Een dartele geest
(1989)–Ad Zuiderent– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol
4. Relaties tussen de verbeelding in
| |
[pagina 149]
| |
geholpen, maar toch heb ik er gedachten over, die ik nog wel eens zal uitwerken.’Ga naar voetnoot1 Die uitwerking wordt ruim driejaar later openbaar. In De chauffeur verveelt zich staat dan te lezen dat Gerrit en Marie, na een verblijf van enige jaren buitenslands, een reis maken door Egypte, Israël, Syrië en Turkije, waarna zij, aan het eind van de zomer, hun intrek nemen in een vakantiebungalow op Texel. In de tijd dat hij zich daar aan het schrijven wijdt, komt de volgende herinnering in Gerrit op: ‘Wat had ik achteraf niet over Jeruzalem te vertellen. Die voorspoed! De drukte in de winkelstraten en al die mooie vrouwen die zo thuis waren in deze stad. Krachtige, joodse borsten, ferme pas. Zo barstend van zelfvertrouwen dat ze je gewoon van de sokken liepen, dat is mij tenminste een paar keer overkomen. / Nee, dan lijk ik - dacht ik toen - veel meer op die zwartjassen uit Mea Sheariem. Prototypes van wat ik altijd heb willen zijn: zwarte hoed, wit gezicht, brandende ogen, geleid op hun wandeling door het Woord dat ze onder hun arm hebben. Schriftgeleerden. Eindelijk een kans om ze eens van dichtbij mee te maken en de man die ik dan van heel dichtbij kon bekijken was een jongen van twintig jaar die samen met een oudere collega en mij op de bus stond te wachten en lachte... / Welnu. Dat lachje. Een akelig lachje was dat. Een ziek, hijgerig lachje van iemand die dingen zegt die verboden zijn (bovenlip opgetrokken). Die jongen naar wie ik stond te kijken, leek op mij, van vroeger. Daardoor herkende ik hem. Doodziek was die jongen. / Omdat ik hem verachtte, drukte ik hem bij het bestijgen van de bus nogal stevig opzij en dat deed ik misschien wel omdat ik op die vrouwen wilde lijken.’ (p. 61) Al worden de gedachten over deze orthodoxe mannen minder ver uitgewerkt dan de toezegging in het interview kan doen vermoeden, het is duidelijk dat Krol aan zijn hoofdpersoon gedachten delegeert die ooit de zijne waren. Ook op een andere manier wordt de relatie gelegd tussen het leven van Krol en dat van Gerrit, zij het zeer indirect. Er is namelijk verband tussen Gerrits gedachten aan zijn eigen verleden, gevoed door het zien van de twintigjarige joodse jongen, en eerder werk van Krol. In Gerrits verleden zoals het elders in De chauffeur verveelt | |
[pagina 150]
| |
zich geschetst wordt, is van religieus fanatisme of iets dergelijks geen sprake. Wel is dat het geval in het leven van de omstreeks twintigjarige hoofdpersoon in De zoon van de levende stad; dat is zo’n jongen die door het Woord geleid wordt, een soort Groningse schriftgeleerde. Krol beschouwt beide hoofdpersonen kennelijk als verwante afsplitsingen van zichzelf, zodat hij geen enkele moeite doet om ze precies van elkaar te onderscheiden: Gerrit draagt in zekere zin de last van het verleden van al Krols eerdere hoofdpersonen met zich mee. Dat hij dat ook zo voelt, blijkt wel uit zijn overweging op het Texelse duin dat het met hem net zo zou kunnen aflopen als met Cesare Bocardo, de hoofdpersoon in het verhaal ‘De Grauwe Vliegenvanger’, uit de bundel Kwartslag (p. 60).Ga naar voetnoot1 Tegen Phaff vertelt Krol ook dat hij elke dag drie bladzijden vordert in een nieuwe roman, over een man en een vrouw; deze roman zal meer recht doen aan Zuid-Amerika dan De ziekte van Middleton, en zal bovendien niet meer in de eerste persoon geschreven zijn. Eind februari wil hij hem af hebben. De bedoelde roman, die in het najaar van 1970 verschijnt onder de titel De laatste winter, wordt door Krols kwalificaties weliswaar slechts ten dele getypeerd, maar de informatie erover is voldoende concreet om naast de passage in De chauffeur verveelt zich te kunnen worden gelegd waarin staat dat Gerrit op Texel pogingen onderneemt tot het formuleren van zijn herinneringen aan de in Italië ontmoete Peggy: ‘“De eerste zomer” zou het verhaal heten. Omdat “Italië” voor ons de eerste werkelijke bloei betekende, zo legde ik Marie uit. Ik bedoelde Peggy.’ (p. 60) Alleen al uit deze enkele details wordt duidelijk dat Krol in De chauffeur verveelt zich eigen ervaring, de vervorming ervan (Zuid-Amerika wordt Italië) en verbeelding in elkaar geschoven heeft. In welke mate soms, moge blijken uit het volgende. Tegen Phaff vertelt hij dat hij in zijn laatste jaar in Caracas geen computer meer had gezien, omdat hij systeemontwerper was geworden; anderen moesten uitvoeren wat hij bedacht had. Het was een verandering die hem lichtzinnig maakte, zo blijkt uit zijn mededeling dat hij zijn computerprogramma’s op dezelfde manier liet ontstaan als zijn romans, waardoor hij nauwelijks geneigd was anderen te vertellen wat hij deed. De kwalijke effecten van deze neiging keerden ten goede, toen hij de opdracht kreeg om voor een langdurige klus naar Curaçao en Cardón te gaan, waar hij uit de mond van de mensen in de raffinaderij | |
[pagina 151]
| |
moest horen wat zij verwachtten van bepaalde mathematische modellen: ‘Ze moesten iemand hebben die een flexibele vertaling kon maken. Dat zag ik zitten, en ik bood me aan. Een jaar lang heb ik kunnen knoeien, eraan bezig zijn, en ineens was het er. Wat mij stimuleerde was dat ik stil mijn werk deed en op een dag trots met de resultaten tevoorschijn zou komen. Dat lijkt veel op het schrijven van een boek.’Ga naar voetnoot1 Een analoge situatie beschrijft Krol in De chauffeur verveelt zich. Gerrit moet voor zijn werk vanuit Rome naar Sicilië, waar hij een half jaar aan de ontwikkeling van een systeem kan werken: ‘En ik had een paar weken geluisterd naar een groep van crude and product schedulers van de raffinaderij in Syracuse. Ik had elk van hen apart genomen en zitten opschrijven wat hun wensen en verwachtingen waren van een systeem dat zij niet kenden, maar dat zo eenvoudig [...] mogelijk te hanteren moest zijn. Eenvoudiger dan het systeem dat ze zelf gebruikten.’ (p. 36) Cardón moge dan niet op Curaçao liggenGa naar voetnoot2 en Syracuse wel op Sicilië, de werkzaamheden van Gerrit in de roman corresponderen met die van Krol in de werkelijkheid. Ook voor lezers die de olie-industrie kennen, moet de verplaatsing van gebeurtenissen in Cardón naar Syracuse geloofwaardig zijn geweest. Op beide plaatsen staat een grote raffinaderij; elk ook voorzien van een alkylatie-een-heid (p.37).Ga naar voetnoot3 In dit opzicht heeft de roman dus binnen de grenzen van de fictie een hoog autobiografisch waarschijnlijkheidsgehalte. Alleen wie de olie-industrie goed kent, zal het onwaarschijnlijke opmerken van een overplaatsing vanuit het Hoofdkantoor van Shell in Den Haag naar wat in werkelijkheid een Italiaanse onderneming is.Ga naar voetnoot4 | |
[pagina 152]
| |
Wie het verloop van de gebeurtenissen in De chauffeur verveelt zich naast de levensloop van Krol legt, ziet nog veel meer punten van overeenkomst dan de hierboven gesignaleerde. Alvorens op de kwestie van het verbeelde leven nader in te gaan, zal ik daarom beknopt aandacht besteden aan de belangrijkste parallellen tussen de biografie van Gerrit en die van Krol. Gerrit groeit op in Groningen en gaat na zijn militaire diensttijd op 23-jarige leeftijd in Amsterdam bij Shell werken. Daar leert hij Marie kennen, met wie hij een paar jaar later trouwt en in de Amsterdamse nieuwbouwwijk Nieuw-West gaat wonen. Na weer een paar jaar wordt hij vanuit het Hoofdkantoor in Den Haag voor zijn werk naar Italië uitgezonden, waar hij de tweede helft van de jaren zestig doorbrengt. Na deze Italiaanse tijd en een korte vakantiereis door Egypte en het Midden-Oosten leidt hij, zoals gezegd, op Texel enige tijd het bestaan van full-time schrijver. Binnen een jaar echter is hij weer in dienst van een oliemaatschappij, dit keer in de regio waaruit hij afkomstig is: Groningen. Marie en Gerrit kopen een boerderijtje in de Veenkoloniën, dat zij geheel renoveren. Vooral om de op Texel manifest geworden huwelijksmoeilijkheden te ontvluchten vertrekt Gerrit na ongeveer anderhalf jaar in zijn eentje naar Amerika. Na rondreizen door de Verenigde Staten, een stukje Mexico, Californië en Canada vestigt hij zich in Alaska. In de stad Fairbanks vindt hij werk, en in de avonduren schrijft hij een boek. Op zijn uitnodiging vindt aldaar tenslotte ook de hereniging met Marie plaats. Parallellen met het leven van de auteur zijn vooral te vinden in de periode tot en met de terugkeer in de geboortestreek. Ik beperk mij bij de weergave daarvan tot publiek bekende gegevens. Vragen als die naar de overeenkomst tussen Marie en de biografische partner van Krol bij voorbeeld zijn in dit verband niet relevant.Ga naar voetnoot1 Krol is op 1 augustus 1934 in Groningen geboren, doet vrij lang over het gymnasium, gaat in militaire dienst en vertrekt in 1957 (hij is dan dus 23 jaar) naar Amsterdam. Daar komt hij in dienst bij het | |
[pagina 153]
| |
Koninklijke/Shell Laboratorium in Amsterdam-Noord; in 1959 trouwt hij en verhuist naar een nieuwbouwwijk in Purmerend, dat in die tijd een overloopgemeente van Amsterdam begint te worden. Van 1965 tot 1969 verblijft hij voor zijn werk in Venezuela. Teruggekeerd in Nederland probeert hij zich op Texel alleen aan het schrijven te wijden. Maar al na ruim een half jaar geeft hij dit bestaan op, neemt een baan bij de Nederlandse Aardolie Maatschappij (nam) in Assen en gaat op een (te verbouwen) boerderij in het Drentse Spier wonen. Van 28 juli tot 3 augustus 1972 (hij heeft De chauffeur verveelt zich dan vrijwel voltooid) reist hij voor Avenue naar Alaska.Ga naar voetnoot1 Uit de grove streken van het voorafgaande worden zowel de parallelen als de verschillen tussen auteur en personage duidelijk, maar dat betekent niet dat een lezer op ieder ogenblik in staat zal zijn autobiografie en fictie van elkaar te scheiden. Krol vertelt namelijk niet alleen een verhaal, hij houdt ook een betoog. En ook dat zou nog betrekkelijk probleemloos zijn, ware het niet dat er verwijzingen over en weer van betoog naar verhaal zijn; een groot aantal zinnen functioneert zo in verschillende ontwikkelingslijnen tegelijk. De daardoor ontstane ambiguïteit maakt het extra moeilijk auteur en personage van elkaar los te weken. Daartoe draagt ook het feit bij dat het personage van zichzelf zegt dat hij stukjes uit het boek dat de lezer in handen heeft, zou kunnen weglaten (p. 94), of vertelt dat hij in Alaska aan ‘dit boek’ (De chauffeur verveelt zich dus) zit te schrijven (p. 123). Deze laatste formulering verwacht je eerder in een dagboek dan in een roman. De autobiografische suggestie is dus uitermate sterk. Krol is zich ongetwijfeld van deze verwarring bewust, maar hij maakt er geen probleem van. Zoals hypothesen alleen maar aanvaard kunnen worden, wanneer zij voortkomen uit de realiteit, zo hebben ook zijn fictionele hypothesen een stevige voedingsbodem van realiteit nodig: op grond van zijn eigen buitenlandse ervaringen kan hij Gerrit moeiteloos naar een ander buitenland sturen. Door de grote hoeveelheid geografische en andere controleerbare namen en situeringen krijgt het verbeeldingsgedeelte een hoog werkelijkheidsgehalte.Ga naar voetnoot2 Daaraan dragen ook een aanduiding bij als ‘dit, mijn levensverhaal’ (p. 135), en een passage als: ‘[...] ik verkeer met het gemene volk, en dit is de vraag die zich altijd maar aan mij opdringt: | |
[pagina 154]
| |
wat drijft mij tot het schrijven van deze snertnotities terwijl zij die hetzelfde beleven als ik, het niét doen?’ (p. 118) Juist doordat Gerrit onder meer schrijver is, kunnen zijn vragen zonder al te veel problemen als vragen van de schrijver Krol worden beschouwd. Ook dagboekachtige plaats- en tijdsaanduidingen dragen zo nu en dan bij aan de vergroting van het autobiografische gehalte. De verbrokkeling van de ‘snertnotities’ die De chauffeur verveelt zich vormen, vindt onder meer haar rechtvaardiging in dit aspect van de vormgeving, die mede voortkomt uit de dagboekachtige werkwijze - maar zonder de voor een autobiografie noodzakelijke distantie - waarover Krol tegen Van Deel zei: ‘Ik schrijf zo’n twee uur per dag, meestal ’s avonds, nadat ik me voorbereid heb en dat begint overdag al. Dan doe ik mijn werk, ik ontdek dingen, praat met mensen, breng een aantal uren achter een bureau door en dan ga ik met voldoende indrukken naar huis om te verwachten dat ik daar ’s avonds iets van terugvind. Thuis ben ik dat allemaal vergeten.’Ga naar voetnoot1 De door dit alles opgebouwde zekerheid dat De chauffeur verveelt zich een tamelijk conventioneel autobiografisch boek is, ondergraaft Krol met kracht door te suggereren dat de roman in september 1978 in Fairbanks is geschreven. Kan de plaatsaanduiding nog betekenen dat de gebeurtenissen uit het laatste hoofdstuk authentiek autobiografisch zijn (zowel personage als auteur bevinden zich immers in Fairbanks), de tijdsaanduiding ondermijnt deze suggestie ten enen male. Met terugwerkende kracht daalt het werkelijkheidsgehalte van een groot deel van de vertelde geschiedenis aanzienlijk,Ga naar voetnoot2 en de vraag rijst of Krol inderdaad niet met behulp van autobiografische strategieën andere bedoelingen heeft nagestreefd. In het interview dat Gerard van Westerloo hem kort na publikatie van dat van Van Deel afneemt, merkt Krol over het autobiografische in de Alaska-passages op dat de artistieke verbeelding van zijn levensloop onlosmakelijk verbonden is met eerder ontstane voorstellingen: pas na voltooiing van het slothoofdstuk van De chauffeur verveelt zich heeft hij stappen ondernomen om door Avenue naar Alaska te worden uitgezonden; na terugkeer hoefde hij echter ‘zeker niet meer [...] dan vijf regels’ te retoucheren of aan te vullen: ‘Je schrijft op wat je als vijfjarig kind al dacht. Van Amerika, van Alaska, van de Amazone. En het gekke is, als je dan gaat, dan zie je ook niets anders dan dat. Indianenverhalen, kampvuren, dat spul. Je gaat bijvoorbeeld naar Amerika, je loopt er drie dagen rond, je | |
[pagina 155]
| |
hebt nog niets gezien en opeens zie je voor het eerst iets, en dat is een cowboy. Met een hoed op. Verdomd. En dan kom je terug en dan heb je Texas gezien. Zo gaat dat met mij. Ik denk niet dat ik een goed verslaggever ben.’Ga naar voetnoot1 Het is een uitspraak die moeiteloos gelegd kan worden naast de ervaringen en overwegingen van Gerrit, wanneer die nog maar net in Amerika is: hij ziet in het Guggenheim Museum kunst die hij al in Winschoten (of all places) had gezien, en ook wanneer hij Empire State Building beklommen heeft, ziet hij niets anders dan vertrouwde beelden: ‘Met de zon in de ogen, wind door de haren, alle zorgen vergeten, weggewaaid, keek ik uit over New York en over Amerika, een zee van prairies en kampvuren. Ik was benieuwd of ik er nog een paar cowboys zou zien. Wat ik zag was het beeld van mijn moeder die zingt van Old Kentucky Home, terwijl ze de was door de wringer draait.’ (p. 108) In hetzelfde interview van Van Westerloo gaat Krol in op het gebruik van toekomstjaartallen, niet alleen in De chauffeur verveelt zich, maar ook in De ziekte van Middleton.Ga naar voetnoot2 Krol verkaart dit verschijnsel in zijn werk met: ‘[...] ik denk dat dit voortkomt uit een oud verlangen in mij om niet tijdbepaald te zijn. Ik heb mij vroeger altijd, nou, toen was ik nog verdomd klein hoor, sterk verzet tegen wat je op school hoorde over het hiernamaals. Ik zag al direct niet in waarom het niet mogelijk was ook een hiervoormaals te hebben. In de context waarin God toen tot ons kwam, de eeuwigheid, kon alles wat later [kwam] ook best eerder zijn. Dus had ik er kennelijk veel behoefte aan om mij in te stellen op een hiervoormaals, en daardoor mijn daden gericht te laten zijn. Het kan best zijn dat rudimenten daarvan hebben doorgespeeld in mijn verhalen, die geografisch zo nauwkeurig bepaald zijn, om die historisch een wat wijdere range te geven. Ik heb er geen enkele moeite mee om mijn eigen leven, datgene wat ik nu beleef, om dat in 1990 te laten plaatsvinden.’Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 156]
| |
Ook hier komt dus weer het spanningsveld aan de orde van thematiek en pragmatische werking. De aan het eind van zijn lectuur door het jaartal 1978 verraste lezer zou zich overigens kunnen afvragen of er eerdere indicaties zijn geweest van manipulaties met de tijd, en of hij of zij dus al eerder de autobiografische verwachtingen had moeten bijstellen. Deze vraag valt pas te beantwoorden, wanneer de chronologie in De chauffeur verveelt zich aan een wat nauwkeuriger onderzoek is onderworpen. |
|