Triumphus Cupidinis. Encomium matrimonii. Nederlantsche poëmata(1628)–Joan Ysermans– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 367] [p. 367] Sonet. Op den Sincxen-dach. GOdt Vader die om u Soons vville,, in tempeest Op heden neder sant,, op heden hebt ghegeuen, Tot troost den geest des vredts: met u lie hoogh verheuen Dry-vuldich nochtans een daert al voor schrickt, en vreest. De menschen sijn bedroeft van minste, tot de meest, Elck schroomt den quaden tijt, de neringh is verdreuen, Met vred', liefd', en een-dracht: dus Heer op dat vvy leuen Seynt den peys-maker vveer, den trooster uvven geest. Den lant-man vvort verdruckt, den steds-man sucht, en claghet Doch Heer ghy slaet, en salft, vvant sulcke liefde draghet Geen Moeder tot haer kindt, als ghy tot ons doet Heer. VVaerom vvanhopich dan? u hant cant al versaden Al sijn als t'sant der zee ons sonden, en misdaden Siet u ghenade is veel grooter noch, en meer. FINIS. Ierem c. 47. O mucro Domini, quousque non requiesces? Ingredera in vaginam tuam, refrigerare, & sile. Vorige Volgende