telaten, en met u, indien het Gode behage, nog eenige jaren gelukkig te leven. Gy, myne Vriendin, kunt my alléén tot dit besluit overhalen. Als men zekere jaren heeft, is er in onze karakters eene gevestigtheid, die zich niet heel gemaklyk schikt naar zulken, die te véél met de onze verschelen: Maar die zwarigheid heeft tusschen ons, zo als gy zeer vriendlyk aanmerkt, geen plaats. Onze vriendschap is gegront op de onwankelbare zuilen der deugd; het wederzyds behagen, vry van alle jeugdige vleijeryen, drukt er het zegel op.
Hoewel ik altoos reden had, om de bestieringen des Allerhoogsten te loven, en met dankzeggingen te zegenen, zo is het echter wáár, dat my vele rampen getroffen hebben. Geen der geringsten was het, myn eerlyken goeden Willis te verliezen, in eenen nog fleurigen leeftyd, genoegzaam geruïneert, en met twee jonge kinderen bezwaart. Uw dierbaar hart heeft nooit gebloet over zo een verlies. Gy kondt zulk een onwaardig, onrechtvaardig man betreuren, om dat gy eene edele ziel hebt; maar ik verloor een man, dien ik hartelyk beminde, en die ik zag wegkwynen van droefheid, om dat hy méér zyn oprecht hart, dan mynen voorzichtigen raad gevolgt hadt.
Met eene nimmer sluimerende oplettentheid bezorgde ik alles, wat van my afhing. Ik schik-