Een dartele geest
(1989)–Ad Zuiderent– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol
[pagina 102]
| |
12. Sus van Elzen, of: Krol als moeilijk auteurBeschouwen we de recensie van Kees Fens in De Standaard als een naar Vlaanderen geëxporteerd oordeel, dan is die van Sus van Elzen in het weekblad Knack (27-6-1973) de eerste echte Vlaamse recensie van De chauffeur verveelt zich. Hoewel de recensie - zijn eerste over Krol - zich voornamelijk beperkt tot het besproken boek, maakt hij wel even melding van Het gemillimeterde hoofd en De ziekte van Middleton (‘geen échte autobiografieën’ maar ‘romans’) en vergelijkt hij één maal Krols grondigheid met die van Jonathan Swift. Vlaanderen kent Krol niet goed genoeg, stelt hij direct in de beginzin vast. Waardoor dat komt, maakt hij niet echt duidelijk, want dat Krol te slim is en dat zijn boeken te moeilijk zijn - kwesties die hij aanroert - zou net zo goed zijn betrekkelijke onbekendheid in Nederland kunnen verklaren. ‘Maar kom, “moeilijk gaat ook”, wat krijgen we hier dan?’ zo eindigt de beginalinea opbeurend. Dat deze aansporing om niet te gauw bij de pakken neer te zitten niet per se voor de weekbladlezer bedoeld is, maar mogelijk vooral voor de recensent zelf, wordt pas na lezing van de hele recensie duidelijk. Hij lijkt namelijk een apologie voor het moeilijke boek aan te kondigen; achteraf lijkt het eerder een apologie voor de cryptische recensie. Het is namelijk lang niet altijd duidelijk wat Van Elzen precies bedoelt: in zijn interpreterende samenvattingen wisselen onjuiste en triviaal-juiste mededelingen elkaar af. Bij voorbeeld in: ‘Al die fragmenten zijn geschreven met een quasi wetenschappelijke precisie. Krol, die zijn romans opbouwt ongeveer zoals je een logisch systeem zou opbouwen, schrijft geen woord teveel: wat voor hem niet essentieel is laat hij weg. Wat wèl essentieel is daarentegen - dat wat beschreven moet worden - dat schrijft hij voluit. Dat wil zeggen, hij gebruikt geen afkortingen, en op een eerste niveau geen beeldspraak. Hij schrijft alles voluit, alsof het nog nooit eerder beschreven was, en dat was het dan inderdaad ook niet: niemand heeft ooit beschreven hoe Gerrit Krol Rome zag, de eerste keer dat hij er kwam. Als hij dat dan voluit geschreven heeft, maakt hij er een geformalizeerde afkorting van, om het in een computer te kunnen stoppen. En hiermee naderen we de kern van de zaak.’ Ten eerste verplaatst Van Elzen wel erg zwierig de passage op pp. 24-25, waarin verteld wordt hoe de hoofdpersoon met een scriptie over logica bij een universitair docente op bezoek gaat, naar het niveau van de romanopbouw (‘logisch systeem’). Ten tweede is wat hij schrijft over Krols stijl enerzijds raak (over het economisch taal- | |
[pagina 103]
| |
gebruik), anderzijds nodeloos ingewikkeld (over voluit schrijven en het gebruik van afkortingen). Ronduit triviaal is zijn mededeling dat niemand ooit beschreven heeft hoe Gerrit Krol voor het eerst Rome zag. Het feit dat Krol de dingen beschrijft alsof hij ze voor het eerst ziet, wordt door meer critici (Bernlef en Komrij onder andere) gesignaleerd, Van Elzens formulering suggereert dat andere schrijvers Krols unieke ervaringen genoteerd zouden kunnen hebben.Ga naar voetnoot1 Dat is een al te naïeve suggestie. Zoals Van Elzen het heeft opgeschreven, is vervolgens niet duidelijk dat Krol alleen maar in metaforische zin van voluit beschreven gebeurtenissen geformaliseerde afkortingen maakt om deze aan de computer door te geven. De lezers van Knack zijn immers niet op de hoogte met Krols opmerking tegenover Fens dat al zijn romans uit formules bestaan.Ga naar voetnoot2 Van Elzen schiet dus te kort waar het gaat om het abstraheren van de samenhang. Duidelijker is hij, en correcter, wanneer hij enkele thematische hoofdlijnen in De chauffeur verveelt zich aangeeft: automatiseren en de tegenstelling tussen hardheid en zachtheid. Dat hij zich kennelijk wel voorbereid heeft door ook vroeger werk van Krol te lezen, blijkt wanneer hij op grond van de constructie van het boek stelt: ‘om alle referenties en kruisreferenties te kunnen zien zou het eigenlijk mogelijk moeten zijn het gehele boek ineens te zien, als een structuur in de ruimte, in plaats van als een proces in de tijd.’ Dit is niet alleen een verlangen naar een wijze van lezen als van de computer, het is bovendien een parafrase van Krols advies in zijn inleiding op Het gemillimeterde hoofd om alle woorden in de index van deze roman door lijnen te verbinden, waardoor een nauwkeurig beeld ontstaat van de structuur van het geheel.Ga naar voetnoot3 Eerder in de recensie heeft Van Elzen overigens een foutief beeld gegeven van de structuur in de ruimte die De chauffeur verveelt zich is. Hij beweert dat de interne paginaverwijzingen in dit boek misleidend zijn. Dat is onjuist: elke keer dat de lezer een door Krol gegeven paginaverwijzing volgt,Ga naar voetnoot4 krijgt hij wel degelijk een toelichting bij de verwijzende passage. Door de zaken anders voor te stellen, suggereert Van Elzen moeilijkheden die De chauffeur verveelt zich niet bevat. | |
[pagina 104]
| |
Ook waar hij aan Krol bedoelingen gaat toeschrijven, is Van Elzen verwarrend, mede doordat hij nergens vermeldt dat de hoofdpersoon in De chauffeur verveelt zich onder meer schrijver is. Zo stelt hij de bedoelingen van de schrijvende hoofdpersoon zonder enig voorbehoud of enige toelichting gelijk aan die van de schrijver. Nu is dat nog eerder als een methodische slordigheid op te vatten die inherent is aan de oppervlakkigheid van een recensie dan als een principiële onjuistheid. Werkelijk scheef is echter het beeld dat hij geeft van Krols visie op de moderne wereld. Hij ziet de overheersende lijn van de automatisering in De chauffeur verveelt zich als ‘[de schil om] het eigenlijke onderwerp: een mogelijke houding vinden tegenover de absurde, harde, technokratische wereld, waarin mensen zich bezighouden met het ontwerpen van reusachtige olietanks.’ Door het woord ‘hard’ als cliché te gebruiken, wekt hij de indruk dat Krol hardheid afwijst; met name het in dit verband onjuiste woord ‘tegenover’ versterkt deze indruk. Dat hij de technocratische wereld ‘absurd’ noemt, lijkt mij eerder een tegemoetkoming aan een communis opinio die door het lezen van veel literair werk gevoed is dan een juist beeld van Krols visie op deze wereld. Meer nog dan tegenover een Nederlands publiek is een dergelijke voorstelling van zaken misleidend tegenover het Vlaamse, dat over Krol niet of nauwelijks is ingelicht. Ook hier is sprake van naïveteit, niet van opzet: Van Elzen is niet ironisch. Aan het eind van zijn recensie geeft hij ruiterlijk toe dat Krol niet alleen moeilijk is voor een groot publiek, maar ook voor hem als beroepslezer: ‘Dat is voor mij wat het boek zo moeilijk maakt: Gerrit Krol heeft het opgebouwd naar het model van zijn wereld. Het zonder geknoei helemaal willen verstaan heeft iets weg van een Sisyphusarbeid. Gerrit Krol: / “Intussen zie ik de hele wereld als een karwei. Alles moet worden gedaan en steeds opnieuw. Sisyphus. Een automatische Sisyphus, dàt zou mijn levenswerk zijn”, (p. 114)’ Het lijkt erop dat Van Elzen dit slotcitaat ook heeft gekozen, omdat het als een verzuchting van hem zelf kan gelden. Daarmee schaart hij zich dan onder de critici die getuigen van hun onmacht om Krol adequaat te bespreken. Afgezien van een principiële onmacht, die nog wel te relativeren valt, kun je bij deze recensie ook nog spreken van een concreet aan te tonen onmacht tot elementaire kritische vaardigheid. |