Een dartele geest
(1989)–Ad Zuiderent– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol
[pagina 91]
| |
9. Guus Luijters, of: Krol en Propria CuresHet Amsterdamse studentenweekblad Propria Cures introduceerde tijdens de 81e jaargang (1970-1971) het verschijnsel van de gast-redacteur voor een maand. Om in die functie te worden benoemd, moest iemand ‘aardig’ zijn en ‘mooie dingen’ schrijven, aldus de redactie, die toen uit Nico Wilterdink, Guus Luijters, Koen Koch en Ids Haagsma bestond.Ga naar voetnoot1 Al vrij gauw - na Tim Krabbé en Thomas Rap - werd Gerrit Krol gastredacteur, op Luijters’ initiatief. Aardig vinden konden ze hem nog niet, want geen van de redacteuren kende Krol als persoon; dan moet hij dus louter zijn uitgenodigd vanwege de ‘mooie dingen’ die hij schreef. Van 31 januari tot 6 maart 1971 heeft Krol vijf bijdragen aan Propria Cures geleverd: een inleidend stuk, dat niet in een boekuit-gave van Krol herdrukt is (‘Een zuster valt niet ver van de boom’), een stuk met voorwerk voor appi (‘p.i.’) en drie stukken die in gewijzigde vorm in De chauffeur verveelt zich terugkomen (‘snif, oftewel het kleinste heelal dat nog niet uit aardigheid bestaat’, ‘Het karakter van den kunstenaar’ en ‘Bim Bam’). Eén keer is Krol op een redactiebijeenkomst geweest. Desgevraagd typeerde Luijters hem op grond daarvan als: ‘Een vriendelijke, wat verlegen man, die geloof ik nogal verbaasd was die pc rotsooi aan te treffen. Later schreef hij een wat mij betreft onvergetelijk afscheidsstukje waarin hij zei dat hij “met zijn wandelstok en strohoed een geziene gast op de pc burelen” was (of woorden van gelijke strekking; iets heel frivools in ieder geval, geheel in tegenspraak met zijn verschijning).’Ga naar voetnoot2 Het betreffende stukje, dat in Luijters’ herinnering wat Jan Arends-achtig wordt, heeft model gestaan voor de laatste vijftien regels van De chauffeur verveelt zich.Ga naar voetnoot3 Krol luidt zichzelf erin uit onder de titel ‘Bim Bam’: ‘Om dan met mezelf te eindigen: ...was ik met mijn snor en mijn wandelstok een vaste verschijning op de redactievergaderingen van pc. Dat is dan nu weer voorbij. Als een aardige noot kan ik hier vermelden dat ik mijn snor heb afgeknipt en het wandelstokje in de Amstel heb laten vallen. Ik dacht dat het zou zinken, maar het bleef drijven zodat iedereen kon zien wat er was gebeurd. / Als mij zou worden gevraagd een aantal karakteristieken te geven van mijn pc-oeuvre, dan zou mijn antwoord luiden: / / a. precisie / b. optimisme / | |
[pagina 92]
| |
c. positieve instelling / d. negatieve instelling / / Vanaf deze plaats groet ik allen die ik niet persoonlijk de hand heb kunnen drukken. Lezers en lezeressen. Misschien dat we mekaar nog ’s tegenkomen, in de Kalverstraat of elders, in Singapore bijv. waar ik nog een tijdje wil wonen. Dan kunnen we het er ’s over hebben hoe snel alles voorbijgaat, in dit leven maar dat er een middel voor is: / e. eeuwigheid.’
Luijters had Krol leren waarderen door diens publikaties in Barbarber en doordat K. Schippers zo enthousiast over hem was. Toch zal hij in de jaren dat hij voor Het Parool recenseert, alleen over De chauffeur verveelt zich schrijven (12-5-1973). Twaalf jaar later kan hij zich van zijn oordeel over dit boek niets meer herinneren, ‘en dat betekent dus’, schrijft hij mij, ‘dat het boek niet zo'n indruk heeft gemaakt als Het gemillimeterde hoofd.’Ga naar voetnoot1 De bewuste recensie was te kort en te stereotiep om in de herinnering te blijven hangen. De helft van de ongeveer 350 woorden had betrekking op de voor Luijters principiële kwestie dat je om alle literatuur moet kunnen lachen, dus ook om de grootste - hij noemt Scott Fitzgerald, Nabokov, Gogol, Sterne en Borges. Volgens Luijters is Krol in Nederland een gevestigde naam geworden, is hij iemand die iets moeilijks doet met computers en wijkt zijn werk hier en daar af van wat in literatuur gangbaar is; voor sommigen zijn dat redenen om geïmponeerd te raken en rond dit werk te gaan theoretiseren. Luijters noemt geen namen, waardoor zijn recensie geen andere indruk nalaat dan: van mij, uw recensent, mag er om Krol gelachen worden, wat anderen ook voor diepzinnigs en ernstigs over zijn werk mogen beweren. Het zal wel geen verbazing wekken dat Luijters nergens tot interpreteren komt of zelfs maar neigingen ertoe vertoont. Het enige detail uit het besproken boek waarop hij kritiek heeft, is Krols uitspraak dat De chauffeur verveelt zich geen boek is om in één keer uit te lezen. Dat is het namelijk wel, vindt Luijters; het is immers een leuk boek! Naast de recensie is in Het Parool paragraaf 7.0. uit de roman afgedrukt. Deze tekst is drie a vier keer zo omvangrijk als die van Luijters, en de ene keer dat er in de recensie naar een passage uit het opgenomen fragment verwezen wordt, maakt duidelijk dat Luijters | |
[pagina 93]
| |
verwacht dat de krantelezer net zo tot lachens toe erdoor wordt aangestoken als de recensent. Die moest namelijk onder meer bij Krols gefilosofeer over de beweegredenen van Vrouwtje Piggelmee, in de opgenomen paragraaf, denken ‘aan een ijzersterke slapstick-film waarin op ieder moment alles kan gebeuren’. Hoe kort de recensie ook moge zijn, zij beantwoordt aan het beeld dat vooral in afwijzende zin van deze criticus is geschetst. Zowel Paul Beers als Jeroen Brouwers komen in hun polemische kritiek tot de conclusie dat voor Luijters het leuke en het gewone de waarde van literatuur bepalen.Ga naar voetnoot1 Krol voldoet aan deze norm, zou je kunnen zeggen, doordat Luijters het ernstige en het ongewone in zijn werk negeert. Diens normen zijn wat dat betreft in sterke mate bepaald door de geamuseerde lectuur van Barbarber. |
|