Een dartele geest
(1989)–Ad Zuiderent– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol
14. Han Steendijk, of: Krol en het engagement (1)Al drie keer eerder is in het Brabants Nieuwsblad werk van Krol besproken, wanneer Han Steendijk zijn recensie van De chauffeur verveelt zich publiceert (14-7-1973): G. Spruyt had over De ziekte van Middleton geschreven (17-1-1970) en Gerard Rommers over De laatste winter (23-1-1971) en appi (4-11-1971). Recensies na 1973 zijn ook weer door anderen geschreven, zodat aan Steendijks oordeel over De chauffeur verveelt zich niet alleen de voorgeschiedenis met betrekking tot Krol ontbreekt, maar ook het vervolg. Sommige punten waaraan hij in zijn recensie aandacht besteedt, zijn gelijk aan die in de recensie van Komrij van twee maanden eerder. Het beeld waarmee de kritiek begint bij voorbeeld: de schrijver neemt de lezer mee in zijn literaire automobiel. Later in de recen- | |
[pagina 107]
| |
sie zal Steendijk een echo van Komrijs slotzin laten horen: ‘Hij stelt niets, hij toert met de lezer rond en gezeten op de achterbank rijden we door dat chaotische land, met z'n lach, met z'n traan, met de orde en de wanorde [...].’ Ook in zijn afwijzen van de benamingen ‘avonturenroman’ en ‘reisverhaal’ klinkt een echo van Komrij door; maar wanneer Steendijk deze afwijzing nader toelicht, doet hij dit eerder didactisch dan retorisch. Zo vindt hij De chauffeur verveelt zich geen avonturenroman, omdat de hoofdpersoon geen picaro is, omdat gebeurtenissen te weinig aandacht krijgen en omdat er zelden iets schokkends gebeurt. Anders dan Komrij ontleent Steendijk zijn argumenten dus aan handboek en encyclopedie. Toch citeert hij vervolgens dezelfde passage uit De chauffeur verveelt zich als Komrij, namelijk die waarin de hoofdpersoon vertelt dat hij een boek heeft geschreven dat wel als avonturenroman begon, maar dat uiteindelijk een verhaal is geworden waarin niets bijzonders gebeurt (p. 63). Zonder het voorbehoud dat Komrij maakt, verklaart Steendijk deze passage ook op De chauffeur verveelt zich van toepassing. Tot welk genre hij De chauffeur verveelt zich dan wél rekent, zegt Steendijk niet. Hij beperkt zich tot het vage: ‘Gerrit Krol heeft een heel nieuw “type” verhaal geschreven: tegen de achtergrond van een stuk van de maatschappelijke karrière van een Shell-employé komen allerlei invallen, soms filosofisch, soms anekdotisch bovenborrelen, die de auteur onmiddellijk op papier zet, waardoor het “verhaal” een zeer eigen vorm krijgt.’ Deze suggestie van écriture automatique laat ik graag voor rekening van de te automatische pen van de recensent; noch aan De chauffeur verveelt zich, noch aan ander werk van Krol of interviews met hem valt deze gedachte te ontlenen. Dat T. van Deel hem later naar zijn werkwijze zou vragen, moet op zijn minst voor één lezer nuttig zijn geweest.Ga naar voetnoot1 Steendijk geeft diverse benamingen aan de verschillende passages in het boek; hij heeft het over ‘een referaat’ en ‘barbarberachtige opmerkingen’. Hij noemt het een boek dat zich op elke pagina ontknoopt; dat ziet hij eveneens als een kenmerk van die ‘eigen vorm’. Ook met deze gedachte annexeert hij zonder voorbehoud een uitspraak over de roman die door de hoofdpersoon geschreven is (p. 63). De inhoud van de roman samenvattend geeft Steendijk terloops interpretaties van Krols systeem, zijn engagement, het belang van | |
[pagina 108]
| |
ironie, de naam en de rol van Marie en Krols houding tegenover het mechanische en schema’s. Met name wanneer hij het over engagement heeft, neemt Steendijk afstand tot Krols opvattingen hierover. Krol mag wel zeggen dat hij niet de bedoeling heeft iets aan de wereld te veranderen, zijn scherpe en ironische observaties hebben toch wel tot gevolg ‘[...] dat Krol meer geëngageerd is dan hijzelf voorgeeft te zijn, maar hij heeft zich terzijde gesteld van auteurs die de rottigheid van onze mensenwereld open en bloot aan de kaak stellen. Hij stelt niets, hij toert met de lezer rond en gezeten op de achterbank rijden we door dat chaotische land, met z'n lach, met z'n traan, met de orde en wanorde, met olie en water en vooral met zijn verveling, omdat het mechanische de mens overwoekert en hem automatiseert.’ Dat deze visie een interpretatie is, geeft Steendijk expliciet aan, wanneer hij signaleert dat Krol beseft dat het schema een fictie of een vloek is. Hij schrijft dan: ‘Dit laatste wordt door de auteur zeker niet uitgesproken, maar de sfeer en vooral de ontrafelde [sic] toon waarin zijn overdenkingen geschreven zijn maken de lezer wel duidelijk dat Krol verre van gelukkig is met al die schema’s.’ Hier wijkt Steendijks visie duidelijk af van die van Komrij. En ook van die van Krol. Het is een visie die eerder ontleend lijkt aan de lectuur van andere auteurs - een veronderstelling die versterkt wordt door de verwijzing naar de titel van Judicus Verstegens roman De vloek van het schema. Het mag duidelijk zijn dat Steendijk vooral beschrijft en interpreteert. Pas in de slotalinea geeft hij een oordeel: ‘Krol zegt zelf dat dit boek niet in een keer uitgelezen moet worden. Ik heb dat wel gedaan, en daarna begon ik er onmiddellijk opnieuw aan.’ Deze formulering van lof moge op zichzelf retorisch zijn, het gevolg ervan is wel dat alle voorgaande explicaties en interpretaties positief gekleurd worden. Daardoor kom ik tot de conclusie dat Steendijk verre van gelukkig is met automatisering en schema’s en dat hij op grond daarvan meent dat Krols gevoelens dezelfde zijn. Is Steendijk bang geweest voor het uitspreken van een afwijzend moreel oordeel over een boek dat hij in allerlei andere opzichten wel waardeert? Ik weet het niet; het is mogelijk. Het probleem met recensies als die van Steendijk (en Van Elzen) is dat een onbekend (beginnend?) criticus een recensie schrijft die onhelder is of vol zit met innerlijke tegenstrijdigheden. Zonder de uitgesproken bedoeling om zo een beeld te geven van de besproken roman (zie de opvatting van Fens hierover) is dat verwarrend. |
|