maar als Treesje de reden van mijn wegblijven zal weten, zal ze mijne nalatigheid wel vergeven.
Een blijmoedige blos getuigde, hoezeer de juffer het voorgeven des jongelings bijstemde, en, daar de algemeene tevredenheid het gesprek eenen stond onderbrak, blijft er ons tijd om met den jongman ietwat meer bekend te worden.
Zijn vilten Rubenshoed, zijn mantel, maar vooral zijne zwierige doenwijze, hebben hem reeds als kunstschilder bekend gemaakt; nog meer was zijn bedrijf op zijn gelaat te lezen. Op zijne tengere wezenstrekken zweefde die tint van zieke weekelijkheid, welke door eene hoog opgevoerde prikkelbaarheid der zenuwen ontstaat, en eigen is aan al wie zich met kunsten bezig houdt. De losse vroolijkheid der meeste kunstschilders, zoo in strijd met die weemoedigheid des gelaats, geeft hun allen iets eigenaardigs, dat Willem ook kenschetste en hem bijzonder bevallig maakte. Zijne bekoorlijke schoonheid werd nog verhoogd door de zwarte lokken, die om zijne bleeke wangen sloten, en door zijne bruine fluweelzachte oogen, die soms als bliksemstralen uit hunne zachtheid opschoten, wanneer een schitterend denkbeeld den jongeling bezielde.
- Ha, Willem! - sprak vader Van Engelen, toen de schilder gezeten en met Theresa's saai aan 't spelen was. - Ha, Willem! wij hebben weer iets van u gehoord.
- Zoo dan, Mijnheer, zoo dan! Toch geen kwaad, hoop ik?
- Zeker niet; 't is al lof en bewondering over uw laatste schilderstuk....; over die lustige herfstnatuur, waarin een gelukkig burgergezin rondwandelt, - zoo heet het mijne gazette.
- Zoodat de opsteller van uw nieuwsblad mij ook geen vijand is, - antwoordde Willem met een onbewimpeld genoegen. - Ik heb hier nog eenige nieuwspapieren in mijnen zak, die mij met niet minder toegenegenheid beoordeelen; ik heb tot den avondpost gewacht om ze te kunnen medebrengen.
Zich vervolgens tot het meisje wendend:
- Ons Treesje zal mij des te liever mijn te laat komen vergeven, daar het toch enkel zijne reden vond in haar met dit blijde nieuws genoegen te doen.
- Goed gedacht! goed geteekend! fiks gepenseeld! fijn van toon en toets! ziedaar wat allen van uw tafereel zeggen - riep de vader uit, terwijl hij de kunstartikels in de gazetten overliep.
- Voorwaar! dit hoorende, zou men zeggen dat uw doek de volmaaktheid nabij kwame.
- Zoo ver zijn wij nog niet, beste vader, - merkte de kunstschilder met prijsbare ootmoedigheid aan, - God behoede mij, de grootspraak der feuilletons voor klinkende munt aan te nemen. Dal belet niet dat zij door hun gezwets mijne faam helpen maken, en dat ik gelukkig ben die faam aan de voeten uwer beminnelijke dochter neer te leggen.
Dit laatste zegde hij zoo stil, dat Theresa alleen het hoorde; zij fluisterde, op even zachten toon:
- Ik dank u, Willem. Voor ons is uwe faam de toekomst. O, ik ben zoo gelukkig uw welslagen te vernemen, en toch te zien hoeveel moeite gij doet om uwe kunst nog te verhoogen.
- Wie zou niet arbeiden, als hij voor zijn werk met eene goedkeuring uwer beminnelijke lippen beloond kan worden? Theresa! 't is slechts voor u dat ik studeer; 't is voor ons toekomstig geluk!
Op die wijze hadden de geliefden de behendigheid, het gesprek tusschen hen beiden te besluiten. Zij lieten Vader nieuwskens lezen, moeder breien; en deelden elkaar intusschen hunne hoop, hunne ontwerpen, hunne liefde mede. Ten laatste werd hunne aangename samenspraak onderbroken door de moeder, die hun verzocht een duo op de piano uit te voeren, wat de minneneten dadelijk deden op het lievelingsthema: je t'aime! je t'aime!