Fritsken! Fritsken! stamp toch zoo niet met de kleine voetjes op mijne knieën; zij toch stil, zij wat stil!... Wie hadde gedacht, Theresa, dat ik het op den kleine zoo gemunt zou hebben? maar, gelijk het spreekwoord zegt: hoe grijzer men wordt, hoe kindscher men wordt; en ik ben met uwen bengel echt gelukkig.
- En ik dan, vader, - sprak de jeugdige moeder, den knaap wenkende, die dadelijk beide polletjes uitstak. - Is er iets zoo aangenaam als een kind; kom, kom Fritsken, - en zij klemde het knaapje aan heur hart, en zij kuste het; en ongeduld en wrevel waren verdwenen en zij was gelukkig, en haar heil weerspiegelde op het gelaat heurs vaders en harer moeder; en te gader waren zij het vreugdevolste gezelschap, dat men kan bedenken.
Nog kwam er iets hunne vroolijkheid vergrooten. Willem schoot binnen, wierp zijnen hoed in de lucht, zijnen mantel ten gronde, en riep, half springend, half dansend, uit:
- Hoera! Hoera! volkomen gelukt! Succès complet! Ik ben een der gelukkigsten van de Brusselsche tentoonstelling! Dag, vader! dag moeder!
Hij kuste zijne vrouw, zijn Fritsken, en alles ging zoo spoedig, dat de anderen hem zoo min verstonden, als hij zelf wist wat hij zegde en deed.
- Wel, wat is er dan? Wat is er? - vroeg Van Engelen.
- Wat er is? - hernam Willem - Niets dan goeds! Wat er is? - en hij zong en sprong. - Mijne twee schilderijen zijn verkocht! verkocht! goed verkocht! Van elk duizend frank! en eene bestelling van het bestuur, en eene bestelling van eenen bijzondere; en daar, daar, - hij legde een marrokijnen doosje op tafel, - daar, en zie!
Kleine Frits was intusschen met de kindermeid de zaal uitgezonden, en zijne moeder, die het meest recht had om de vreugden haars mans het eerst te deelen, sloop omzichtig naar het doosje, en opende het, alsof zij vreesde dat het iets verraderlijks inhield. Toen slaakte zij eenen blijden gil, lachte en snapte, zonder van iets te weten, tot zij eindelijk roepen kon:
- Daar, daar, zie, vader!
Het was eene gouden medalie van groot modul.
Allen verdrongen elkander, om het eermetaal het eerst te bewonderen, en des kunstenaars hart werd meer gestreeld door die huiselijke vreugde, dan het bij eene zegepraal voor duizend vreemdelingen zou hebben genoten. Het gemoed sprak hier alleen; de bewondering werd der onverschilligheid niet afgeperst: zij steeg uit de genegenheid op.
- Ja! ja! - hernam de schilder, elk op zijne beurt de hand toereikende en drukkende, - Ja! ja! ik heb die medalie op de Brusselsche tentoonstelling verdiend; het schilde weinig of ik verkreeg het eerekruis. Enkel mijne jongheid, het weinige dat ik nog tentoonstelde, hebben dit verhinderd. Men heeft mij gezegd: gave men mij nu het kruis, dat men niet wist, wat men mij bij eene latere tentoonstelling geven zou.
- Zoo!
- Maar dat is in Gods naam nu toch eene eer! - sprak de moeder.
- Wat verheugt het mij, u mijn kind te kunnen noemen, - hernam de vader.
Theresa kon niet spreken; een kus was het eenige, waardoor zij bekwaam werd, hare voldoening uit te drukken.
- Ja! - ging de schilder meer en meer opgewonden voort, - de minister zelf heeft mij het woord toegestuurd; hij sprak mij over de toekomst, over het vaderland. Hij zegde dat ik België eens tot eer zou strekken; hij heeft mij aangemoedigd en bezield, en ik voel mij machtig om duizendmaal schoonere schilderij en te schilderen, dan ik tot nu heb gedaan!
- Heeft de minister tot u gesproken? - vroeg moeder Van Engelen, welke door die omstandigheid het meest getroffen scheen.
Ja, moeder; 't is een brave, beleefde, goedhartige man. Hij heeft mij, indien ik zoo voorspoedig voortga, zijne bijzondere bescherming beloofd.
- Ge moet dan maar blijven uw best doen, Willem. - sprak de vader.
- Mijn best doen! - riep Willem, zijne armen om den hals zijner echtgenoote slaande. - Wie zou zijn best niet doen, als hij zulke vrouw heeft? Aan haar, ja! aan haar ben ik al mijn welgelukken verschuldigd. Overal spreekt men, in alle dagbladen schrijft men