Een dartele geest
(1989)–Ad Zuiderent– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol
6. Alfred Kossmann, of: Krol en de vrijheid van de lezer'Meningen zijn niet mijn zaak.’ Deze uitspraak van Alfred Kossmann is wel als typering opgevat van al zijn romans en verhalen.Ga naar voetnoot2 Zij geldt ook voor Kossmann als criticus; die is in de eerste en laatste plaats een journalist die over een boek informeert en het beknopt beoordeelt. Jarenlang heeft Kossmann de gewoonte gehad om voor de vara-radio de kritieken uit te spreken die hij kort tevoren in Het Vrije Volk had gepubliceerd. Die kritieken waren over het algemeen kort, en alleen al daardoor eerder journalistiek dan essayistisch te noemen: Kossmann geeft hier en daar wel een interpretatie en spreekt altijd een oordeel uit, maar zijn argumentatie is summier, en de nadruk ligt veelal toch op het geven van informatie omtrent het besproken boek. | |
[pagina 83]
| |
Zo zegt hij over De ziekte van Middleton - het eerste boek van Krol dat hij bespreekt (Het Vrije Volk, 6-12-1969;vara-radio, 7-1-1970) - wie er de hoofdpersoon in is, wat diens bezigheden zijn en hoe diens ‘peinzerij’ tot allerlei essayistische bespiegelingen leidt in het boek: vorm en inhoud worden zo onder de aandacht gebracht. Beknoptheid gaat bij hem niet ten koste van betrouwbaarheid, zo blijkt. Anders dan menig criticus die over meer ruimte blijkt te beschikken, stelt hij vast dat de hoofdpersoon weliswaar een ik-figuur is, maar dat hij ook een naam heeft: Pipper. Informant dus, journalist, maar toch begint Kossmann zijn kritiek met een uitgesproken oordeel: ‘Een opvallend goed boek is De ziekte van Middleton van Gerrit Krol. / Een roman kan men het boek niet noemen, want een duidelijk verhaal heeft het niet, maar er zijn wel personen [...].’ In de tweede zin schemert iets door van zijn opvattingen over het genre dat in de jaren zestig bedreigd werd door doodverklaringen, ontpersoonlijking en defictionalisering: voor Kossmann geldt de kwalificatie ‘roman’ kennelijk alleen voor een wat preciezer omschreven prozasoort. Zijn voorkeur is overigens niet afhankelijk van het al dan niet voldoen aan omschrijvingen. Ook zonder dat is hij wel tevreden met het eigene van De ziekte van Middleton. Hij meent zelfs te weten wat de eigen regels van dit boek zijn, want de in het boek opgenomen foto’s staan, schrijft hij, ‘precies op de juiste bladzijden’. Die constatering is te opvallender bij een criticus die toegeeft allerlei passages in het boek niet te hebben begrepen. Waardoor worden de regels van De ziekte van Middleton dan gesteld, volgens Kossmann? Hij zegt het niet expliciet, maar zijn mening haal ik uit de volgende passage: ‘Het boek is heel geestig en heel triest, met droge nauwgezetheid uitstekend geschreven, en boordevol voetangels en klemmen. Het is spiritueel en melig tegelijk, vrolijk-zeurderig, en als je er eenmaal in bent doorgedrongen blijf je geboeid [...].’ Het gemengde karakter van het boek, zowel qua inhoud als qua toon, is voor Kossmann de reden het ‘opvallend goed’ te noemen. Hij lijkt verrast door de samenhang in een boek dat niet aan de traditionele voorwaarden voor een roman voldoet. Hij lijkt bovendien verrast door de wijze waarop Krol de lezer vrij laat: ‘Het lijkt of de auteur de lezer inderdaad de vrijheid laat om hem zo nu en dan niet te volgen. Je hebt het gevoel, dat je met het boek mag doen en laten wat je wilt, zonder dat je deze vrijheid krijgt opgedragen, zoals Bernlef soms doet.’ | |
[pagina 84]
| |
Kossmann is niet het type criticus dat terugbladert in een oeuvre. Anders had hij zich in deze slotpassage kunnen meten met Krols weinig vrijheid latende uitspraak in de inleiding van Het gemillimeterde hoofd dat degene die de formules en de figuren in de tekst niet precies begrijpt, niets van het boek begrepen heeft.Ga naar voetnoot1 Kossmann beperkt zich nu tot het waarderen van Krols soepelheid.
Niet alleen ander werk van Krol laat Kossmann vrijwel buiten zijn recensies, ook zijn eigen biografie blijft erbuiten. Dat maak ik op uit het feit dat hij in zijn bespreking van De chauffeur verveelt zich en Sneeuw van J. Bernlef (Het Vrije Volk, 5-5-1973) absoluut niet zinspeelt op een ingrijpende persoonlijke ervaring waarvan vermelding met betrekking tot beide boeken relevant zou zijn geweest. Kossmann was een jaar eerder, op 24 februari 1972, bij een auto-ongeluk zeer ernstig gewond geraakt,Ga naar voetnoot2 maar dat laat hij geen rol spelen, wanneer hij een oordeel uitspreekt over een novelle waarin de hoofdpersoon probeert een auto-ongeluk met dodelijke afloop te reconstrueren, Bernlefs Sneeuw. Evenmin verleidt de titel van Krols roman hem tot persoonlijk getinte kanttekeningen in deze sfeer. De enige maal dat hij een persoonlijke, buitenliteraire uitspraak doet, is in zijn commentaar op een passage waarin Krol in lyrische bewoordingen een chemische fabriek beschrijft. Kossmann meent op dat moment overigens namens al zijn lezers te spreken: ‘Grote chemische fabrieken worden meestal met lichte walging bekeken (ook door mij overigens), en Gerrit Krols enthousiasme heeft een opzettelijke argeloosheid, dunkt me. Hij weet toch van ons aller lichte walging?' Hij accepteert deze visie van Krol vanwege de vermeende opzettelijkheid, die haar in evenwicht brengt met de melancholieke romantiek in andere delen van De chauffeur verveelt zich. Hij accepteert deze visie ook, dunkt mij, omdat hij Krol al op voorhand waardeert. Want zonder weliswaar een andere titel te noemen begint Kossmann zijn recensie met: ‘Gerrit Krol is een uitstekende schrijver. Het ontroerende en vermakelijke van zijn boeken ontstaat omdat hij een misschien wezenlijke, misschien schijnbare tegenstelling in zichzelf zo origineel beschrijft.’ Door te spreken van een paradox neutraliseert hij het al te uitdagende in Krols bewondering voor een chemische fabriek. Waarmee ik niet wil zeggen dat zijn interpretatie van Krols bedoelingen (spelen met andermans walging) juist is. | |
[pagina 85]
| |
Mocht De ziekte van Middleton Kossmann nog verrassen, De chauffeur verveelt zich lijkt zijn indertijd gevormde oordeel over Krol aangenaam te versterken. Ook dit boek wordt niet gestuurd door regels van buitenaf, maar door eigen regels: het dringt je niet een bepaalde - onaangename - mening op, maar het beschrijft een paradox die Kossmann wel belangrijk wil vinden; ook dit boek onderscheidt zich gunstig van een boek van Bernlef. Welke plaats Krol daarmee inneemt in de ontwikkelingen van de literatuur, daarvoor lijkt Kossmann zich niet te interesseren. Terloopse vergelijking is hem genoeg.
Op één, in de recensie ontbrekend, aspect van De chauffeur verveelt zich moet ik nog wat nader ingaan, omdat het een bewijs levert van het feit dat Kossmann in een recensie als deze zijn persoonlijke belangstelling in menig opzicht buiten beschouwing laat. Er wordt immers in De chauffeur verveelt zich heel wat afgereisd, vanwege het werk, maar ook uit vrije wil. Juist een schrijver als Kossmann, in de jaren zestig auteur van een aantal reisboeken, iemand die bovendien in een van deze boeken schreef dat hij als 22-jarige het toerisme als levenshouding koos en het schrijverschap als roeping,Ga naar voetnoot1 had hierop een gekleurd, maar deskundig commentaar kunnen leveren. Daarmee had deze recensie in aanzienlijk sterkere mate een confrontatie van twee literatuuropvattingen kunnen zijn. Maar kennelijk is dat een eis die Kossmann helemaal niet aan zijn recensie stelt. Daarin moet een kritisch oordeel worden uitgesproken, geen mening. |
|