Een dartele geest
(1989)–Ad Zuiderent– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol
[pagina 105]
| |
13. J. F. Vogelaar, of: Krol en maatschappelijke ideologieMeer dan detailkritiek of -waardering geeft J.F. Vogelaar in zijn bespreking van De chauffeur verveelt zich (De Groene Amsterdammer, 27-6-1973) fundamentele kritiek. Daarmee betoont hij zich de ideologische criticus die hij wil zijn of de telquellistische marxist die Martien J. G. de Jong in hem ziet.Ga naar voetnoot1 Vogelaar oordeelt negatief over De chauffeur verveelt zich op grond van de misplaatste pretenties van nieuwheid en op grond van Krols simplistische visie op het maatschappelijk complex. Hoewel hij er mij later op wees dat het niet terecht zou zijn, wanneer ik uit deze ene recensie - Vogelaars eerste over KrolGa naar voetnoot2 - zou afleiden dat hij uitsluitend kritiek heeft op Krols werk of dat hij het totaal zou afwijzen,Ga naar voetnoot3 valt een andere lezing van deze recensie mij moeilijk. Weliswaar is het beeld dat Vogelaar schetst van eerder, niet bij name genoemd werk van Krol tamelijk neutraal, deze neutraliteit vormt juist de retorische opstap naar een afwijzen op alle fronten, behalve op dat van de komische werking van Krols relativeringen. Na de aanhef dat Krol al sinds een jaar of tien boeken schrijft die niet in de gangbare genres zijn onder te brengen, schetst Vogelaar een beeld van een vorm en inhoud van dat werk - hij vergelijkt het met ‘legpuzzels met steeds meer en steeds weer andere stukken’ - dat uiteraard pas sinds zes jaar geldt. De grote vrijheid die men bij het lezen van dit werk krijgt, is tot Vogelaars teleurstelling een geprogrammeerde vrijheid; een oordeel waarmee hij diametraal tegenover Kossmann staat.Ga naar voetnoot4 Het lijkt een opmerking als die van Komrij (dat de lezer op de achterbank kan blijven zitten omdat het werk al voor hem gedaan is), maar wat bij Komrij positief kan zijn, is bij Vogelaar uitgesproken negatief. Ook elders blijkt de tegenstelling tussen deze twee critici, namelijk wanneer Vogelaar stelt - zonder overigens Komrijs naam te noemen - dat over De chauffeur verveelt zich beweerd is ‘dat dit nu het boek van de toekomst is, dat het onze tijd vooruit is’. Bij Komrij staat deze | |
[pagina 106]
| |
van Krol geleende opvatting zelfs in de kop boven de recensie. Vogelaar vecht echter aan dat de in De chauffeur verveelt zich toegepaste procédés nieuw zouden zijn: ‘alleen voor wie het binnendringen van gewone mensentaal in literaire teksten gelijk staat [sic] aan een defloratie heeft het nog iets shockerends’. Zo primitief wil Vogelaar niet zijn, want belangrijker dan de vraag naar de procédés vindt hij de vraag naar de functie ervan. Wanneer hij zich dit afvraagt bij lezing van De chauffeur verveelt zich, is zijn conclusie dat ze een naïef overzicht geven van de wereld in plaats van een kritisch inzicht erin: maatschappelijke processen beschouwt de hoofdpersoon in de besproken roman als eigen prestaties; doordat hij daaraan zijn geluksgevoel ontleent, vindt Vogelaar hem ‘sociaal bijziend’. Deze kwestie lijkt voor Vogelaar van groter belang dan die van de nieuwheidspretenties. Formele veranderingen in de literatuur zijn voor hem pas interessant, wanneer ze ideologische consequenties hebben. Wat Krol doet, beweegt zich niet in de door Vogelaar voorgestane richting. Daarmee is zijn kritiek op Krols beroep op de toekomst ideologischer getint dan dat van Reinders. Deze laatste relativeert Krols pretenties alleen maar, Vogelaar bestrijdt ze. De ernst van zijn bedoelingen blijkt wel hieruit dat hij een jaar later deze recensie in een kritische verzamelbundel opneemt, onder de titel ‘Knutseldoos van Gerrit Krol’.Ga naar voetnoot1 |
|