teeder gevoel van welvoegelijkheid hare moederlijke woede in den boezem verkropte.
De bedelares verstond die beschaafde beweging niet, en, daar zij het kind weigerde, trok Martha, als eene woedende leeuwin, het uit heure armen en vluchtte er eenige stappen mede weg...
- Och God! och God!... - kermde zij, en vermits Rosalia en de edelvrouw op het bedrukkelijk geklag der verbolgene moeder toegesneld kwamen, toonde Martha hun het beentje van het kind, waar midden eener groote purpergrauwe plek, twee nageldiepten instonden, alsof zij er met eene ijzeren tang in genepen waren.
- Och God, och God! - weende de moeder. - arm schaap! arm kind!... voor niet schreidet gij zoo erbarmlijk niet!... helaas! lief schepseltje!... - en te midden der teederste zoenen borg zij het onder haren mantel aan heur hart, en streelde het daar in het geheim, alsof zij hare teederheid voor de onmenschelijke bedelares verbergen wilde.
- En gij durft mij aldus mijne broodwinning benemen? - verweet Trien, schaamteloos.
- Zwijg, Tante, zwijg, en maak mij niet boozer dan ik ben, - schreide de bedrukte - Zwijg voor de menschen... zwijg toch voor de menschen, die schande zullen spreken van de hartelooze moeder, die haar kind aan zulke moordenaarster heeft toevertrouwd... Maar wie had dit van mijne eigene Tante verwacht!... Zie, ik sterf nog van verdriet. Zulk onschuldig schaap! - en zij zoende het kind. - Tante tante! gij wildet bedelen, toen ik u wilde voeden, en gij vroegt mij mijn kind in bewarenis, en nu hebt gij zijne pijn verkocht, en op zijn geschreeuw, als op een orgel, geld ontvangen! - En de tranen rolden haar smartelijk over de wangen.
- Daar - sprak Rosalie, met troostvolle stem - daar, vrouwken, - en zij stak een stuk van twee frank uit - neem dit, en koop er eenige verkwikking voor dit bloêken mede!
Martha rechtte fier het hoofd op; met verwondering zag zij rond, als begreep zij niet meer wat er gebeurde, en de nieuwsgierigen ziende, welke rondom haar geschaard stonden, vaagde zij snel de tranen uit hare oogen, borg haar wicht nog dieper onder haren mantel en wilde doorgaan.
Rosalia hield haar slaan:
Neem, neem, brave moeder, 't is voor uw kind - herhaalde zij, en daar zij Martha bij den mantel vatte, wendde deze zich met dankbare schaamte naar de juffer, en sprak snikkend:
- Neen, goede juffer, ik dank u; ik win mijn brood niet met bedelen: geef het liever aan Tante. - En zij wees op de bedelares, welke met eene onvergeeflijke schaamteloosheid de hand uitstak.
Met verbazing zag Rosalia het booze wijf aan, en hare gramschap niet meer kunnende bedwingen, wees zij de wreede met afkeer weg, terwijl zij met kracht zegde:
- Nooit meer, nooit krijgt gij nog iets van ons, en zorgen zal ik dat zulke vrouw nimmer iets ontvangen zal. - En zij trok hare gezellin, welke over al die gebeurtenissen geheel onsteld was, naar heur rijtuig.
- Simon, - zegde zij hier tegen den ouden knecht, die alles nagezien had - wilt gij mij eenen dienst bewijzen?
- Voorzeker, jufvrouw, als Mevrouw het toelaat.
- Welnu, ga dan de vrouw achterna, welke ginder met haar kind langs het Jesuitengat henenloopt.
Simon betrouwde het geleide der paarden toe aan eenen lakei, die daar ook naar zijne meesters wachtte, en snelde alsdan Martha achterna.