kwamen ieder in evenredigheid zijner waardigheid toe. Luk en Koris maakten zich beiden meester van eenen schouder, stuk dat den vermaardsten krijger was toegekend; en wie er zich hadde mogen aan vergrijpen, ware, volgens oud gebruik, door hen op een gevecht om leven en dood uitgedaagd geworden.
Intusschen geraakte de honger verzadigd; de honden knaagden de beenderen af, welke hunne meesters hadden laten vallen; bier, niet ongelijk aan ons huidige gersten, maar dat met wat honig werd verzoet, liep met volle horens rond de tafel; en, daar de drank de nieuwsgierigheid weder opwekte, wenschten vele krijgers, dat Com eindelijk de stilte mocht breken.
Doch de edelman bleef even bekommerd; hij beet nog steeds in zijnen langen grijzen snorbaard, en wellicht om zich in te toomen, speelde hij met de linker hand in de blonde lokken zijns zoons. Er heerschte eene langdurige stilte, toen op eens een scherpe harpentoon trilde, en elk opgeschrikt luisterde, wat de bard van Com zou verkondigen.
Na een kort voorspel zong die oude zanger met nog heldere stem:
‘Com is de onverwinbaarste aller strijders. Zijn zwaard hakt de vijanden neer als de zeisen het graan, en de hoofden zijner vermaardste vijanden verdorren boven de deur zijner hut.
Zijne stem rolt over de legerdrommen als de donder in de bosschen, en bliksemt den schrik in de ziel der strijders, gelijk de weerlicht in het harte der vrouwen....’
Hij zweeg; want hij hief den blik naar zijnen meester, om te zien of die vleiende zang zijne luim had verdreven.
Dan, Com zat van verkropte woede te zwellen; zijn blik schoot stralen van onder zijne grijze wenkbrauwen; hij greep de spies van eenen naastzittende en meende ze, als ter wraakneming, naar den getrouwen bard te schieten, toen hij, zich eensklaps weerhoudend, het krijgstuig tegen den wand aan stukken sloeg en met donderende stemme riep:
- Is het nu de tijd van laffe vleierij? Heeft de bard geene stem dan om versletenen roem op te halen?... Is mijn Brenno ook van die, welke op dorre lauweren kunnen rusten en vrouw en kind van voedsel en vrijheid zien berooven?... Ons vaderland is bedreigd! Het oorlogsvuur blaakt van de Alpen tot aan den Rhijn. Bij de Trevieren zijn de dorpen afgebrand, en in plaats van oude zegepralen te herinneren, moest gij de krijgers tot het behalen van nieuwen roem aanvuren!
Hij zweeg en joeg zijnen blik tot in het diepste der ziel van den sidderenden dichter; met niet minder vuur aanschouwde hij de rondgeschaarde helden; maar de gloed van zijnen blik scheen in het helder oog zijns blonden knapen te versmachten.
Deze kleine trilde en sprong op; hij scheen eenen oogenblik tusschen moed en schaamte te aarzelen; eindelijk het woord nemende, hief hij eenen vollen horen biers ten hemel op.
- Ik zweer het bij den God Hesus, - sprak hij, - en ik pleng hem dit bier op de waarheid mijns woords: geen der helden, die vader voedt, heeft het woord eens barden noodig om voor het vaderland te strijden! Wij allen hebben het leven voor de vrijheid veil!
De ouderling streelde den jongeling over de wangen, terwijl hij goedkeurend de krijgers aanmoedigde, welke met hunne spiesen ter toejuiching op tafel sloegen.
- Hij sprak uit ons hart, - zei Luk, zoodra de stilte was hersteld, - en ofschoon nog een kind, voert hij de taal eens helden!
De grijze Com glimlachte met tevredenheid en toen hij zijnen bard oorlof gaf om te zingen, waar deze sinds lang om smeekte, begon Brenno aldus:
‘De Noordzee spat uit hare oevers en stroomt over Scyth en Teut!
Van land beroofd, vluchten die volkeren voor der goden roeden, als het wild voor den jager!
Zij spatten als eene woedende zee naar het Zuiden, spoelen de oeverbewoners des Donau's weg en rollen tot aan de Alpen!
Daar! daar verdorren en verstuiven de verslagene Romeinen aan de bronne des Rhijns!
Doch de golf spat ten Noorden weder, en voert de Helveten mede in hare vaart.
De Gallen zijn beroofd, de Grensbelgen verslagen, de hutten der Trevieren afgebrand. De vijand is hier!