XIV.
In Parijs.
Moeder, moeder! ik heb eene goudmijn gevonden!
- Wat zegt ge, kind?
- O moeder, wij zullen nog gelukkig zijn! wij trekken terug naar 't vaderland! wij koopen onze oude heerlijkheden weder; en uw Frederik zal het geluk hebben een eigenaardig kunstschilder te kunnen zijn.
- Gelukkige Frederik!
- Maar zeg daar nog niets van aan vader: dit alles bestaat nog slechts in mijne hoop; maar ik ben overtuigd dat de toekomst opklaart!
En blijde, opgewonden, met het harte van liefde overstroomend, viel de jeugdige Frederik om den hals zijner moeder, welke hem lang in heure armen gesloten hield.