- 't Was, dat toen mijne verbeelding vrij was van zorgen! 't Was dat toen geene bevallige vrouw mij op aangenamen toon het hart kwam verdrogen met den ijselijken schreeuw: Er is te kort! te kort!! te kort!!.... 't Was dat ik toen niet wist, dat een huishouden een bodemlooze afgrond is, die des te meer goud, verslindt, naarmate men erin smijt! een afgrond, waarin u alles - de wanden gelijk de meubelen, de kleederen gelijk de eetkast - het woord ‘geld!’ als eenen eeuwigdurenden echo naar het brekend hoofd werpt!.... O neen, toen wist ik niet, wat het is, eenen kunstenaarsrang met de opbrengst der kunst staande te houden.
Hij droogde het zweet van zijn voorhoofd, zette zich neder om wat te rusten, doch hernam weldra met verdubbelde wanhoop:
- Hoe wil ik toch ook nog huiselijk geluk schilderen? Is het bij mij nog ergens dan in mijn geheugen?... Waar is mijn deugenietachtig Fritsken? waar het aardige Mietje?.... Stil en langzaam zijn ze ter aarde gegaan, en ik lachte bij hun overlijden, terwijl ik tevens den Heer vurig bad, ze mij in 't leven te bewaren!
Hier bestierf de glans zijner oogen; zij werden droog als hadden zij nimmer geweend; eilaas! er kwam toch uit zijnen mond een schreiend gorgelgeluid, dat, door geene tranen verzacht, hem smartelijk de keel toeneep. Hij wist zelve niet hoe ijselijk wanhopig hij voortging:
- O! zijne kinderen meer dan zijn zuiverste hartebloed beminnen en hun bestaan vreezen; hun een leven als dit eens konings toewenschen, en overtuigd zijn dat de ellende hen wacht! Hen met hunne teêre handjes de piano hooren bespelen, en weten dat men niet genoeg meer wint om hen doelmatig te voeden! Ze schoon gekleed zien gaan, en ze zich als bedelaars in het verschiet voorstellen. Hen zien krank worden, verplicht zijn, om de ellende, die heimelijk aan het huishouden knaagt, hun met den wensch een graf te delven, en toch zoo doodelijk vervaard zijn, ze te verliezen! o dit is ijselijk!.... - Hij schudde koortsig met zijn brandend hoofd.
- 't Is om zinneloos, onherstelbaar zinneloos te worden!
Hij poosde bij dit schrikkelijk gedacht; dan weder zijn hoofd schuddend, hernam hij met eenen hartverscheurenden lach:
- Ha bah! ze zijn nu dood! 't Is reeds gedaan met die onrust.
Lang daarna hernam hij, terwijl hij met de hand op zijn hart sloeg:
- Die dagbladen daar zeggen dat de kunstenaar Paridaens overleden is. Hunne artikels stellen vast, dat enkel zijn stoffelijk overblijfsel nog als eene ellendige schim in dit tranendal ronddwaalt. 't Is alsof zij vaststelden dat ik tot de armoede ben gedoemd, en ik mijne gade daarin zal medeslepen.... Maar neen, neen, teêrgeliefde Theresa, uw Willem is een te goed man, om u tot daar te doen dalen... Zijne kinderen alleen hechteden hem aan de wereld; nu die dood zijn, bevroedt hij, dat zijn sterven alleen u kan redden!.... Klein, lieftallig vrouwtje, als uw arme schilder stil onder den groenen grond te slapen zal liggen, dan zal uw oom u wel tot zich nemen. Bij hem geniet ge dan de weelde, welke gij nutteloos bij mij hebt nagejaagd!
Eene poos.
- Ja! ik zal, ik wil sterven. Mijn stof zal mijnen roem in het graf volgen.... ik wil sterven; maar de wereld zal met geenen zelfmoord te lachen hebben. Niemand zal in het nieuwsblad lezen, dat de groote schilder Paridaens, nadat hij zijn talent verloren had, ook nog zijn verstand verloor! Neen, ik zal langzaam, natuurlijk sterven, ik zal uitteren, indien het uitteren is, langzaam vergiftigd te zijn. Kom, kom, - vervolgde hij, de dagbladen uit zijnen kamerrok traag te voorschijn halend. - Kom, proeven wij het gif nog eens.... werkt langzaam, bladen, doorprikkelt, doorsteekt mijn hart van den morgen tot den avond, en dat die zoo koel geschrevene critiek de redding mijner vrouw worde.
Hij wilde met lezen beginnen; doch daar was zijne vrouw. Hij poogde zijn gelaat eenen zweem van bedaardheid te geven, streek zijne haren in den spiegel glad en zat rustig in zijnen zetel, als zijne vrouw met den dokter binnenkwam.
- Dag, Mijnheer Paridaens, - sprak de geneesheer, zich nederzettend, - hoe gaat het? Zijn wij wat beter? Uwe oogen staan levendiger en uwe kleur is helderder.