Gelijk het te voorzien was, aan den burggraaf bleef de zege. Hij liet zijne gemalin op het ezeltje te midden der Groote Markt staan, en onze lediggangers waren niet weinig in hunnen schik, ziende met welken vasten stap de edelman tot hen kwam, en hoe hij hun aldus van zelfs de gelegenheid bood, hem en het zonderlinge voorwerp van zijnen huiselijken twist, van nabij te zien.
De burggraaf was, in zijn gemoed, niet min verheugd zulke massa welgekleede menschen, aan dien koopdag, vereenigd te vinden. Hunne beurs naar hunnen frak berekenende, waande hij dat er nooit voordeeliger kans was, om zijne schilderij ten verkoop aan te bieden, en vol hoop drong hij door de wegschuivende renteniers en den drom scheldende voddenwijven tot bij den roeper.
- Wilt gij dit veilen, Mijnheer? - vroeg hij, zijne spraak zoo veel mogelijk vernederduitschende.
- Wat is uw voorwerp? - vroeg de roeper met eenen spottenden glimlach.
- Een ‘beeld’ eene malerij!
- Wij verkoopen hier geene malerijen! - schertste op nieuw de ambtenaar; doch de nieuwsgierigheid der omstanders ziende, bezon hij zich, nam den rol uit de handen des burggraven en opende hem.
Een schaterlach borst uit zijne lippen, en de drom, die reeds medelachte, alvorens de reden te kennen, viel in eenen luidruchtigen jubel uit, zoodra de roeper het berookte, zwarte doek in den ronde zien liet.
Gwijde Barbarossa beet zich op de lippen, en vuurrood van gramschap werd zijn gelaat, als hij zijn laatste familiestuk aldus vernederen zag; maar er bestonden hier vele redenen om zijnen toorn in te toomen, en hij gebaarde de grootste kalmte, toen hij de gekkernijen hoorde, die elk erbij voegde, terwijl de schilderij van hand tot hand ter bezichtiging rondging.
- Begint men de malerij te roepen? - borst eindelijk de Duitscher los, terwijl hij, niet durvende stampen, zijnen voet met geweld tegen den grond wrong.
- Even, even, - was het antwoord; - men heeft toch tijd noodig om dit wonderbare stuk te zien.
- Het heeft in de schouw gelijk eene hesp te rooken gehangen! - sprak nu een.
- 't Ware goed dat het in eene hesp veranderde; - antwoordde een andere.
- Een billeken gerookt vleesch zou den mof niet min te pas komen! - merkte een derde aan.
- Te meer daar de man grauw en blauw ziet van honger!
Doch de laatste ketste den bal mis; 't was van gramschap dat de burggraaf kleurde, en, ofschoon hij al het hoonende der jokkernijen niet begreep, viel bij, om er een einde aan te stellen, gebiedend uit:
- Zal men de malerij venten, ja of neen?
- Ik wil, - antwoordde de ambtenaar, en het tafereel voor de omstanders in de hoogte heffend, opdat ieder het waardeeren zou, riep hij op eenen schalkschen toon, die den algemeenen lach gedurig heropwekken kwam:
- Tien frank voor dat schoone stuk van den vermaarden Rembrand, tien frank! Niet meer dan tien frank!..... ‘Allons,’ liefhebbers van schilderijen, komt bij, komt bij, en gij, huishoudende vrouwen, die geen vuils genoeg in uwe kamerkens hebt hangen, komt ziet en koopt hier de zwartste schilderij, welke er immer op aarde in eenen ordentelijken koopdag aangeboden is. Tien frank... tien frank!... zegt! is er dan geen gebod voor dien Rembrand?
De burggraaf stoorde zich niet meer aan die spotternij: hij begreep, dat men overal, in België gelijk in Duitschland, in Duitschland gelijk in Frankrijk, onverbiddelijk is voor oude en arme reiziger?
Wat hem trof, was dat men zijn familiestuk slechts tien frank instelde, en half beangstigd den roeper bij de hand grijpend, riep hij uit:
- Vraagt ge daar niet meer voor dan tien frank?
- Wellicht, - antwoordde de roeper met bedaarde gekkernij - wellicht biedt men er meer voor.
De Mechelaren hadden de schilderij beoordeeld; men kan denken met welke vroolijke uitbundigheid zij de bedaarde misleiding des ambtenaars begroetten. Maar nog meer verheugden hen de gebaren des vreemdelings, wiens gramschap altijd hooger en hooger steeg, naarmate de venter voortging: