- Ge weet toch alles, Van den Heuvel! - riep de oude Verschachel met bewondering uit.
- Welnu, dat was alles kant en klaar...
- Toen?
- Toen mij over eenige dagen een Engelschman komt opzoeken.
- Een schaap?
- Neen, een van den stiel. Ik was hem aanbevolen. Slechts eenen stond had ik ermede gesproken, toen ik reeds wist hoe fijn hij was.
- En wat deedt ge met den Engelschman?
- Raad eens.
- Ge verkocht hem uwe schilderij?
- Neen.
- Ge gaaft ze in ‘dépôt’?
- Neen.
- Ge liet ze verloten?
- Neen, neen, neen!
- Ik geef me op.
- Ja! 't is aardig en nieuw! Ik zond mijnen Engelschman naar eenen pianomaker.
- Ha bah! Was die een kenner?
- Och neen, gelijk ge zult hooren.
- Kocht hij dan uwen Rembrand?
- Neen, maar hij verkocht aen den Engelschman eene piano.
- Eene piano?
- Het schoonste en rijkste stuk uit heel zijn huis, eene piano van acht duizend frank.
De oude Verschachel schoot in eenen schaterlach, want hij begon te begrijpen. Zijn vriend vervolgde:
- Onze Engelschman had natuurlijk geene klinkende specie en sprak tot den pianomaker aldus: ‘Zie, ik heb wel een duizend frank bij mij; maar wat doet die som op zulke rekening? Ik wil u een vaster pand geven, op voorwaarde, dat ge mij het vast terugsturet, als ik u het geld overmaak. Ik heb keurige oude schilderijen: Teniersen, Matsijsen, Memling's; maar inzonderheid eenen Rembrand, die, in eene groote Engelsche venditie, veertig duizend frank waard kan zijn..... Ge kunt hem komen zien, en ge moet, te uwer verzekering, goede kenners, medebrengen. Ik ben in het Hotel St.-Antoine gelogeerd.
- Ha! ge hadt daar eene kamer gehuurd, deugniet.
- Ja! hadde mijn Engelschman niet gelogeerd in 't grootste hotel van Antwerpen, hoe hadde hij dan eene piano van achtduizend frank kunnen koopen? Ik ging onze schilderijtjes met eigen hand hangen, en plaatste ze in 't voordeeligste licht; reeds van verre had een lomperik de overtuiging dat het echte oude schilderijen waren. Kortom, wat kenners onze pianomaker medebracht, weet ik niet: maar de sul was met mijn Rembrandje gevangen.
- Wat schoone vond!
- Niet waar? Al de onkosten, die wij voor heel de zaak hadden, beliepen tot de vier en veertig frank; de zuivere winst bleef dus zeven duizend negenhonderd zes en vijftig frank. Ik zag mijnen Engelschman met zijne piano op den stoomboot scheep gaan, en ontving het kleine sommeken van vier duizend vier honderd acht en zeventig frank.
- Proficiat, jongen.
- Ik dank u, - antwoordde Van den Heuvel, terwijl hij over zijnen buik streek.
Reeds eenigen tijd zaten de beide schacheraars zich aldus in hun genoegen te verlustigen, toen Mijnheer Verdieren binnenkwam.
Oogenblikkelijk veranderde Van den Heuvel zijne houding: hij schoof zijnen buik achterwaarts, werd ernstig, en groette den binnentredende met eerbied.
Daaraan bespeurde men seffens, dat Van den Heuvel den ouden jongman, vele schilderijen had verkocht; en bij die kleine inlichting kan elk de waarde van Verdieren's cabinet gemakkelijk berekenen.
De oude jongman gaf den schacheraar echter vriendelijk de hand en sprak:
- Dag, heer, hoe gaat het?
- En met u?
- Allerbest.
- Wat geluk u in De trap af te zien?
- Ik kwam u zoeken.
- Zoo! Is misschien een uwer schilderijen beschadigd, of moet ik er eene vernissen?
- Neen, neen!
- Wat is er van uwen dienst?
- Ik heb eene schilderij gekocht!
- Gerechtige hemel!
- Eene goede schilderij!
- Zoo! en wat beteekent ze?
- Ha! dat is nog moeielijk om bepalen: