Tvoyage van Mher Joos van Ghistele
(1998)–Ambrosius Zeebout– Auteursrechtelijk beschermdA. Handschriften1) Brussel, Egyptologische Stichting Koningin Elisabeth, 55.473. Papier; 2+408 bladen; blad en bladspiegel resp. 275×200 mm en ca. 195×155 mm; 1 kolom; 28 à 30 regels per kolom. Moderne potloodfoliëring met Arabische cijfers. Eén hand (littera cursiva). Initialen, lombarden en titels niet ingevuld; wel éénmaal een representant (Boek I, capittel 1); geen rubricering.Ga naar eind64 Het manuscript is niet meer volledig: achterin zijn enkele bladen weg waarop driekwart van het 30e capittel alsook het 31e, 32e en 33e capittel van Boek VIII waren geschreven.Ga naar eind65
Incipit: [] It Naeruolghende zijn diuerssche voyagen, begonst ende anghenomen bij eeneghe edele mannen ende andere, Explicit: Maer om dieswille dat hier van diuersschen plaetsen ende steden ghescreuen es jnde landen van barbarien gheleghen, ende nv vanden voorseyden lande scheeden zonder verder daer jn te reysene, zo sal hier ooc wat ghescreuen werden vander gheleghentheden ende situacie des selfs lands. | |
[pagina XLIX]
| |
Dit handschrift dateert van ca. 1500Ga naar eind66. De taal is eerder zuidelijk Oost-Vlaams dan West-Vlaams te noemen. Duidelijke kenmerken van het West-Vlaams ontbreken althans. Nergens treft men bv. de kenmerkend West-Vlaamse vorm -lede(n) aan, steeds -liede(n); daarentegen wél, op maar enkele uitzonderingen na, voortdurend de typisch zuidelijk Oost-Vlaamse vormen vrauwe, trauwe etc.Ga naar eind67 De afschrijvers zijn over het algemeen zeer nauwgezet te werk gegaan. Uit de lijst van emendaties achterin dit werk blijkt immers dat het aantal niet door de kopiisten zélf gecorrigeerde verschrijvingen in verhouding tot de grote omvang van de tekst betrekkelijk gering is: slechts zesenzestig. Eveneens zij in dit verband verwezen naar de voetnoten in de tekst bij Tvoyage II, 21 en 24: andermaal aanwijzingen voor de consciëntieusheid der afschrijvers.Ga naar eind68 In margine komt men zo nu en dan opmerkingen tegen, geschreven in een ander lettertype en met andere inkt; op één uitzondering na hebben ze het karakter van een korte inhoudsaanduiding van de ernaast staande passage.Ga naar eind69
2) Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, IV, 330. Papier; 276 bladen; blad en bladspiegel resp. 287×210 mm en ca. 195×160 mm; 1 kolom; 30 regels per kolom. Foliëring met Romeinse cijfers door de kopiist zelf. Eén hand (gotische bastarda). De initialen ontbreken; wél zijn overal de representanten geplaatst; geen rubricering, titels of lombarden.Ga naar eind70
Incipit: dJt Naeruolghende zijn diueersche voyagen begonst Ende anghenomen bij eeneghe edele mannen ende andere Explicit: Ende vertreckende van colen quamen tandwerpen, jnt jaer ons heeren als men screef duust vierhondert vijf ende tachtentich ende van daer thaerleder huuse daer zij eerstvut ghesceeden waeren.
Dit handschrift dateert van ca. 1535. Wat de taal betreft: zonder uitzondering treft men de het West-Vlaams typerende vorm -lede(n) voor -liede(n) aan. Het handschrift is weliswaar volledig, maar overigens zéér onnauwkeurig: regelmatig zijn woorden weggelaten, soms zelfs hele of halve zinnen. Zeer vaak ook is een onderaan afgebroken woord op de volgende bladzijde niet afgemaakt.
Op het laatste blad, onder de laatste zin van het reisverhaal, staat in andere hand geschreven: FINIS coronat opus kus die billen van Ayssopus
3) Namen, Bibliothèque Universitaire, R. Mn B46. Papier; 456 bladen 295×205 mm; 1 kolom; 26 à 28 regels per kolom. Foliëring in Romeinse, later in Arabische cijfers, waarschijnlijk door andere hand. Eén hand (littera cursiva). Initialen, lombarden en titels ontbreken; geen rubricering. | |
[pagina L]
| |
Incipit: [] it naeruolghende, zijn diuersche Voyagen, begonst ende anghenomen bij eeneghe edele mannen, Ende andere, Explicit: Ende vertreckende van Cuelen, quamen Tandwerpe jnt jaer ons heeren Alsmen screef duust vierhondert vyf ende tachtentich, Ende van daer toot huerlieder huusen, van daer zy eerst vut ghescheeden waren.
De taal in dit manuscript mist enerzijds het West-Vlaams sjibbolet -lede(n), maar vertoont anderzijds wel van meet af aan (al in de eerste zin van Zeebouts voorwoord) West-Vlaamse vormen als gheleisen en tlandt.Ga naar eind71 Handschrift Namen, B.U., R. Mn B46 dateert van de 16e eeuw.Ga naar eind72 Nogal veel naamvalsuitgangen zijn niet meer aanwezig en evenmin met een abreviatuurteken aangeduid, hetgeen erop zou kunnen wijzen dat de tijd waarin het vervaardigd werd, ná die der beide andere handschriften ligt. Overigens hebben de afschrijvers in het algemeen redelijk nauwkeurig gewerkt: er zijn niet veel dittografieën, en omissies zijn vaak aangevuld. Het achtste boek bevat in dit handschrift niet 33 maar 34 capittels omdat de kopiist het oorspronkelijke hoofdstuk 30 in tweeën heeft gesplitst.Ga naar eind73
Het is opmerkelijk dat in geen der drie handschriften de titels van de boeken en de hoofdstukken voorkomen, zulks in tegenstelling tot de hierna besproken boekuitgaven. De kopiisten van hs. Eg. St., 55.473 en van hs. Namen, B.U., R. Mn B46 hebben telkens plaats daarvoor opengehouden, maar die van hs. K.B. IV, 330 zelfs niet, misschien (zoals Deschamps o.c. veronderstelt) omdat in de legger de titels niet waren ingevuld. Merkwaardig is in dit verband de aanhef van Boek VII: men krijgt de indruk dat daar, althans gedeeltelijk, de titel in het verhaal is ingeslopen en dat de kopiist zich daar vergist heeft. Ook in de twee latere handschriften is dat insluipsel te constateren. Het blijft echter onzeker of de kopiist van hs. Eg. St., 55.473 als eerste deze vergissing heeft begaan, of dat ook voorgaande modellen deze merkwaardigheid al vertoonden. Meer nog: het is niet uitgesloten dat die formulering teruggaat op de schrijver Ambrosius Zeebout zelf, want ook de boekuitgave biedt dezelfde aanhef van Boek VII. Hier doet zich dus dezelfde omstandigheid voor als die welke hierboven is opgemerkt naar aanleiding van Zeebouts incorrecte bronaanduidingen.Ga naar eind74 | |
B. Boekuitgaven1) Uitgave 1557 te Gent, bij Hendrik van den Keere, onder de titel: Tvoyage van Mher Joos van Ghistele, oft anders, Texcellent, groot, zeldsaem ende vremd voyage, ghedaen by wylent Edelen ende weerden Heere, Mher Joos van Ghistele. In zynen levene Riddere, Heere van Axele, van Maelstede ende van den Moere, etc. Tanderen tyden vier-mael Voor-Schepene van Ghendt. Tracterende van veelderande wonderlicke ende vremde dijnghen, gheobserveerd over d'Zee, in den landen van Sclavonien, Griecken, Turckien, Candien, Rhodes ende Cypers. Voords ooc in den lande van Beloften, Assirien, Arabien, Egypten, Ethyopien, Barbarien, Indien, Perssen, Meden, Caldeen ende Tartarien: met der gheleghenthede der zelver | |
[pagina LI]
| |
landen ende meer ander plaetsen, Insulen ende Steden, van Europen, Asien ende Affryken, zo in de Prologhe breeder blijckt. Exemplaren: Brussel, K.B., VH 14.478; Brussel, K.B., II 25.994 B; Gent, U.B., 1336; Gent, U.B., 1337 (1 blad ontbreekt); Kortrijk, Stadsbibliotheek; Amsterdam, U.B.; Den Haag, K.B., 443 C 5.Ga naar eind75 In kwarto; 348 genummerde bladzijden; Gotisch lettertype; korte inhoudsaanduidingen in margine. Het eigenlijke verhaal wordt voorafgegaan door: a) De titel in quinto-formaat, almede (in houtgravure) de wapenkwartieren van Philip van Liedekercke, echtgenoot van Maria van Ghistele, de kleindochter van Mher JoosGa naar eind76; b) Een opdracht van de drukker aan Philip van Liedekercke, gevolgd door het drukkersembleem van Hendrik van den Keere; c) Een voorwoord van Hendrik van den Keere aan de lezer; d) Een lijst van geraadpleegde auteurs; e) Een voorwoord van Ambrosius Zeebout waarin de aanleiding tot de reis uit de doeken wordt gedaan en waarin hij de indeling van het werk in acht boeken presenteert; f) Een beknopte bladwijzer voor die acht boeken. Op blz. 346 is het wapen van Mher Joos van Ghistele afgedrukt, omlijst met de 16 kwartieren van deze familie; op blz. 347-348 staat een lofdicht op Mher Joos van Ghistele, geschreven door Hendrik van den Keeres zoon Hendrik en bestaande uit 12 kwatrijnen.
2) Uitgave 1563 te Gent, bij Hendrik van den Keere, onder dezelfde titel als die van de uitgave 1557, zij het met een kleine wijziging en aanvulling.Ga naar eind77 Exemplaren: Gent, U.B., 140 (1 blad ontbreekt); Gent, U.B., 141. Deze uitgave is dezelfde als die van 1557, maar de pagina's met de voorwoorden en opdrachten (in de eerste druk 6 in getal, nu 12), alsmede de bladzijden 1-4 en 13-16 zijn opnieuw gezet. Toegevoegd werden een overzicht der capittels (compleet met titels en pagina-aanduidingen) en een zaakregister. Ook zijn de data in de opdrachten en voorwoorden veranderd.
3) Uitgave 1572 te Gent, bij de weduwe van Gheeraert van Salenson; gedrukt te Antwerpen bij Aegidius vanden Rade. Afgezien van enige spellingwijzigingen is de titel gelijkluidend aan die van de uitgave 1563. Exemplaren: Brussel, K.B., II 44.426 A; Gent, U.B., 139; Gent, U.B., 1338; Leiden, U.B.; Den Haag, K.B., 1701 E 3. Deze druk heeft, naast de 24 inleidende bladzijden, geen 348, maar 383 pagina's, dit mede als gevolg van een foutieve nummering der bladzijden vanaf pagina 291.Ga naar eind78 Deze uitgave besluit op blz. 383 met: Hier eynt dat achtste boeck van den Voyage van Mer Joos van Ghistele. Het wapen en de kwartieren van de Van Ghisteles en het gedicht zijn dus weggelaten.
Deze drie uitgaven zijn, wat de tekst van het reisverhaal betreft, identiek. De taal vertoont dezelfde kenmerken als die in hs. Eg. St., 55.473. Ten opzichte van de handschriften blijken syntaxis en spelling door de drukker Hendrik van den Keere echter aanzienlijk gewijzigd c.q. genormaliseerd te zijn; met name de proloog heeft hij ingrijpend bewerkt. Een paar maal is Van den Keere zelfs nog verder ge- | |
[pagina LII]
| |
gaan: éénmaal heeft hij de tekst inhoudelijk gewijzigd door een mededeling te veranderen (zie aant. II, 16) en éénmaal heeft hij informatie aan de tekst toegevoegd (zie aant. II, 37). Er zijn nog enkele ingrepen van minder belang; als daartoe aanleiding was, zijn die eveneens in de aantekeningen vermeld.Ga naar eind79 |
|