Aan mijnheer Thielens,
Geheimschrijver van den Meer Gouverneur der provincie Antwerpen.
MIJNHEER,
Aan U, die eerst de edelmoedige gedachte hebt opgevat, eenen nieuwen uitweg te openen voor degenen, die door eenen misstap de baan der misdaad zijn ingeslagen, bied ik uit achting dit werk aan.
Toch reeds behoorde het U; want meestal het echte en ware, dat erin kan voorkomen, ben ik aan uwe welwillende inlichtingen verschuldigd.
Mocht het werk den uitslag hebben, dien wij ervan verhopen, mocht het in degenen voor wie het opgesteld is, de zucht storten tot het genieten der weldaden, welke zij aan uwe bezorgdheid verschuldigd zijn, dan zou ik mij gelukkig achten het geschreven te hebben.
Antwerpen, 17 Juli 1853.
EUG. ZETTERNAM.