Een dartele geest
(1989)–Ad Zuiderent– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol
10. Hans Warren, of: Krol en het gebruik van eigennamenHoewel Hans Warren al sinds oktober 1951 wekelijks in de Provinciale Zeeuwse Courant over literatuur schrijft,Ga naar voetnoot2 heeft hij tussen 1962 en 1973 slechts twee keer over Krol geschreven, daarmee zes van de negen in die periode verschenen boeken negerend. Een morgen in maart, Krols poëziedebuut, is het eerste boek waaraan hij aandacht besteedt, een aandacht die overigens beperkt blijft tot minder dan tien regels in een bespreking van vier verschillende dichtbundels (Provinciale Zeeuwse Courant, 6-1-1968). In deze enkele regels schrijft Warren dat hij Krols proza kent, maar uit geen woord valt zijn waardering daarvoor af te leiden. Groot zal die niet zijn, gezien zijn zwijgen over Krol tot dan toe. Het poëziedebuut brengt hem evenmin tot enthousiasme; veel meer dan ‘hier en daar aardige dingen’ kan hij in Een morgen in maart niet ontdekken. Hij vindt Krol speels, verbeten en ernstig, kwalificaties die in de context positief bedoeld blijken. Als voorbeeld van deze eigenschappen citeert hij ‘Het meisje van Steinberg’, de ‘aardigste evocatie’ uit deze bundel. Bijna driejaar later (Provinciale Zeeuwse Courant, 21-11-1970) schrijft Warren voor het eerst een recensie alleen over werk van Krol, maar wel over twee boeken tegelijk: De laatste winter (‘een soort roman’) en Over het uittrekken van een broek (‘een soort ge- | |
[pagina 94]
| |
dichtachtige teksten’). Nu noemt hij wel titels van vroeger werk, Het gemillimeterde hoofd en De ziekte van Middleton, vooral omdat Krol door deze twee boeken bekend geworden is: het eerste boek is twee maal bekroond, het tweede is volgens Warren eigenaardig en - qua uiterlijk - licht provocerend. Deze toelichting impliceert dat het zeker niet aan Warren heeft gelegen dat Krol bekend geworden is. In zijn ogen is Krol vooral een poseur, zowel in De ziekte van Middleton als in het nieuwe werk. De titel Over het uittrekken van een broek noemt hij provocerend en het gebruik van illustraties ziet hij als ‘een soort publicatiestunt’. Toch is Warren wel bereid de relatie tussen tekst en illustratie serieus te bezien; hij komt tot de conclusie dat in beide de vrouw als ‘sexdiertje’ een grote rol speelt, al haast hij zich eraan toe te voegen dat Krol nooit vulgair of grof is, ‘eerder van een ontwapen[en]de, leuke eerlijkheid’. Dit oordeel weegt uiteindelijk zwaarder dan de nauwelijks toegelichte beschuldiging dat Krol een poseur zou zijn. Ook in de samenvattende slotalinea van de recensie geeft Warren nog eens aan dat de stem waarmee Krol vertelt ‘oprecht en prettig om naar te luisteren’ is. Warren is gevoelig voor de lichtheid van Krols werk; dat bleek al even uit zijn bespreking van Een morgen in maart. Nu merkt hij op dat het speelse in zowel de roman als de gedichten vaak gevaarlijk dicht in de buurt komt van gezeur, ‘maar meestal zit er net een aardige draai in en heb je er geen vat op’. Deze conclusie vormt de aanloop tot een weergave van de inhoud van De laatste winter: ook op dit boek krijg je namelijk niet goed vat, onder meer doordat de personages erin zo weinig met elkaar te maken hebben. Met een citaat maakt Warren duidelijk dat hij dit als Krols bedoeling ziet. Een bedoeling die hij wel kan waarderen, zo blijkt impliciet uit zijn interpretatie van dit verschijnsel: ‘Zo raakt alles wel even aan elkaar in een bestaan dat geleefd wordt, levens die even vervlochten zijn, weer losraken, het heeft geen zin, het is uitzichtloos, zoals ook in de werkelijkheid’. Zowel uit de roman als uit de dichtbundel citeert Warren in deze recensie veelvuldig. Ook in zijn recensie van De chauffeur verveelt zich (Provinciale Zeeuwse Courant, 19-5-1973) citeert hij veel: vrijwel de helft van de ruim duizend woorden hierin staat tussen aanhalingstekens. Bijna al deze citaten zijn zelfdefiniëringen van de hoofdpersoon van De chauffeur verveelt zich en overwegingen omtrent de drijfveren tot schrijven. De eerste groep citaten is bedoeld om de rusteloosheid van de hoofdpersoon, zijn tweepoligheid, te illustre- | |
[pagina 95]
| |
ren; de tweede groep leidt tot de evaluerende conclusie dat je als lezer ervaart dat dit schrijven niet vrijblijvend is, ook al raken veel uitspraken in De chauffeur verveelt zich ‘heel dicht bij gezeur en dwaalpraat’. Hetzelfde had Warren al over De laatste winter en Over het uittrekken van een broek gezegd. Doordat Warren begonnen is met te zeggen dat hij geen affiniteit heeft met Krols aanpak, en dat hij snel in diens boeken strandt, geeft de onderhavige recensie kleur aan het positieve oordeel dat het schrijven voor Krol niet vrijblijvend is. Daarmee lijkt een verklaring gegeven van het feit dat Warren met name Het gemillimeterde hoofd, De ziekte van Middleton en appi niet besproken heeft; die worden immers het duidelijkst gekenmerkt door een typisch Kroliaans te noemen aanpak. Naast een algemene heeft Warren ook nog een actuele reden om zijn gebrek aan affiniteit met deze aanpak te vermelden. Aanvankelijk was hij ook in De chauffeur verveelt zich niet verder gekomen dan bladzij 20; daar stuitte hij op een beeld dat hem alle moed tot verder lezen ontnam: ‘zo iets kan eenvoudig niet meer vandaag de dag’, verzucht hij als hij gelezen heeft dat de hoofdpersoon liep te wandelen ‘langs het stilstaande water, in een hoek samengedreven de honderden gebruikte kapotjes’. Al bladerend komt hij verderop in het boek een formulering tegen die hem wel weer zint, de beschrijving van een gebeurtenis in Egypte. Daarom veronderstelt hij: ‘hoe verder van huis, hoe meer op dreef blijkbaar’. Het is een conclusie zonder verband met de rest van zijn recensie; zij onthult hooguit iets van Warrens belangstelling voor een originele visie - misschien onthult zij ook wel dat hij zich als lezer eveneens graag wat verder van huis ophoudt dan in menig literair werk het geval is. In de recensie zelf verantwoordt deze conclusie Warrens besluit alsnog De chauffeur verveelt zich te gaan lezen. Deze tweede lezing bevalt hem buitengewoon goed, getuige zijn ontboezeming: ‘Een volgende keer het boek helemaal gelezen en me gewonnen gegeven, het boeide me. Dat wil zeggen: ik zou het ook uitgelezen hebben als ik me er niet “beroepshalve” toe verplicht had gevoeld, en dat is wel een maatstaf. Kortom: het kreeg iets van een persoonlijk avontuur, een betrokkenheid [...].’ Hiermee maakt Warren een onderscheid dat raakt aan een onderscheid dat Fens ooit heeft gemaakt. De ontwikkeling van een lezer verloopt volgens Fens in vier stadia: die waarin iemand alles leest (het jonge kind), die waarin iemand niet leest (het wat oudere kind), die waarin iemand leest wat hem opgedragen wordt (bij voorbeeld door het onderwijs) | |
[pagina 96]
| |
en tenslotte die waarin iemand leest wat hij de moeite waard vindt. Het probleem voor diegenen die literatuur onderwijzen of recenseren is dat zij veelal in principe lezers in het vierde stadium zijn, maar dat hun werk hen vaak verplicht tot regressie naar het derde stadium.Ga naar voetnoot1 Uit Warrens woorden maak ik op dat hij er ook ongeveer zo over denkt. Dank zij de kwaliteiten van De chauffeur verveelt zich is zijn vrees dat hij zich weer enige uren enkel om den brodeGa naar voetnoot2 in het derde stadium zou moeten ophouden, ongegrond gebleken. Waardoor is het lezen van De chauffeur verveelt zich voor hem een persoonlijk avontuur geworden? Doordat de hoofdpersoon een gespleten persoonlijkheid is, een ‘zacht, erg gevoelig, romantisch wezen’ met een ‘gladde, efficiënte afwerende buitenkant’, vermoedt Warren. Het is deze innerlijke tegenstelling die het boek zijn spanning geeft. Zoals gezegd adstrueert hij deze visie op de hoofdpersoon met nogal wat citaten. Was hiermee de recensie afgerond, de lezer zou een tamelijk hecht gestructureerd betoog hebben gelezen, waarin de criticus zich gewonnen geeft voor een boek dat hij met weinig animo begon te lezen. Maar er volgen nog twee alinea’s met half juiste, en daardoor onbevredigende informatie. Warren wekt hierin de indruk niet te zien dat de hoofdpersoon letterlijk tot het einde toe probeert sleur te doorbreken. Daardoor lijkt Warrens frisse enthousiasme al weer snel bekoeld. De slotzin draagt bij tot deze onduidelijkheid: ‘De ideale uitvinding die deze man zou moeten doen? Inderdaad; het fabriceren van een vol-automatische Sisyphus.’ Omdat Warren zijn recensie oordelend begon en dit oordeel is gaan bijsturen, lijkt deze zin een laatste evaluatie. Door het ontbreken van aanhalingstekens is immers niet te zien dat het een citaat is. Nu kan de lezer van deze recensie gemakkelijk op de gedachte komen dat de verveling van de chauffeur - die Warren tot verveling van de hoofdperson heeft verklaard - ook op de recensent is overgeslagen. Deze conclusie is weliswaar in strijd met diens lof in een eerder stadium, maar je kunt je afvragen of de - vaak oppervlakkige - lezing van een dagbladrecensie niet sterker gestuurd wordt door begin- en eindzinnen dan door de woorden daartussen. Ook wordt hieruit duidelijk dat deze recensie helemaal niet zo hecht gestructureerd is. Ze maakt nu eerder de indruk in één keer | |
[pagina 97]
| |
opgeschreven te zijn, zonder dat Warren zich daarna nog eens heeft afgevraagd of zijn positieve oordeel wel voldoende uit de verf kwam. Een verwante oppervlakkigheid signaleer ik in zijn veronderstelling dat de hoofdpersoon in De chauffeur verveelt zich geen naam heeft. Uit de formulering van deze foutieve veronderstelling blijkt al dat hij niet zeker van zijn zaak was, maar desondanks niet de moeite heeft genomen een en ander te checken: ‘Zijn naam wordt, meen ik, nergens gegeven, wat altijd lastig is als je over zo'n boek schrijven moet: “hij”, de “ik”.’ Met deze veronderstelling bezorgt Warren zich een ergernis die met name bij het werk van Krol overbodig is. Al in Het gemillimeterde hoofd schreef Krol: ‘Ik huldig de theorie dat de naam van een romanfiguur zijn beste beschrijving is.’Ga naar voetnoot1 Het is een theorie die hij altijd trouw gebleven is.Ga naar voetnoot2 Deze combinatie van missers door oppervlakkigheid maakt het mij moeilijk achteraf vast te stellen wat Warren nu precies met Krols ‘aanpak’ bedoeld mag hebben. Hoort het ontbreken van een eigennaam daarbij, dan heeft hij het simpelweg bij het verkeerde eind. Doelt hij ermee op de compositie, dan weet hij dit knap te verzwijgen, want de lezer van zijn krant komt over dit aspect van De chauffeur verveelt zich niets aan de weet. Heeft het begrip ‘aanpak’ vooral betrekking op het hanteren van clichés als stijlmiddel, dan is Warren daarover niet anders dan terloops duidelijk geweest. Uit de drie recensies op het werk van Krol blijkt dat hij diens speelsheid en serieuze betrokkenheid waardeert; in dat opzicht verschilt zijn oordeel in 1973 niet van dat in 1968. Verder valt vast te stellen dat De chauffeur verveelt zich hem het meest van deze kwaliteiten heeft overtuigd. Blijft de vraag in hoeverre de krantelezer dit begrepen heeft. Pas bestudering van recensies over andere schrijvers dan Krol en van bij voorbeeld Warrens dagboeken zal meer inzicht bieden in zijn voorkeuren en in de principes waardoor hij zich laat leiden. In een recent interview zei hij dat de criticus zijn lezers voor vol moet aanzien, maar ook dat een recensie een verbruiksartikel is dat de volgende dag rond de groente of de vis zit.Ga naar voetnoot3 In zijn kritieken over Krol lijkt hij zich van het laatste meer bewust dan van het eerste. |
|