dig ontrukt; zo dat ik nu de eenige ben, die pretensie heeft op deeze som. Vele rampen hebben my getroffen; door verscheiden levensstanden ben ik gegaan. God is goed: dit is my genoeg. De Vriend van zulk een deugdzaam man, als de Heer Bern was, zal zeker in deezen geen dwepery vinden? Anders weet ik wel, dat men niet gewoon is, in deezen trant, dusdanig een Brief, als den uwen, te beantwoorden.
Ik zal de nodige bewyzen en papieren aan den Advocaat, Cornelis Edeling, ter hand stellen, die my belooft heeft, met den Heer Herberts, en voor de Kamer, alles aftedoen. God zegene u, myn Heer! en, is dit uw oogmerk, geleide u naar het Vaderland te rug, om daar in rust uw weldadig leven te eindigen. Ik noeme my met achting,
Uwe ootmoedige Dienaresse,
Maria Buigzaam,
Weduwe P. Spilgoed.