Een dartele geest
(1989)–Ad Zuiderent– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol
[pagina 145]
| |
3. Krol over autobiografie en verbeeldingTegen het einde van In dienst van de ‘Koninklijke’ staat het volgende: ‘Wat antwoordt een schrijver als zijn lezers hem met betrekking tot een bepaalde geschiedenis vragen of hij die verzonnen heeft dan wel mededeling heeft gedaan van zijn eigen ervaringen? Zijn antwoord als hij goed en eerlijk daarover heeft nagedacht, moet luiden dat het boek dat hij heeft gepubliceerd, is ontstaan uit een grote vuilnisberg, genaamd manuscript, waaruit hij heeft verwijderd (a) alles wat hij gewoon maar had verzonnen en (b) alles wat niet meer was dan een verslag van zijn eigen ervaringen.’Ga naar voetnoot1 Anders dan in zijn eerdere boeken noemt Krol in In dienst van de ‘Koninklijke’ het boek zelf een autobiografie. In het besef echter dat lezersverwachtingen zowel vruchtbaar als hinderlijk kunnen zijn, heeft hij aan de eerste paragraaf van dit boek de volgende waarschuwing aan de lezer doen voorafgaan: ‘Voor u begint te lezen doet u er goed aan, te bedenken dat dit boek geen roman is, ook al lijkt het erop. Het is in zoverre een autobiografie dat het over me zelf gaat; edoch, het is niet mijn leven dat ik erin beschrijf, maar mijn functie. Ik hoop daarmee de functie te hebben beschreven van een groot aantal mensen. / Dat is de functie van dit boek.’Ga naar voetnoot2 In deze opvatting is een autobiografie dus niet per se de beschrijving van het hele leven van de auteur, maar alleen van diens plaats ten opzichte van anderen. De thematische beperkingen van de autobiografie hoopt Krol bovendien te overwinnen door de tegenstelling tussen het unieke en het universele op te heffen: zowel schrijver als lezer moeten zich beschreven weten. De beoogde pragmatische werking is niet dat de lezer verband moet leggen tussen de schrijver en het personage, maar eerder tussen het personage en zichzelf. Een probleem is bovendien dat het boek een autobiografie is die op een roman lijkt. Iets soortgelijks zegt Krol, wanneer hij in het laatste hoofdstuk van De chauffeur verveelt zich uitlegt wat de functie van dat boek is: ‘Het dient er [...] toe om iemand situaties in zijn werk te laten herkennen. Een serie praktijkgevallen, meer is het niet. Een naslagwerk voor kantoorpersoneel met hier en daar een kwinkslag: als er ergens iemand is die na bestudering van dit boek kan zeggen: “Zo is het, wat die man beschreven heeft, dat is mijn leven,” - dan reik ik hem de hand, want ik ben natuurlijk blij zoiets te horen.’ (p. 125) | |
[pagina 146]
| |
Een ander accent, maar ook met nadruk op de verwantschap tussen roman en autobiografie, legt Krol in De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels, in een betoog dat begint met de presentatie van een gangbaarder opvatting over de autobiografie. Beter dan met andere kunstvormen, zegt hij, kan iemand met een roman een geschiedenis lineair presenteren; de vorm van een reis, c.q. een levensreis, is daartoe het meest geschikt: ‘[...] als de schrijver daarbij zijn eigen levensreis onder handen neemt, zijn we aangeland bij het autobiografische genre. Van alle genoemde kunstvormen leent alleen de roman zich tot het uitbeelden van het leven van de kunstenaar zelf.’Ga naar voetnoot1 Deze tamelijk gangbare opvatting over het autobiografische vindt Krol echter te simpel, omdat de lezer toch zelden of nooit weet in hoeverre de feiten in de roman overeenkomen met die in het leven van de schrijver. Zoeken naar deze overeenkomst vindt hij niet onzinnig, maar zijn eigen belangstelling gaat meer uit naar de vragen waarop de lezer wèl uit zichzelf een antwoord kan vinden. Naar Krols mening althans, want het criterium dat hij vervolgens introduceert, is niet alleen vager, maar vooral veel subjectiever. De goede lezer zal, volgens Krol, beseffen dat alles wat op papier staat, gelogen is; de schrijver kan op deze lezersverwachting alleen maar zinvol anticiperen door authentiek te zijn: ‘Waar de schrijver zijn eigen echtheid inbrengt, kun je het verhaal autobiografisch noemen.’Ga naar voetnoot2 ‘Eigen echtheid’ is een zo vaag en abstract begrip dat nu de deuren van het genre royaal openstaan voor alles wat door een lezer als authentiek wordt ervaren. Tegen dat laatste heeft Krol echter geen bezwaar. Integendeel, hij vindt het zelfs een voorwaarde voor literaire kwaliteit: ‘Een goede roman is autobiografisch. Niet door de gebeurtenissen die erin beschreven worden, maar als verslag van de gedachten c.q. de pret die de schrijver tijdens het schrijven zelf heeft gehad.’Ga naar voetnoot3 Hierin is het autobiografische niet eens meer een thematische kwestie die raakt aan een beschreven personage, maar pure abstractie: een autobiografische roman is een ideeënroman waarvan de lezer aanneemt dat die autobiografisch is. Een tautologische omschrijving die andere criteria dan een melange van pragmatische werking en waarde-oordeel loslaat. | |
[pagina 147]
| |
Dat de controleerbare feiten er niet toe doen, blijkt wel uit wat Krol elders in De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels schrijft. De kwestie van de echtheid stelt hij aan de orde aan de hand van het concrete voorbeeld van de geografische verplaatsing van eigen ervaringen: ‘[...] je bent een keer, lopend van Landsmeer naar Ilpendam, erg gelukkig geweest. Dat kun je beschrijven omdat je het beleefd hebt. Maar als je op het moment van schrijven je niet opnieuw inleeft in dat gevoel, komt het niet op papier terecht en dan gelooft de lezer je niet en heb je het niet goed geschreven. Als je daarentegen schrijft dat je, lopend van Le Bacarès naar Perpignan, met het zicht op de besneeuwde Pyreneeën, erg gelukkig geweest bent, wat dus niet waar is, want je bent er nooit geweest, dan dwing je jezelf daarmee je in het beoogde geluksgevoel in te leven. Dat is niet moeilijk, want het gevoel is niet nieuw, het was alleen ergens anders.’Ga naar voetnoot1 Het is iets waar ook Van Deel hem naar vraagt, in het op De chauffeur verveelt zich geconcentreerde interview.Ga naar voetnoot2 Tegen hem zegt Krol dat hij in deze roman weliswaar ervaringen in Italië lijkt te beschrijven, maar dat het in werkelijkheid ervaringen bij de nam zijn.Ga naar voetnoot3 Tevens zegt hij, ter relativering van het autobiografische in het algemeen, dat zijn belevenissen vaak meer de moeite van het beleven waard zijn dan de moeite van het beschrijven, en dat uiteindelijk de verbeelde werkelijkheid hem het best bevalt, omdat hij zich daar persoonlijk het meest bij betrokken voelt: ‘Wat ik het meest authentiek vind aan mijn boeken is niet het leven dat ik leid, maar het leven zoals ik mij voorstel dat het verloopt.’Ga naar voetnoot4 Hier wordt de laatste betrouwbare instantie om zeep geholpen. Over het geleide leven kunnen de schrijver en zijn omgeving ons nog inlichten, maar met de beste wil van de wereld valt er geen instantie te ontdekken die een echtheidscertificaat verschaft aan de verbeelde toekomst. Wie wil vaststellen of een auteur echt, eerlijk, authentiek is,Ga naar voetnoot5 zal daarom het werk van die auteur maar moeten onderzoeken op geloofwaardigheid, zal moeten onderzoeken of er samenhang is tussen ideeën binnen en buiten het werk en of deze ideeën in thematiek | |
[pagina 148]
| |
en vormgeving voldoende ondersteund worden. Die zal zich in zijn veronderstelling dat De chauffeur verveelt zich trekken heeft van de autobiografie bij voorbeeld al gesteund weten door de woorden waarmee Gerrit een door hem geschreven boek afwijst: ‘Typisch een roman waar maar weinig mensen blij mee zouden zijn. Zelfs het laatste hoofdstuk, dat de ontknoping bevatte, had ik weggelaten, omdat ik had ontdekt dat ik een boek had geschreven dat zich op elke bladzij ontknoopte. Een boek dat niet hoefde te worden uitgelezen. Voor wie geen tijd heeft is dat een voordeel. Trouwens wat is er aan, al die verzonnen verhalen.’ (p. 63) [Cursivering van mij, az] Verbeelding kan dus wel, verzinsels kunnen niet. Verbeelding is echt, verzinsels zijn vals. Maar vooral: in verbeelding wil Krols ideale lezer wel geloven, in verzinsels niet. Dat brengt mij toch weer terug naar het traditionele criterium: wil het vermoeden standhouden dat een boek autobiografisch is, dan zal de echtheid ingebed moeten worden in gebeurtenissen uit het verleden die dat vermoeden versterken. Een van de sterkste verwachtingen waarmee een lezer aan een autobiografie begint, is en blijft immers dat de levens van auteur en personage op feitelijk niveau met elkaar overeenkomen. Dat zal dus onderzocht moeten worden, onafhankelijk van de vraag of Krol het belangwekkend vindt. Pas daarna is extrapolatie naar het verbeelde leven mogelijk. |
|