Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden
(1708)–Elisabeth van Wouwe– AuteursrechtvrijStemme: Comt hier al gy sondarige menschen.O Ziel betracht gy t'eeuwigh leven
Bevat dêes weerde les verheven
Tracht te benerstigen de deught
Wilt gy Godt eeuwelijck bëerven
En comen tot des hemels vreught
All' aerts genucht moet gy versterven
2. En wilt den hoogen moet niet toonen
| |
[pagina 152]
| |
Want in de nietheyt moet gy woonen
Soo lanck als gy op d'aerde leeft
De creaturen moet gy derven
Want soo lanck gy die noch aenkleeft
Cont gy Godt niet oprecht beerven.
3. Wort gy veracht een ander gepresen
Gy moet hier in te vrede wesen,
Sout gy met Godt vereenight zijn
Al strijdt hier somtijdts de natuere
En weest daerom toch niet in pijn
Laet het haer met de doodt besuere.
4. Wilt gy hier wel met Godt verkeeren
Gy moet eerst wel inwendigh leeren
U selven heel ten gront uyt gaen
Baetsucht en eygen liefde mede
En u van eygen wil ontslaen
En zijn alleen met Godt te vreden.
5. Wilt gy Godts gunst besonder erven
U selfs moet gy in all's versterven
En woonen diep in uwen niet
Van sinnelijcken lust ontbonden
Datmen geen drift in u en siet,
In Godt alleen u meynigh gronden.
6. Wilt gy dat eenigh een, eens raecken
T'welck Godt is, gy moet all's versaecken.
En met Godts wil vereenigt zijn
Verduldigh wesen sonder clachten
In Godt gevredight sonder pijn,
Beminnen hem uyt al u krachten.
7. Mijn ziel tracht gy hier toe te geraecken
Derft en versterft al aertsche saecken
En al wat uwen geest belet
Dat eenigh een Godt sult gy winnen
En treden in sijn cabinet,
Daermen alleen maer weet van minnen.
8. Door 't verlaeten der creaturen
En t'sterven van de quaey natueren
Bekomt de ziel dat hooghste goet
Al waer sy eeuwelijck sal rusten,
In haeren vollen overvloet,
Vervult met hemelsche wellusten.
|
|