trap.) Letje, Letje, kom af; myn Broêr Willem is gekomen; toe, je moet maar eens gaauw zien, wie of myn beste Willem is. (Juffrouw Letje kwam.)
Ik. Mejuffrouw, ik heb u het compliment te doen van myne Moeder en Zuster; ik geloof, dat in den Brief aan Mevrouw ook een voor u is, van beide.
Juffrouw Letje bedankte my voor dit aangenaam bericht. Lieve Moeder, mag ik u eens wat zeggen? De goede Heer Blankaart hoopt, dat die Juffrouw myn Vrouw zal worden: hy pryst haar zeer. 't Is een zeer fraaije Dame, die my hoogst zou bevallen, indien ik Burgerhart kon vergeten.
Mevrouw Buigzaam heeft het air van een Engel, en de waardigheid eener Heilige. Me dunkt, dat, buiten uwe goedkeuring, niemands my zo veel waardig kan zyn, dan de hare. Gy zult eene Boezem - vriendin in haar vinden; en wie weet, welke stille tonelen van onbekende, en dus onbenyde gelukzaligheden gy hier nog te samen zult doorwandelen! Uw beider karakter, staat het my vry daar over te oordelen, is voor elkander berekent.
De Heer Edeling kwam in: ik ontroerde! Edeling, zei Juffrouw Saartje, daar presenteer ik u nu myn Broêr Willis: ô, hy is zeker nog veel beter dan ik u gezegt heb. De Heer Ede-