- Staat ge op trouwen? - riep nu de andere, als van schrik opstuivend, en, terwijl hij zijne gouden doos klinkend op de sofa sloeg:
- Is het toch waarheid, staat ge op trouwen?
Getroffen, vloog Willem nu ijlings recht en antwoordde, zoo bedaard hij mocht:
- Ja! voorwaar! trouwen zal ik.
- Wel, dan wordt ge ook nooit een groot schilder! - viel de andere uit, terwijl hij zijne snuifdoos en zijnen stok opnam om te vertrekken.
Men verbeelde zich, hoe Willem over die nadrukkelijke voorzegging verbluft stond: hij verbleekte, werd koud van top tot teen, en vroeg met bevende aandoening:
- Wat wilt ge daarmee zeggen, Mijnheer?
- Veel en niets, jongen: veel, als ge wilt luisteren; niets, als ge mij niet verstaan wilt.
- Maar wat is de bedoeling dier zonderlinge woorden?
- Hunne bedoeling? Ze willen niets anders zeggen, jongen, dan dat het huwelijk de zelfmoord is der artisten! Voor hen is trouwen de ellende in 't verschiet, de ontmoediging in de verte, de ontgoocheling der toekomst. Wilt gij uw talent verjagen, trouw! het genie wordt nooit beter versmoord dan door de zorgen des huishoudens!
- Ge zijt een oud jongman, Mijnheer, en dus een uitgewezen hater des huwelijks; maar, genomen dat het huwelijk voor vele kunstenaars het verderf ware, dat is dan toch slechts voor dezulke, die zich misbinden, die, door eene zotte genegenheid verleid, een meisje huwen dat noch fortuin noch opvoeding bezit.
- Welnu? - en de bejaarde wachtte met ongeduld.
- Welnu? - hernam de kunstenaar.
- Ja, welnu? Wat wilt gij toch met dit alles zeggen?
- Dat, dat..... - de kunstschilder werd bloedrood - dat juffer Van Engelen niet volkomen van alles is ontbloot, en eene volmaakte opvoeding ontvangen heeft.
- Wie loochent dit? Maar is het niet juist een dergelijk meisje, dat voor eenen schilder het verderfelijkst wordt? Hare opvoeding reikt verre boven haar fortuin, en hare verlangens stijgen met de opvoeding. Hare ouders hebben middelen om stil door de wereld te sukkelen, en wenschen te leven als millionairs!.... Lieve ling! wat zoudt ge ertegen hebben, als uwe vrouw de waarde eener schilderij aan eene pendule wilde besteden, en als zij voor geborduurde gordijnen, u voor een koppel kleine speeltafereeltjes in schulden stak?
Bij die kleingeestige uitcijfering kon de schilder zich niet onthouden van lachen; dan, zijne liefde voelende opwellen, vloog hij bitsig uit:
- Ge kent Theresa niet, mijnheer, 't is een engel, een troost, eene vreugd! Zij zweeft vóór mij, als ik mijne schoonste beelden schilder, en ik zie haar als ik het fijnste gelaat penseel. Zij is stil, rein, zedig, en, voorwaar! 't is mij onaangenaam, haar te hooren misprijzen.
- Alsof wij haar niet kenden! - antwoordde de andere vrij onzacht. - Mij verblindt geene liefde, en ik weet zoo goed als er eene zon schijnt, dat uwe zedige Theresa zich de punten der vingeren glad puimt, en met citroensap hare nagels fijnkleurig verft. Wat kunt ge doen met eene vrouw, die een paar uren aan het krullen heurs haars besteedt, en die grimt en pruilt als er een verkeerd plooiken in haren kraag is?
- Maar ge schildert mijne Theresa af, als eene ellendige modepop!
- Maar ge hoontmij, Willem, en ge wilt me niet verstaan. Ik heb niets tegen uwe Theresa; maar ik heb veel tegen uw huwelijk. Luister naar vriendenraad: nog even leg ik u de betrekking eener vrouw tot eenen artist uit:
- Laat hooren.
- Niets is regelmatiger dan eene vrouw. Ze is een ware regulateur; zij eet op het uur; wat erger is, gaat vroeg slapen, en wat nog het ergste van al is, betaalt hare schulden op tijd en stond.
- Hm! Hm!
- Is er ter wereld een grootere losbol dan een artist? Eet hij des morgens niet, dan zal hij 's noenens wel ontbijten; de dag is voor hem, evenals de nacht, tot slapen geschikt, en zijne schulden, ha! die zal hij wel voldoen, als zijne schilderij af is.
- Welnu?
- Zóó niet meer als men getrouwd is, jongen! 's Morgens, 's noenens, 's avonds aan tafel! De ordentelijkheid gebiedt des nachts