Tvoyage van Mher Joos van Ghistele
(1998)–Ambrosius Zeebout– Auteursrechtelijk beschermdII De reis van Joos van Ghistele: doelstelling en karakterAl dadelijk valt het op, dat het verloop van Van Ghisteles reisavontuur voor een niet gering deel bepaald werd door het toeval. Opgezet als enerzijds een bedevaartsgang naar het Heilig Land en naar het befaamde St. Katharinaklooster in de woestijn van Sinai, en anderzijds een reis door de naburige landen Syrië, Egypte en Turkije, krijgen de reisplannen reeds in Keulen een veel ambitieuzer karakter. Het lezen van een boekje over het land van de presbyter Johannes - alwaar zich ook het graf van St. Thomas zou bevinden - alsmede over de hartelijke ontvangst die een christen uit deze streken daar kan verwachten, doet Van Ghistele meteen besluiten zich niet te beperken tot een bezoek aan de bovengenoemde gebieden, maar de doorstoot te wagen tot in Pape Jans geheimzinnige christenrijk.Ga naar eind6 Wanneer het evenwel onmogelijk blijkt dit land via Egypte en de Rode Zee te bereiken, geeft de Vlaamse reiziger de moed niet op, maar waagt het ten tweeden male: hij wil nu tot in Abessinië trachten door te dringen via Mesopotamië en het zuidoosten van Arabië.Ga naar eind7 En al slaagt hij ook nu niet in zijn opzet, we danken er wel een levendige en interessante beschrijving aan van Syrië, Zuid-Turkije en Noord-Perzië, gebieden die toentertijd door westerlingen weinig betreden werden.Ga naar eind8 Trouwens, ook het tussentijds bezoek aan Cyprus was onvoorzien en toevallig: door een hevige storm werd het schip waarmee hij van Alexandrië naar de Syrische kust voer, geheel uit de koers geslagen. Na onverrichter zake uit Perzië te zijn teruggekeerd (zie voor de redenen daartoe Tvoyage VII, 16) kan een voorgenomen bezoek aan Constantinopel en de gebieden rond de Zwarte ZeeGa naar eind9 op het laatste moment wegens oorlogsomstandigheden geen doorgang vinden, met als gevolg een - wederom onvoorziene - tocht naar Kreta. Als Van Ghistele op dit eiland een korte tijd verbleven heeft, wil hij via Korfoe en Venetië naar huis terugkeren, maar ook dan nog geeft het toeval een onverwachte wending aan zijn reisplan. Wanneer een Venetiaans schip, op weg naar Noord-Afrika maar door een storm naar Korfoe afgedreven, van daaruit de beoogde reis wil voortzetten, is Van Ghistele onmiddellijk bereid van een directe terugtocht naar huis af te zien en alsnog aan zijn reis een bezoek aan het Barbarijse kustgebied vast te knopen. Over Genua en Venetië keert hij dan toch tenslotte terug naar zijn woning in het Zeeuws-Vlaamse dorpje Zuiddorpe.Ga naar eind10 Hij heeft dan een reeks omzwervingen van ruim 3 jaar achter de rug, omzwervingen die hem verder voerden dan zijn befaamd gebleven reizigers-tijdgenoten Bernhard von Breydenbach, Felix Faber en Jan Aerts;Ga naar eind11 omzwervingen ook, die hem navenant veel meer gevaren hebben opgeleverd dan deze en andere ‘gewone’ pelgrims op hun tocht al moesten doorstaan.Ga naar eind12 Zo maakte Van Ghistele mee: een storm op de Adriatische Zee (Tvoyage II, 3), een moorddadige roofoverval op de | |
[pagina XIII]
| |
weg van Gaza naar Cairo (Tvoyage III, 2), zijn arrestatie op Perim (Tvoyage IV, 13), een zo hevige storm tijdens de overtocht van Alexandrië naar de Syrische kust, dat de zeelui alle moed opgaven en werkeloos zich aan Gods genade overgaven (Tvoyage V, 1), een nachtelijke belegering van het logies in Beiroet door een troep roofzuchtige Arabieren, Turkmenen en bedoeïenen (Tvoyage VI, 4), een hachelijke tocht naar Tâbriz in Noord-Perzië, zo hachelijk dat men Van Ghistele bij zijn terugkomst in Tripoli reeds dood gewaand had (Tvoyage VII, 21), een moorddadig zeegevecht aan de zuidwestkust van Turkije (Tvoyage VIII, 4), een hevig noodweer tijdens de overtocht van Malta naar Tripolis (Tvoyage VIII, 24) en tenslotte - men zou geneigd zijn te zeggen: als afscheidsgeschenk van Fortuna - een zware storm op de Thyrreense Zee die het schip de haven van Genua binnenjoeg (Tvoyage VIII, 31). Het zou echter onjuist zijn op grond van dit alles de gevolgtrekking te maken, dat Van Ghisteles vroomheid blijkbaar een dekmantel is geweest voor zijn zucht naar avontuur. Niet alleen toch moet men zijn pelgrimage naar het Heilig Land wel zéér volledig noemen, ook zijn plan om tot in Abessinië door te dringen was, welbeschouwd, religieus van aard: een bezoek brengen aan het graf van St. Thomas. Het reisverhaal spreekt dit tot driemaal toe uit: ‘want hij warachteghe meeninghe hadde dland vanden pape Jan te besouckene ende principalic te visiteerne tgraf ende de memorie vanden apostel Gods Sente Thomaes’ (Tvoyage II, 1). In Tvoyage IV, 12 lezen we nogmaals dat Van Ghistele wil reizen ‘naer de landen van Abassien zuutwaert, zonderlinghe naer de stat van Senwa daer de pape Jan meest zijne residentie houdt, ende ooc naer eene andere plaetse, ghenaemt Egrijsohulla, zuut zuutoostwaert van Aden, daer men seit rustende tlichaem van Sente Thomaes’. En veel later, wanneer zijn eerste poging daartoe mislukt is en Van Ghistele zich in Tâbriz bevindt, luidt het opnieuw: ‘zo worden zij peinsende omme te vulbringhene tvorighenomde voyage, dat was te besouckene den heleghen appostele Sent Thomaes ende eeneghe deelen van Abassien ende Ethiopen, gheleghen onder den pape Jan’ (Tvoyage VII, 16). Zelfs in plaatsen die enkel bij wijze van excursie worden bezocht, zoals die op de Nijloevers ten zuiden van Cairo (Tvoyage III, 26 e.v.), Antiochië (Tvoyage VI, 18) en - de term excursie dan wel ruim opgevat - het Barbarijse Tunis (Tvoyage VIII, 26 e.v.), laat hij nooit na de christelijke overblijfselen in de overwegend islamitische samenleving te vermelden of zo mogelijk met eigen ogen te gaan aanschouwen. Steeds weer, hetzij door een bezoek aan een befaamd klooster, hetzij door een beschrijving van een bezocht kerkgebouw, hetzij door een piëteitsvolle navertelling van een plaatselijke legende, blijkt dan de zucht tot reizen op een hoger plan geplaatst te worden door het vrome karakter dat vanaf het begin Van Ghisteles onderneming bepaald heeft. Dit alles heeft Van Ghistele echter absoluut niet verhinderd een open oog te hebben voor de vele interessante zaken op andere terreinen dan het louter godsdienstige, waarmee hij op zijn reis geconfronteerd werd.Ga naar eind13 Verschillende beoordelaars hebben in de loop der tijd al verklaard, dat Tvoyage van Mher Joos van Ghistele een schat aan gegevens bevat, gegevens op velerlei gebied, betróúwbare gegevens ook, zulks in tegenstelling tot vele andere reisverhalen.Ga naar eind14 Het is onmogelijk en ook niet wenselijk al deze belangwekkende bijzonderheden in deze in- | |
[pagina XIV]
| |
leiding te bespreken, maar een aantal verdient hier toch een aparte vermelding. Tvoyage III, 5 biedt een levendige beschrijving van het drukke, toen al overbevolkte Cairo en Tvoyage III, 7 bevat het verslag van Van Ghisteles bezoek aan het Caireense hof. Voorts verstrekt Van Ghistele een groot aantal inlichtingen over de hofstaat van Kâ'itbey, inlichtingen die hij kreeg van een uit Danzig afkomstige mammeluk (Tvoyage III, 9), en is hij ooggetuige van het Kâ'itbey typerende barbaarse optreden tegen ondergeschikten (Tvoyage III, 13). Opmerkelijke mededelingen over de andere landen die Van Ghistele bereisd heeft, zijn al evenzeer in ruime mate voorhanden. Niet alle kunnen ze hier de revue passeren, maar bijzondere vermelding verdient de informatie - over Perim, het eiland in de monding van de Rode Zee, waar Van Ghisteles eerste poging om in Abessinië te geraken strandde en waar hij merkte dat het vrijgeleide van de Egyptische sultan van nul en generlei waarde meer was (Tvoyage IV, 13); - over het Syrische Damascus, de fraaie omgeving van deze stad, maar ook zijn dichtbevolkte voorsteden (Tvoyage VI, 7); - over Tâbriz in Noord-Perzië, waar Van Ghistele onder meer het koninklijk paleis bezichtigt en waar men hem vertelt over twee pogingen tot staatsgreep die de toenmalige heerser Ya'kub Bey met succes onderdrukt had (Tvoyage VII, 13); - over de dood en de begrafenis van de Turkse sultan Mohammed II in 1481 en de daarop volgende successiestrijd tussen zijn beide zoons, een uiterst levendige beschrijving die weliswaar niet op grond van Van Ghisteles eigen waarneming tot stand is gekomen, maar die zeer belangwekkkend genoemd mag worden daar zij ons overigens enkel bekend is door een uniek Frans manuscript uit het eind der 15e eeuw (Tvoyage VIII, 8 tot en met 12); - over de merkwaardige, geprivilegieerde groep christenen in Tunis, de zogenaamde ‘kerstenen van Rabat’ (Tvoyage VIII, 28). Al deze berichten (en nog veel andere, hier niet ter sprake gebrachte) lijken een waardevolle bijdrage te kunnen leveren tot de kennis van de Arabische wereld op het eind van de 15e eeuw. |
|