je niet weet hoe dat moet, leidt dat tot niets [...].’ (p. 82) Ook in deze passage klinkt eerder werk na. Zo is er in Het gemillimeterde hoofd sprake van een kortstondige Zen-periode in het leven van de hoofdpersoon: gesprekken in het laatste jaar van zijn verblijf in Groningen tussen hem en een leeftijdgenoot die gemeente-ambtenaar is, maar die al gauw Zen-priester wordt in Ceylon.Ga naar voetnoot1 En uit een passage in de tweede, gewijzigde druk van De rokken van Joy Scheepmaker (1971) blijkt dat ook hoofdpersoon Kraus Koster, die na zijn militaire diensttijd in Groningen is teruggekeerd en wiskunde gaat studeren, vertrouwd is met Zen: ‘Hij ging terug naar de keuken, naar de kast waar hij een poos nadacht. Hij haalde er een brood uit, boter en kaas en schoof een stoel aan, ging het brood snijden en smeren. Wat is de hoogste wijsheid. Het dagelijkse leven. Hij zaagde het brood, dacht aan Boddhidarma die in de zesde eeuw woedend de boeken had verscheurd omdat er in boeken geen wijsheid te vinden is en hij zaagde het hele brood en smeerde het.’ [Cursivering van mij, az]Ga naar voetnoot2 In alle drie gevallen verkiezen de protagonisten het alledaagse boven het exclusieve of boekenwijsheid. Hun opvatting lijkt te zijn dat filosofie er niet is om zichzelfs wil, maar om wille van het dagelijks leven. Filosofie die tot systeem wordt of waarin het systeem op zichzelf tot norm wordt, wijzen zij af. Wat Cesare Bocardo tot zijn eigen schade moest ondervinden, is een les voor het leven: het perfecte systeem is gelijk aan de dood. In de overwinning op de aandrang om Zen als een systeem te bestuderen valt een kiem te vinden van zowel Krols waardering voor als zijn kritiek op Douglas Hofstadter. In diens Gödel, Escher, Bach komen bij voorbeeld in een dialoog tussen Achilles en de Schildpad de volgende uitspraken voor: ’schildpad: Zeg eens: als Zen intellectuele | |
[pagina 188]
| |
activiteiten afwijst, heeft het dan wel zin om Zen intellectueel te benaderen, het zo nauwgezet te bestuderen? [...] / Achilles: [...] volgens mij komt het genieten van koans een miljoen maal dichter bij het echte Zen dan het lezen van een stapel dikke turven over Zen, die bol staan van dure filosofische termen.’Ga naar voetnoot1 Voor de scepsis van de Schilpad kan Krol ongetwijfeld sympathie opbrengen, in het antwoord van Achilles zal hem aanstaan dat literatuur boven filosofie wordt gesteld, al is het dan de door hem als een inferieure literaire vorm beschouwde koan.Ga naar voetnoot2
Los van het eerdere werk van Krol zijn de passages in De chauffeur verveelt zich over logica en Zen niet meer dan losse flodders. In de roman zelf krijgen ze pas hun werkelijke betekenis, wanneer ze in relatie worden gebracht met de pericoop waarmee hoofdstuk 6 eindigt. De hierin geformuleerde gedachten geven niet alleen zicht op het denken van het personage Gerrit, maar ook op dat van de auteur Krol. De pericoop begint als volgt: ‘De gedachte dat ik een zachte natuur heb, heeft zich zo langzamerhand in mijn hoofd vastgezet als een harde kluit, een eeltig heuveltje onder mijn schedel. / Het grote gemak dat ik van deze gedachte had, heeft mij lange tijd ervan weerhouden op het idee te komen dat een mens niet één, maar onbepaald veel van zulke heuveltjes in zijn denken nodig heeft; elk heuveltje met zijn eigen functie. Dit vergroot het aantal denkwegen, dat is zonder meer duidelijk. Denk maar aan een trekbiljart, of aan een golfterrein. Hoe meer obstakels, des te meer wegen voor het balletje om te rollen.’ (p. 79) Een dergelijke mechanistische beschrijving van het denken verbindt Krol met de Engelse filosoof Edward de Bono. De kennismaking met de praktische inslag van diens filosofie moet voor Krol een verademing zijn geweest na zijn lectuur van allerlei systeemdenkers. Er zijn wel meer filosofen die hij en zijn personages in de loop der jaren als hun leidsterren erkennen: Nietzsche, zoals gezegd, Witt-genstein, Spinoza, Pascal, later ook Plato. Ook allerlei wiskundigen voert hij in die rol ten tonele. Maar dat gebeurt meestal terloops. Vaak ook worden deze wiskundigen of filosofen maar half of tijdelijk begrepen of vallen zij alleen maar te begrijpen wanneer hun abstracte gedachten op het praktische niveau van dagelijks leven of | |
[pagina 189]
| |
literatuur overgebracht worden.Ga naar voetnoot1 Zo denkt Gerrit kort voordat hij naar Amerika zal vertrekken aan zijn lectuur, een half jaar eerder, van Language, Truth and Logic, een boek dat hem de weg had gewezen in een steeds duisterder wordend gebied.Ga naar voetnoot2 Het hindert hem echter dat hij op het moment van terugdenken wel allerlei beelden van landschappen en seizoenen weet op te roepen, maar niets dat als een herinnering aan het gelezen boek zelf kan worden beschouwd. Het enige wat hem hem kan geruststellen, is de volgende redenering: ‘Laat ik mij geen zorgen maken. Die koeien bestaan, elk van die beesten graast en vormt, met het gras dat zij naar binnen slaat, een mooi geheel. Afgerond tot koe. (Zo is dat geschapen, één geheel.) Wat niet afgerond is, is dat begrip waar ik het steeds maar over heb. En als ik mij zelf kwalijk neem dat ik een boek dat ik een half jaar geleden las, vergeten ben, dan moet ik dat niet doen, want dat komt omdat wat ik toen begreep, zo gegroeid is dat het sindsdien een geheel ander begrip is geworden. Levend zeg ik, dartel is mijn verbeelding die van al dit begrijpen de moeder is, zij bloeit als een roos en dat kan ik van dat geleende boek niet zeggen, noch van mijn vrienden die mij begrijpen. Er is geen begrip dat mij van buiten bereikt.’ (pp. 105-106) Dit besef, dat een boek alleen maar een hulpmiddel is voor begrip en verbeelding, en dat men het zich niet hoeft te herinneren om zichzelfs wil of om een systeem in stand te houden, is nauw verbonden met de gebruiksopvatting van filosofie die De Bono propageert. Daar komt bij dat hij de enige filosoof is van wie Krol een boek vertaald heeft, The Mechanism of Mind (1969),Ga naar voetnoot3 en aan wiens opvattingen hij een brochure heeft gewijd: De man van het lateraal denken. De ideeën van Edward de Bono (1971). Voldoende redenen dus om op een en ander nader in te gaan. |
|