Een dartele geest
(1989)–Ad Zuiderent– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol
[pagina 87]
| |
8. Ab Visser, of: Krol en Groningen‘Rutger Kopland en Seth Gaaikema zijn voor ons helaas te laat geboren,’ schreef Ab Visser in zijn herinneringen aan artistiek en literair leven in Groningen tot 1940, ’t Peerd van ome Loeks.Ga naar voetnoot1 Als dat zo is, dan moet ook de geboorte van de niet genoemde Gerrit Krol voor Visser en zijn ‘Groningse School in de literatuur, die nooit een School was geweest'Ga naar voetnoot2 te laat zijn gekomen. Visser is in 1945 naar het Westen verhuisd, en kon bij zijn vertrek slechts hopen dat het Peerd van Ome Loeks niet definitief dood zou zijn, maar door nieuwe generaties zou worden gereanimeerd.Ga naar voetnoot3 Dat hij in zijn boek Krol niet noemt, is jammer, want zij kwamen in meer opzichten met elkaar overeen dan alleen in hun Groninger afkomst. Beiden groeiden op in een Nederlands Hervormd milieu; beiden hebben daarover ook vrij kort na elkaar gepubliceerd: Krol onder andere, geromantiseerd, in De zoon van de levende stad en, directer, in ‘Groninger kerken’,Ga naar voetnoot4 Visser in ‘Tien kleine nikkertjes’,Ga naar voetnoot5 soms met vrijwel identieke observaties (bij voorbeeld van de kermis die op zondag tot na de avondkerkdienst gesloten bleefGa naar voetnoot6); beiden ook hebben afstand genomen tot dit milieu. In de tijd dat hij voor De Telegraaf recenseerde, bespraken anderen dan Visser het werk van Krol. Wanneer hij in 1972 Anne Wadman opvolgt als criticus van de Leeuwarder Courant, treft hij daar een recente traditie aan van uitgebreide aandacht voor dit werk. Uitgebreid in die zin dat de Leeuwarder Courant op dat moment een van de drie regionale dagbladen is waarin Krol het meest is besproken. Uitgebreid ook in de zin waarin Visser op 2 maart 1972 aan Gerard Reve schrijft: ‘Ik moet nogal lange stukken schrijven voor die Friezen die graag lange stukken lezen.’Ga naar voetnoot7 Er zijn dan ook weinig besprekingen van De chauffeur verveelt zich die de lengte halen van die van Visser (12-5-1973); alleen Fens in De Volkskrant en Komrij in Vrij Nederland zijn uitgebreider. Een deel van de hem toegestane ruimte gebruikt Visser om zijn eigen biografie met die van Krol en diens hoofdpersoon (Visser laat deze twee moeiteloos samenvallen) te vergelijken, of om eigen ervaringen als maatstaf te hanteren voor het waarheidsgehalte van De | |
[pagina 88]
| |
chauffeur verveelt zich. Zo zegt hij een passage van twee bladzijden over de werking van een schroef te begrijpen, omdat hij in zijn jeugd meubelmaker is geweest; zo heeft hij begrip voor het feit dat de hoofdpersoon uiteindelijk weer kiest voor Marie, die vroeger koffie-meisje geweest is, omdat hij, Visser, uit eigen ervaring weet hoe belangrijk het is voor een schrijver dat zijn vrouw goed koffie schenkt; zo begrijpt hij Krols snobisme, want Visser ging zelf vroeger - als arbeidersjongen - uit snobisme met studenten om, zoals Krol in zijn jeugd, eveneens uit snobisme, liever met fabrieksjongens omging. In al deze gevallen vormen Vissers, soms wat jolig gepresenteerde, eigen ervaringen de maat voor zijn begrip. Het feit alleen van hun beider Groninger afkomst blijkt voor volledig begrip onvoldoende. Nadat hij Krols opmerking heeft geciteerd dat zijn boek niet in één keer moet worden uitgelezen, en dat wie dit wel doet zeker niet alles heeft begrepen, geeft Visser het volgende commentaar: ‘Ik moet bekennen dat ik niet alles in dit boek begrepen heb na het één keer gelezen te hebben, maar of een herlezing daar veel aan zou veranderen, vraag ik me af. Krol en ik spreken gewoon niet dezelfde taal al zijn we allebei opgevoed met het Gronings, een “taal die door de stank in Groningen vervormd is” (blz. 101). Gerrit Krol spreekt de taal van een programmeur, van een computerdeskundige, een taal die net zo ver van mij af staat als die van de fiscus op mijn belastingformulieren. Ik ben bang dat veel van wat ik over dit boek zeg, er wel helemaal naast zal-kan zijn.’ Het is een voorbehoud dat lijkt op dat van Fens, in diens bespreking van Het gemillimeterde hoofd.Ga naar voetnoot1 Visser geeft zelfs toe dat hij zo nu en dan - en naar hij hoopt correct - in commissie spreekt, wanneer hij het heeft over zoiets als groeperingen van computertaal. De taalkwestie, het al dan niet dezelfde taal spreken, is voor Visser dus van groot belang: zijn oordeel over een roman kan alleen maar betrouwbaar zijn, wanneer hij betrouwbaar kan weergeven waar het boek over gaat. Waar samenvatten al onmogelijk is, is een oordeel niets waard. Deze kwestie veralgemeent hij nog tot het probleem dat de wereld misschien wel aan specialisatie, en dus aan specialistentaal, ten onder zal gaan. Het mag een wonder heten dat Visser erin slaagt na deze weinig hoopgevende inzet niet alleen een recensie van behoorlijke omvang te schrijven, maar ook zijn oorspronkelijke oordeel te herzien. Dat begint al zo gauw hij De chauffeur verveelt zich vergelijkt met twee | |
[pagina 89]
| |
andere boeken die hij recent gelezen heeft: De hagel is gesmolten van Willem G. van Maanen en Het Smarán van Hugo Raes. Anders dan Bernlef of FensGa naar voetnoot1 maakt Visser geen kwaliteitsonderscheid tussen de boeken van Krol en Raes, maar beperkt hij zich tot de constatering dat alle drie de romans beantwoorden aan de voorspelling van Van Maanen dat de moderne roman de richting van het ‘verslag’ uit zou, of zelfs: moest, gaan. Vanuit een wat andere invalshoek komt Visser tot gedachten die vergelijkbaar zijn met die van Fens en Reinders, namelijk dat het niet-fictionele element in de roman mogelijk groter wordt. Daarnaast probeert hij Krol in een filosofische context te plaatsen. Hij noemt in dit verband Spinoza en het Zen-boeddhisme. In het laatste geval wijst hij erop dat Krol ergens schrijft ‘alles’ over Zen te hebben gelezen;Ga naar voetnoot2 wat Spinoza betreft had hij het motto van Over het uittrekken van een broek kunnen signaleren. Hoewel hij dat niet doet, moet vastgesteld worden dat de geven context, ondanks zijn beperking, uiterst zinnig is. Een daaropvolgende uitgebreidere weergave van Krols personalia levert weer een nieuw interpretatiekader, want De chauffeur verveelt zich is volgens Visser ‘biografisch, zonder terughouding’. Van deze biografische gegevens maakt hij vervolgens ongehinderd gebruik ter toelichting van denken en gedrag van de hoofdpersoon: Krols sterrenbeeld (Leeuw) voert hij aan ter verklaring van de moeilijkheden tussen Marie en de ik-figuur; het feit dat Krol Groninger is, verklaart voor hem het opstappen van de ik-figuur na een echtelijke ruzie. Terloops noemt Visser ook nog ander werk ter vergelijking: appi en De rokken van Joy Scheepmaker. Kortom: hij probeert uit allerlei invalshoeken zijn onbegrip te overwinnen. Het resultaat van al dit pogen is dat verschillende negatieve oordelen (niet zo origineel, te intellectualistisch, soms modernistische flauwekul) sterk worden afgezwakt door zijn interpretatiepogingen en zijn waardering voor Krols eerlijkheid. Zijn aanvankelijk pessimisme, betreffende de ondergang van de wereld door gebrek aan communicatie, wordt steeds verder afgezwakt; allereerst wanneer hij hun beider snobisme ter sprake heeft gebracht: ‘Het is dus niet iets om prat op te gaan, Gerrit! Of om je zorgen over te maken. Dat is het voordeel van zo'n boek. Je leert mekaar beter kennen en kunt bij elkaar een maagzweer voorkomen.’ | |
[pagina 90]
| |
Later noemt hij De chauffeur verveelt zich een boek waaruit hij eindeloos zou kunnen citeren. Zijn aanvankelijk pessimisme veegt hij in zijn slotwoorden zelfs van tafel: ‘Maar goed, in totaal moet je toch tot de conclusie komen dat hier een eerlijk, charmant man aan het woord is, een interessante kerel ook, waar je best naar kunt luisteren en al lezende mee in discussie kunt treden, al snap je de helft van de tijd niet waar hij het over heeft. Maar is iedere discussie niet juist zo boeiend, omdat de mensen er meestal in langs elkaar heenpraten?’ Of dit het krediet is dat Groningers elkaar geven, wordt natuurlijk niet uit één recensie duidelijk. Lees ik de recensie die Visser over In dienst van de ‘Koninklijke’ schrijft (Leeuwarder Courant, 16-11-1974), dan merk ik dat hij dit laatste boek ‘in vele opzichten een herhaling’ van De chauffeur verveelt zich acht, maar dat hij het uitstekend weet te waarderen zonder zijn eigen biografie erbij te betrekken. Het lijkt er, kortom, meer op dat De chauffeur verveelt zich voldoende kwaliteiten heeft die Visser in staat stellen over zijn aanvankelijke bezwaren tegen het boek heen te stappen. Zijn opvatting dat er sprake moet zijn van communicatie tussen schrijver en lezer hoeft hij daarvoor geen geweld aan te doen. Wat dat betreft blijft hij even mild als Alfred Kossmann in zijn bespreking van De ziekte van Middleton.Ga naar voetnoot1
Toen Visser tien jaar later, vlak voor zijn dood, veertig recensies uit zijn tien jaren bij de Leeuwarder Courant bundelde, nam hij daarin ook zijn bespreking van De chauffeur verveelt zich op.Ga naar voetnoot2 In een korte verantwoording vooraf spreekt hij zijn dank uit voor de gesprekken over literaire kritiek met Jan Greshoff, ‘die een meester was in het schrijven van “verhalende recensies”.’Ga naar voetnoot3 Deze bewonderende kwalificatie geldt ten volle voor zijn bespreking van Krol: twee hoofdpersonen die eerst tegenover elkaar staan, worden met allerlei verbale en retorische middelen tot elkaar gebracht; het verhaal had ‘De spraakverwarring overwonnen’ kunnen heten. |
|