| |
| |
| |
Honderd-negen en vyftigste brief.
Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed aan Mejuffrouw de Weduwe Willis.
Hoogstge-eerde vriendin!
Nu kan ik alle myne droevige dagen vergeten: ik ben gelukkig, gelukkig in my zelf, in myne Vrienden, en eene der waardigste Vrouwen vereert my met hare allerbyzonderste vriendschap. Ik ontfang deeze vriendschap als een der kostelykste geschenken, die ik immer van de Voorzienigheid ontfangen heb: Zy geve, dat wy nog eenigen tyd hier te samen mogen leven, om ons méér voortebereiden voor de grote standsverwisseling, om onze jonge lieden nuttig te zyn, om alle menschen wel te doen.
Uwe liefde voor Letje doet haar zeer veel eer, maar zy is die waardig, en zal die gedurig meer waardig worden. Zy bemint uw Zoon, zy kent des zyne waarde; dit geeft my zeer voordelige denkbeelden van haar verstand. Saartje hadt haar voorbereit, om hem met onderscheiding te beschouwen; en plagt, half ernstig, half spottende, te zeggen: ‘myn Willem geef ik aan niemand dan aan myn Letje.’
| |
| |
Ik heb met haar niets over hem gesproken; ik moet eerst zien, of uw Zoons hart los genoeg is van zyne eerste beminde, om Letje met liefde te kunnen beschouwen. Indien dit zo zy, dan is Juffrouw Brunier al zo zeer geschikt, om uwen Zoon, als Juffrouw Burgerhart om Edeling gelukkig te maken. Letje is minder levent dan Saartje, heeft ook veel minder vernuft, maar zy heeft een gezont oordeel, en is met een zagt woord te leiden. Zy heeft geene hele sterke neigingen tot iets, wat ook, en zo zy iets te doen heeft, zal zy dat eenparig volvoeren, zonder het om uitspanning neêr te leggen. Letjes karakter is eenparig goed, Saartjes is groot, edel, wat romanesq; maar 't kan zo goed, zo eenparig goed worden als Letjes. Beide hebben zy den sterksten afkeer van het onbetaamlyke, doch zy moeten in goede handen zyn, om zo goed te blyven als zy zyn, ja, om nog veel beter te worden.
Naar mate de trouwdag nadert, wordt Burgerhartje denkender: zy heeft wel eens vogtige oogen. Ik zal u een discours, met haar deezen avond gehouden, mededelen.
Ik. Zyt gy niet wel, Liefde? gy zyt zo stil, zo statig, 't is of al de vreugd er uit is.
Zy. Ik ben zeer wel, en zeer vergenoegt, maar ik ben, 't is waar, wat peinsagtig. Hemel! nog maar weinige dagen, en -
| |
| |
Ik. (haar invallende,) En gy zyt de Vrouw van een onzer beste, beminlykste jonge lieden; van een man, die u bemint als zyn eigen leven. Ontrust u dit vooruitzicht?
Zy. Ja, en neen! ik weet het zelf niet: (Zy omhelsde my tederlyk,) en u te moeten verlaten, nu ik alle oogenblik uwe lessen zal nodig hebben; u, die ik onder alle Vrouwen het meeste bemin en waardeer! och, ik kan, ik kan daar niet aan denken. Mogt ik onder uw oog den zorgelyken Huwlyks - heuvel opwandelen, dan zou ik meer moeds hebben. ô Ik ken myne zwakheden: ik vrees voor het vermogen, dat ik op het hart myns Edelings heb; ik vrees, dat myn schertzery hem wel eens zal dringen, om verkiezingen in te volgen, die ik nog geheel moet afleren.
Ik. Doet gy u zelf nu geen ongelyk? Zoudt gy u ooit van uw invloed op uwen man willen bedienen, om u vryheden te bezorgen, die gy zelf niet goedkeurt?
Zy. Zo lang ik denk, neen; maar ik vrees, dat ik niet altyd zo denken zal! Eén ligtzinnig oogenblik! en wie is daar voor beveiligt?
Ik. Kom aan, Liefde, ik zal u eens éénen raad geven, dien ik u niet zoude geven, indien ik niet verzekert ware, dat gy een edelmoedig karakter hebt. Eerst nog: trouwt gy Edeling alléén uit liefde, uit een personeel behagen in hem; of om dat gy besluit, dat dit huwlyk voor
| |
| |
u best is?
Zy. Ik trouw Edeling uit liefde, uit personeel behagen, uit overweging, dat dit zo best is; en ik acht geen man in de waereld zo hoog als hem. Met één woord, ik verkies myn besten Vriend tot mynen Man.
Ik. Deeze bekentenis doet u eer aan! Daar dit nu alles zo is; en daar gy overtuigt zyt, dat hy u met tederheid bemint, uwe waardy kent en erkent; daar gy zulke goede beginzels hebt; daar gy u zelve zeer verstandig wantrouwt; waar voor zyt gy dan bekommert?
Zy. Voor harssenbeelden, die myne eige dwaasheid my in de handen geeft. Dan denk ik eens: zal zyne liefde duurzaam, zal zyne achting bestendig zyn. Zal ik den toegevenden Vriend in den ernstigen Echtgenoot behouden? Zullen onze humeuren wel genoeg harmonieeren? Zal hy geduld met my hebben, als hy kan bevelen? Hoe zal die inwoning by zynen Vader gaan? Ben ik een meisje, dat een redeloos, ik wil het zo, kan eerbiedigen? Zal ik kunnen dulden, dat myn lieve verstandige man begraauwt, of als een Jongen gehandelt wordt? Wat zal ik met zo een Vader aanvangen, die, met alle zyne goede hoedanigheden, de liefde zyner eigen kinderen nooit heeft weten te winnen? Myn humeur, weet gy, is niet moeilyk:
| |
| |
naar weet gy, waar toe verdriet my zou brengen? -
Ik. Ja! gy zult of ziek worden en wegkwynen, of gy zult geemlyk en stout worden.
Zy. Sloof ik my dan niet kostelyk uit? Met dit alles had ik niets te maken, zo ik by u bleef. Hoe veel zet ik op de Huwlyks-kaart! en wat trek ik, zo het al ten besten loopt? Een grote drukte, beslommering, en een huis vol zorg.
Ik. Gy vergeet iets, en dat is ook nog al zo iets; veel of weinig, 't moet er tog by opgenoemt.
Zy. En wat, zo het u blieft?
Ik. Hoe veel gy ook, om uwe uitdrukking te gebruiken, op de Huwlyks - kaart zet, gy doet winst. 't Is waar, gy wordt maar de beminde, de geachte vrouw van den waardigsten Jongeling; gy wordt maar meestresse van zyn hart; gy komt maar onder de bescherming van uwen besten Vriend. Evenwel, dit is nog zo al iets, Liefde.
Zy (Zy glimlachte.) Nu hebt gy my aartig beet. Laat ik er u een kusch voor geven.
Ik. In ernst, myn Burgerhartje, zo gy inderdaad (en daar ben ik voor my zeer van verzekert,) den Huwlyks-weg inslaat, met het zuiver voornemen, om uwen pligt te doen; dan zult gy zo gelukkig zyn met uwen man, als men aan deeze zyde des grafs ooit worden kan.
| |
| |
Gy verliest niets; al de winst is zo wel aan uwe als aan zyne zyde; dewyl gy maar één belang hebt. Ik wil u niet verzekeren, dat alle uwe dagen schone zomerdagen zyn zullen: er zyn vele, niet eens noemenswaardige, voorvallen, die ongenoegen kunnen veroorzaken. Eene kleine ongesteltheid, eene onaangename ontmoeting, een weinig hoofdpyn, maken de redelykste menschen wel eens wat luimig. Hier voor is uw Edeling zo min beveiligt als een ander; daar by komt nog, dat hy zeer vele affaires heeft. Zo ik nu iets op u vermag, gebruik in alle zulke beuzelingen uw verstand. Laat uw vernuft hem dan doen lachen! Kyk niet statig, als hy al te weinig met u schynt op te hebben; dit brengt wel eens verwytingen, en grote verdrietelykheden voort. Begryp, dat, als iets moet gedecideert worden, uw man de concluderende stem heeft. Ydere Vrouw, die een man van verstand en een gevoelig hart trouwt, begrypt, dat zy dit recht aan hem moet afstaan; doch zy zal by de uitkomst zien, dat in deezen ook alweêr haar pligt haar geluk is.
Zy. Ik bedank u voor uwen raad. Ik zal dien altoos in acht nemen. Beloof my maar iets.
Ik. Wat, myn kind, moest dat zyn?
Zy. Dat gy my, zo dra gy ziet, dat ik niet wel doe, my dat herinnert; met één woord: waak over alle myne schreden. Ik weet het, dat ik u eerlang zal moeten verlaten. Ik kan
| |
| |
myne tranen niet weêrhouden, als ik denk, dat ik u alle daag niet zien zal; dat ik u niet ten geduriger voorbeeld hebben zal! en ik ben nog zo jong... kom in eene vreemde familie. (Zy was zeer bedroeft.)
Ik. Myn allerliefste Meisje, alles, wat ik voor u doen kan, zal ik doen; ik zal my het vertrouwen, dat gy in my stelt, waardig maken. Iets moet ik u nog vragen: Hoe meent gy uw levenswys in te richten?
Zy. Zó, dat ik my durf vleijen met uwe, en met der waarde Juffrouw Willis goedkeuring. Ik meen in myn mans huis, en in zyn gezelschap, dat geene te vinden, 't welk ik elders te vergeefsch zogt - vreugd en genoegen. Ik meen myn zalige Moeders voorbeeld te volgen, de Huishoudster zo wel als de Vrouw, en, als ik kindertjes heb, geheel Moeder te zyn. Ik meen geen Saletten, geen Speelpartyen te houden; maar myn gezelschap zal bestaan uit de Familie van myn Man, die van Juffrouw Willis, van myn lieven Voogd, en van nog iemand. Kunt gy raden van wie?
Ik. Mooglyk van de Weduwe Buigzaam; wat weet ik het ook zo netjes? Liefde?
Zy. Ja van u, ô myn dierbaarste Vriendin! Wy zullen kleine Concertjes hebben; wy zullen, als 't ons in 't hoofd komt, eens een uur- | |
| |
tje omberen; wy zullen zelden uitlopen, zo er niet een heerlyk Muziek, of een schoon Treurspel te horen is. Wy zullen naar Vader Edelings Buiten gaan, zo dra 't mooglyk is, en wy zullen God alle avonden danken voor gelukzaligheden, die wy genieten, en aan anderen uitdelen. Wy zullen lezen, en onze handwerken benyveren, en de levensdag zal om zyn; eer wy er aan denken. Dan gaan wy, de eene wat vroeger, de andere wat later, wel te vreden, van het Levens-Feest, naar de stille graven, en slapen, tot dat de dag der eeuwigheid aanbreekt. Is het Young niet, die zich zo uitdrukt?
Ik. God zegene uwe voornemens, en geef, dat wy ons, door een heilig leven, voorbereiden tot eenen staat, waar toe hy ons geschapen heeft, die der kennis en des volmaakten geluks. Nu moet ik nog een ander woordje met u spreken. De Heer Blankaart heeft my verzogt, om, schoon gy stil verkiest te trouwen, op den avond van uwe Echtverbintenis, het zelfde gezelschap te zien, als toen gy verjaarde. Ik denk, dat gy daar niets tegen hebt.
Zy. Niets. Schik dit alles, zo als gy wilt.
Ik. De oude Heer Edeling is er sterk voor, om aan zyn eigen huis eene grote Party te geven; maar ik heb aan uw Bruidegom verzogt, dat dit agt dagen later mogt zyn. Dan kunt gy al dien tyd nog hier blyven, met uw Man, en
| |
| |
dan dient de Party met een voor een welkomst in de Familie, en in uws Vaders huis.
Zy. Maar agt dagen! o my!
Ik. Ja, Liefde, ik durfde niet meer bedingen; 't zou zyn, of gy geen genegenheid voor uw Mans Familie hadt; en zulke opvattingen doen nimmer goede uitwerkzels. Myn eigen kamer zal zo lang de uwe zyn: Ik zal die van Hartog gebruiken.
Zy. Hoe zal ik alle uwe liefde en zorg beantwoorden?
Ik. Door te geloven, dat ik u bemin als myne Dochter, en u van mynen raad te bedienen.
Zie daar, Mejuffrouw, het gesprek. Hebben wy reden, om een zeer goed Huwlyk te gemoet te zien? Huisselyke bezigheden doen my dus spoedig eindigen; ik had nog wat meer te melden: dit nu mondeling, zo wy de gelegenheid maar hebben. Ik ben
Uwe hoogstachtende Vriendin,
Maria Buigzaam,
Weduwe P. Spilgoed.
|
|