malen, en de Fransche ambassadeur bedroog mij zoo gemakkelijk, als hij zich later door Napoleon liet bedriegen. Ge kent mijne verbanning uit Potsdam... en het overige...
Er heerschte eene lange stilte; dan, na dat de ouderling eene lange poos tusschen zijne tanden gegrommeld had, borst hij los:
- Niets, niets meer! De vriend van Sieyes kreeg geene enkele vergoeding! Eenen Barberossa, dien men voor republikein aanzag, liet men zonder Burcht, en mijne hoeven bleven verbrand, mijne kasteelen verwoest, mijne bosschen gekapt... En toch, ofschoon ten gronde, bleef ik een Barbarossa! Ja, ‘Potstausend.’ ik bleef er een; want, zoolang mij iets overschoot, braadde ik gansche ossen en liet ik den Rhijnwijn bij beken stroomen. Al waren het de edellieden niet meer, die den ouden Barbarossa als den herbergzaamsten mensch van heel de wereld roemden, dan waren het toch de boeren! - en hier spoedde hij zich met zijnen last voort, totdat hij eensklaps met een wanhopig schaterlachen riep:
- En zoo duurde dit, totdat ik eens den bodem van het vat en tevens den bodem der geldkist vond!.... - En nog ijlhoofdig lachend, liep en liep hij verder, totdat het wanhopige - niets! ik heb niets meer! - hem weder staan hield.
Toen legde de zachtlijdende vrouw heure hand op zijnen schouder, en aan heure gebrokene stem nog eenen engelachtigen toon pogende bij te zetten, zegde zij:
- Gwijde, er blijft ons nog een beminnend kind, een eerzame zoon!
- Wat, een zoon! - bulderde de vader, - een zoon! Is dat een zoon? Is dat de eerzame drager van den naam onzer voorgeslachten? Is dat een edelman, en voert hij met waardigheid den staat zijner vaderen?
- Het is een brave zoon, - antwoordde de moeder met liefderijke klem. - Het is een lief en goedig kind, dat voor zijne ongelukkige ouders al veel opofferingen heeft gedaan.
- Dat schrik heeft van den oorlog, vervaard is van 't zwaard, en niets beter is kunnen worden dan een ellendig kunstschilder!
De oogen der moeder schoten vol tranen; toch sprak ze met zoetheid:
- Hij heeft dag en nacht tot het aanleeren dier kunst gewerkt. Zijne moeder heeft hem slechts kunnen helpen met het weinige, dat aan de verspillende levenswijze zijner ouders mocht ontsnappen, en wij zouden ondankbaar zijn, indien wij de pogingen van onzen Frederik niet naar waarde schatteden.
- Gij hebt gelijk, moeder, gij hebt gelijk! en al de wijn, dien ik gedronken heb om mijne ongelukken te vergeten, doet mij ook de moeiten, die ons kind genomen heeft, uit het oog verliezen. Voorwaar! wij hebben eenen braven zoon, eenen braven zoon! - en hij lachte... - Hij koos het edelste aller bedrijven... na dit des oorlogs, wel te verstaan... Het kunstschilderen is een gemoedelijke, zuivere en grootsche stiel; ik zou mij zelfs over den keus mijns zoons verheugen, als ik geen edelman ware... - En wederom lachte hij.
- Wie weet zullen wij in het kort, door de opofferingen onzes zoons, geen rustig leven en geen breed bestaan erlangen, - hernam de moeder, pogende het gemoed heurs gemaals te verzoeten. - 't Is ten minste in dit vooruitzicht, dat wij deze lange reis ondernemen, om hem in Parijs op te zoeken.
- Om Frederik op te zoeken? - en hier sloeg de oude edelman met zijnen stok op den grond. - Zeg om ons land te ontvluchten, zeg om onze armoede in eene groote stad te verbergen, zeg om mijnen edelen naam in den doolhof van Parijs weg te stoppen... Welke ouder handelde verstandig met op zijn kind te rekenen? en bijzonder, wat hebben wij van eenen kunstschilder te wachten?
- Wat van eenen kunstschilder? - herhaalde de moeder met beduchtheid.
- Ja, van eenen kunstschilder! - want sedert wanneer, - hernam de vader, - ziet men rijke artisten?... Zoo er ooit geweest zijn, dan waren het van de grootste, van dezulke, die nimmer door eene edelvrouw getroeteld werden. Want, sedert wanneer zagen talentvolle schilders het licht op de sloten det burggraven en de kasteelen der vorsten? Ware ons kind op het rottende stroo van eenen ellendigen stal, of op de schapenvacht eens herders geboren, ik zou toestemmen; maar dat onze Frederik, dat de zoon eens burggraven, een afstammeling van een edel geslacht, schilder,